In een arrest van 3 april heeft de Raad van State beslist dat het gecontesteerde wijkmobiliteitsplan voor de Dampoort en Oud-Gentbrugge wel degelijk een administratieve handeling uitmaakt en niet louter een beleidsmatig document is. Dit betekent dat het ingestelde beroep tot vernietiging van het plan ontvankelijk is en dat de zaak nu verder ten gronde zal behandeld worden.
In een brief van 5 april vragen de partijen die het beroep hebben ingesteld aan het college om, met als argumenten redelijkheid en deugdelijk bestuur, de op 29 april voorziene invoering van het wijkmobiliteitsplan niet door te voeren en de beslissing ten gronde door de Raad van State af te wachten. In geval van een vernietiging van het plan door de raad zou alles immers opnieuw moeten teruggeschroefd worden. Bovendien dreigen in dat geval ook schadevergoedingen te moeten worden betaald.
Motivering hoogdringendheid: De aanmaning aan de leden van het college (met kopie aan de voorzitter en de fractievoorzitters) waarvan sprake in de vraagstelling (en een arrest van de raad van state van woensdag 3 april betreffend) dateert van vrijdag 5 april. Dit is na het verstrijken van de deadline voor vragen voor de commissie MEO van april. Het debat over de aanmaning – met de vraag om het wijkmobiliteitsplan Dampoort/Oud -Gentbrugge niet in te voeren op 29 april – en het arrest kan niet worden uitgesteld aangezien volgende commissie MEO pas plaatsvindt in mei (na de momenteel voorziene datum van invoering). De discussie over het mobiliteitsplan in kwestie leeft bovendien sterk bij de bevolking en de nieuwe elementen nopen onmiskenbaar tot publiek debat in de context van de gemeenteraadscommissie binnen de kortst mogelijke termijn.
1. Wat is de reactie van het college op het arrest en op de aanmaning?
2. Zal de invoering van het wijkmobiliteitsplan (opnieuw) worden uitgesteld in afwachting van de uitspraak ten gronde van de Raad van State?
Mijn antwoord is ook met de juridische doorgenomen. Eerst en vooral wil ik graag duiden dat de Raad geen enkele beslissing heeft genomen over de grond van de zaak en dus enkel heeft geoordeeld dat het plan wel rechtsgevolgen met zich mee brengt.
Dit betekent dus enkel dat de Raad zich bevoegd acht om uitspraak te doen over de grond van de zaak (i.c. de wettigheid van het plan). Dit betreft dus een tussenarrest zonder enige uitspraak over de grond van de zaak.
De enige, finale rechterlijke beslissing die momenteel voorligt en waar we ons als Stad met de nodige zekerheid op kunnen baseren, is de beslissing van het Hof van Beroep inzake het kort geding waarin dit Hof tot het besluit is gekomen dat het wijkmobiliteitsplan wel degelijk op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen en derhalve wettig is.
De tegenpartijen proberen in hun betoog de legitimiteit van dit arrest van het Hof in twijfel te trekken door te stellen dat ook het Hof verkeerd was in zijn oordeel omtrent de vraag of het wijkmobiliteitsplan al dan niet een zuiver beleidsplan betreft. Dit doet echter niets af aan, en staat ook los van, de overige onderdelen van het voormeld arrest waarin het Hof ingegaan is op de andere aspecten van het wijkmobiliteitsplan waaronder het luik van de totstandkoming, de wijze van participatie,…. Daaromtrent was het Hof zeer duidelijk dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de wettigheid van het wijkmobiliteitsplan.
Met de aanmaning proberen de betrokken partijen eigenlijk nogmaals te bekomen wat zij middels het kort geding niet hebben kunnen bekomen, nl. het doen tegenhouden van de invoering van het plan.
Gezien het Hof van Beroep hen hierin ongelijk heeft gegeven, zien wij geen reden om de invoering van het plan tegen te houden. Het is immers louter en alleen een tussenarrest waarin op geen enkele wijze een uitspraak wordt gedaan over (de grond van) het wijkmobiliteitsplan. We blijven immers ten volle staan achter de visie en het belang van het wijkmobiliteitsplan.
wo 10/04/2024 - 10:41