Terug
Gepubliceerd op 15/03/2024

2024_MV_00160 - Mondelinge vraag van raadslid Tom De Meester: Besparingen dienst stadsarcheologie

commissie stedenbouw, stadsontwikkeling, natuur en wonen (SSW)
do 14/03/2024 - 19:00 Gemeenteraadszaal
Datum beslissing: do 14/03/2024 - 21:54
Behandeld

Samenstelling

Aanwezig

Christophe Peeters; Johan Deckmyn; Gabi De Boever; Karin Temmerman; Sven Taeldeman; Zeneb Bensafia; Karlijn Deene; Jef Van Pee; Gert Robert; Mieke Bouve; Cengiz Cetinkaya; Carl De Decker; Karla Persyn; Patricia De Beule; Tom De Meester; Stijn De Roo; Anita De Winter; Yüksel Kalaz; Caroline Persyn; Christiaan Van Bignoot; Joris Vandenbroucke; Sonja Welvaert; Manuel Mugica Gonzalez; Tine Heyse; Sami Souguir; Astrid De Bruycker; Fourat Ben Chikha; Nicolas Vanden Eynden; Els Roegiers; Filip Watteeuw; Jeroen Van Lysebettens; Emilie Peeters; Helga Stevens; Anton Vandaele; Veli Yüksel; Stephanie D'Hose; Alana Herman; Mehmet Sadik Karanfil; Bert Misplon; Anneleen Van Bossuyt; Nikolaas Schuiten; Tom Van Dyck

Afwezig

Emmanuelle Mussche; Anneleen Schelstraete; Bart Tembuyser; Jeroen Paeleman; Maarten De Grauw

Secretaris

Tom Van Dyck
2024_MV_00160 - Mondelinge vraag van raadslid Tom De Meester: Besparingen dienst stadsarcheologie 2024_MV_00160 - Mondelinge vraag van raadslid Tom De Meester: Besparingen dienst stadsarcheologie

Motivering

Toelichting/Motivering/Aanleiding

In februari verscheen een artikel in de pers waaruit blijkt dat de stad Gent, ondanks de besparingen op de dienst Stadsarcheologie, een vacature heeft uitgeschreven bij diezelfde dienst. In het vernoemde artikel reageert bevoegd schepen Watteeuw dat er meer archeologen in het heroriënteringstraject waren gestapt dan voorzien en ze ondertussen ook een andere job hebben gevonden. De dienst zou - volgens de schepen - 1 personeelslid tekort komen om het hogere aantal archeologienota's te verwerken en archeologische onderzoeken op te volgen.

Indiener(s)

Tom De Meester

Gericht aan

Filip Watteeuw

Tijdstip van indienen

di 05/03/2024 - 14:33

Toelichting

1/ Hoe verklaart de schepen dat er 4 ipv 3 stadsarcheologen zijn ingestapt in het heroriënteringstraject?

2/ Gent is erkend als een onroerend erfgoedgemeente. Hierdoor zal het aantal archeologienota's en archeologische onderzoeken aanzienlijk verhogen en dus ook de werklast voor de dienst stadsarcheologie. Hoe ziet het stadsbestuur de toekomst en weerbaarheid van deze stadsdienst?

- Zal 1 extra personeelslid volstaan om de werklast onder controle te houden?

- Overweegt het stadsbestuur om terug te komen op de besparingsmaatregel en de opgravingen opnieuw door de eigen stadsdienst te laten uitvoeren?

Bespreking

Antwoord

U vraagt mij een verklaring te geven over de reden waarom 4 in plaats van 3 personeelsleden uit het team stadsarcheologie van het heroriënteringstraject gebruik hebben gemaakt. U begrijpt natuurlijk wel dat bij een personeelslid veel redenen en overwegingen kunnen meespelen om van deze heroriënteringsoptie gebruik te maken. Deze persoonlijke overwegingen ken ik niet en ik wens hierover ook niet te speculeren. Ik stel - samen met u - wel vast dat bij de voorziene heroriëntering van 1 consulent archeologie uiteindelijk beide consulenten archeologie uit dit team van de heroriëntering gebruik maakten. Hun competenties en ervaring binnen de stadsadministratie hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat beiden snel een andere jobinhoud vonden en uiteindelijk zijn ingegaan op een heroriëntering. Dit betekent dus dat er een vrijgekomen plaats binnen dit team ingevuld kan worden. Vandaar ook de vacature. 

Nu, wat het aantal archeologienota’s en daarmee gepaarde werklast betreft. Het is inderdaad zo dat Stad Gent sinds haar erkenning als onroerenderfgoedgemeente de archeologienota’s op haar grondgebied bekrachtigt. Dit is een taak, die vroeger door het Agentschap Onroerend Erfgoed werd opgenomen. De werklast, die hiermee gepaard gaat, is tijdens de besparingsoefening ook mee in rekening gebracht. Deze werklast werd op basis van het gemiddeld aantal archeologienota’s op grondgebied Gent van de voorbije 5 jaar ingeschat. Er is op vandaag geen enkele indicatie dat deze inschatting niet correct zou zijn. Er is ook geen enkele aanleiding - denk maar aan decretale wijzigingen of toenname aan bouwactiviteiten - die wijst op een afwijking van de toen gemaakte inschatting. Uiteraard blijven we de werkdruk monitoren en - indien nodig - zal daar ook worden bijgestuurd. Kortom, met de aanwerving van één bijkomend personeelslid kunnen we het goedkeurde personeelskader invullen en de huidige werklast bij het team stadsarcheologie opvangen. 

Wat uw laatste vraag betreft, kan ik u meegeven dat er momenteel nog geen overwegingen zijn, waarbij het stadsbestuur op de genoemde besparingsmaatregel zou terugkomen. De beslissing om onze stedelijke ambtenaren geen fysieke opgravingen meer te laten uitvoeren, blijft dan ook. Ik kan u voor deze beslissing - los van de budgettaire beperkingen - ook enkele argumenten en moeilijkheden aankaarten:

  • De accentverschuiving van terreinonderzoek naar archeologisch beheer draagt bij tot een meer proactieve en dienstverlenende aanpak bij nieuwe projecten van stad Gent en andere Gentbouwers;
  • Voor de erkenning als onroerenderfgoedgemeente hadden we als stad zicht op 5% tot 6% van het archeologisch onderzoek in Gent (het deel dat we zelf opnamen). Nu hebben we als stad via de archeologienota’s zicht op 100% van het archeologisch onderzoek dat in onze stad wordt uitgevoerd. Dit geeft ons de mogelijkheid om onze kennis van de Gentse Stadsgeschiedenis nog verder uit te breiden en deze kennis met het brede publiek en de Gentenaar te delen;
  • Omdat we als stad nu de verantwoordelijkheid hebben om alle archeologienota’s op het grondgebied van Gent te bekrachtigen, kan je het bekrachtigen van je eigen archeologienota’s (en eventueel daaraan gekoppelde archeologische onderzoeken) op het vlak van integriteit moeilijk verantwoorden;
  • De eerste ervaringen met het bureau dat het Gentse raamcontract voor het opmaken van archeologienota’s opneemt, zijn momenteel positief. De Stad heeft het volle vertrouwen in de expertise en een goede samenwerking met de private markt. We zien geen aanwijzigen dat dit resulteert in een verminderde kwalitatieve omgang met ons archeologisch patrimonium.

Het zijn onder meer bovenstaande elementen, die nogmaals illustreren dat het hier niet om een blinde besparingsmaatregel ging. Het gaat evenzeer over een weloverwogen beleidskeuze die aansluit bij de huidige erfgoedregelgeving en de dienstverlenende rol die daarin voor de ambtenaren van de lokale besturen is weggelegd.

vr 15/03/2024 - 10:42