Terug
Gepubliceerd op 02/02/2024

2024_CBS_00961 - OMV_2023083541 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een gefaseerde bemaling voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in enkele straten te Gent (Groot-Brittanniëlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Louis Pasteurlaan, Bijlokestraat) - zonder openbaar onderzoek - Bijlokehof, Godshuizenlaan, Groot-Brittanniëlaan, Jan-Baptist Boterdaelestraat, Louis Pasteurlaan en Martelaarslaan, 9000 Gent - Vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 01/02/2024 - 08:32 College Raadzaal
Datum beslissing: do 01/02/2024 - 09:12
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Tine Heyse

Aanwezig

Mathias De Clercq, burgemeester-voorzitter; Filip Watteeuw, schepen; Tine Heyse, schepen; Astrid De Bruycker, schepen; Sami Souguir, schepen; Bram Van Braeckevelt, schepen; Isabelle Heyndrickx, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Evita Willaert, schepen; Rudy Coddens, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur; Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Verontschuldigd

Sofie Bracke, schepen

Secretaris

Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Voorzitter

Filip Watteeuw, schepen
2024_CBS_00961 - OMV_2023083541 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een gefaseerde bemaling voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in enkele straten te Gent (Groot-Brittanniëlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Louis Pasteurlaan, Bijlokestraat) - zonder openbaar onderzoek - Bijlokehof, Godshuizenlaan, Groot-Brittanniëlaan, Jan-Baptist Boterdaelestraat, Louis Pasteurlaan en Martelaarslaan, 9000 Gent - Vergunning 2024_CBS_00961 - OMV_2023083541 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een gefaseerde bemaling voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in enkele straten te Gent (Groot-Brittanniëlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Louis Pasteurlaan, Bijlokestraat) - zonder openbaar onderzoek - Bijlokehof, Godshuizenlaan, Groot-Brittanniëlaan, Jan-Baptist Boterdaelestraat, Louis Pasteurlaan en Martelaarslaan, 9000 Gent - Vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

 

Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

 

Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

 

FARYS btw-eenheid BTWE met als contactadres Stropstraat 1, 9000 Gent heeft een aanvraag (OMV_2023083541) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 9 november 2023.

 

De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:

Onderwerp: het exploiteren van een gefaseerde bemaling voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in enkele straten te Gent (Groot-Brittanniëlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Louis Pasteurlaan, Bijlokestraat)

• Adres: Bijlokehof 40-41, Godshuizenlaan , Groot-Brittanniëlaan 2-29, Jan-Baptist Boterdaelestraat 1-3, Louis Pasteurlaan 1-2 en Martelaarslaan 1-188, 9000 Gent

Kadastrale gegevens: afdeling 6 sectie F nrs. 622M21, 622H23, 622C8, 622X21, 622C23, 622T6, 622F8, 622E8, 622D8, 622N8, 622H8, 622G6, 622C19, 622L19, 622N12, 622D23, 622N20, 622C24, 622D, 622F24, afdeling 16 sectie K nrs. 955N13, 955M13, 955S9, 955T9, 955K13, 955R8, 955S8, 955R12, 955N7 en 955S12

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 8 december 2023.

De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 24 januari 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

1.       BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

Het betreft het exploiteren van een gefaseerde bemaling voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in enkele straten te Gent (Groot-Brittanniëlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Louis Pasteurlaan, Bijlokestraat).

 

Volgende rubrieken worden aangevraagd:

 

 

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Deze rubriek betreft het lozen van bemalingswater met verhoogde concentraties boven het indelingscriterium. Het aangevraagde debiet alsook de aangevraagde parameters en concentraties worden onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | klasse 2 | Nieuw

24 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Deze rubriek betreft de exploitatie van een waterzuiveringsinstallatie (WZI) moest blijken uit staalname dat de concentraties hoger oplopen dan de vergunde lozingsnormen. Het aangevraagde effluent wordt onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | klasse 2 | Nieuw

24 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°  met een netto opgepompt debiet van meer dan 30 000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder maaiveld | Deze rubriek betreft de tijdelijke gefaseerde bemaling. Het aangevraagde netto opgepompt debiet wordt onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | klasse 2 | Nieuw

49230 m³/jaar

 

 

Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:
 

Omschrijving: De exploitant vraagt een bijstelling aan van Artikel 4.2.3.1 - 'lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat'.

 

De exploitant vraag een bijstelling aan op bijlage 4.2.5.1 - 'Controle-inrichting voor lozingen van afvalwaters'. Aangezien het een tijdelijke bemaling en tijdelijke lozing betreft wordt er geen meetgoot en speciale meetapparatuur geplaatst, enkel een staalnamekraan voorzien. De debietmeter die geplaatst wordt, is conform Vlarem II, artikel 5.53.3.2.$12 (meetinrichting tijdelijke bemaling).

 

Motivatie: De bijstelling van Artikel 4.2.3.1 - 'lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat' wordt aangevraagd op basis van de uitgevoerde staalname van het grondwater en de OVAM-screening.

 

Op basis van een staalname van het grondwater uitgevoerd ter hoogte van de projectsite kan aangenomen worden dat het bemalingswater verhoogde concentraties aan arseen kan bevatten. Voor deze parameter wordt een verhoogde lozingsnorm aangevraagd. 

 

Op basis van de OVAM-screening kan verwacht worden dat het bemalingswater plaatselijk verhoogde concentraties aan zink, ethylbenzeen, xyleen en MTBE kan bevatten. Ook voor deze parameters worden verhoogde lozingsnormen aangevraagd.

 

De motivatie voor de andere bijstellingen werden hierboven reeds vermeld.

 

Voorstel: Er worden afwijkingen aangevraagd voor Artikel 4.2.3.1 - 'lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat' met als doeleind lozing van het bemalingswater op de Coupure. Hier worden specifiek verhoogde lozingsnormen van 50 µg/l (10*IC = standaard BSP) voor arseen, 2000 µg/l (10*IC = standaard BSP) voor zink, 50 µg/l (10*IC = standaard BSP) voor ethylbenzeen, 40 µg/l (10*IC = standaard BSP) voor xyleen en 100 µg/l (standaard BSP) voor MTBE aangevraagd.

 

De afwijkingen voor de andere bijstellingen werden hierboven reeds vermeld.

 

 

2.       HISTORIEK

Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:

Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed.

 

BEOORDELING AANVRAAG

3.       EXTERNE ADVIEZEN

Volgende externe adviezen zijn gegeven:

 

Voorwaardelijk gunstig advies van VMM afdeling Afvalwater  afgeleverd op 21 december 2023:
 

De VMM-Advisering Afvalwater adviseert voorwaardelijk gunstig voor het lozen van 24 m³/uur – 576 m³/dag bedrijfsafvalwater met 2C stoffen, al dan niet via een wzi, op oppervlaktewater, mits het naleven van de algemene voorwaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater.

 

VMM is enkel gunstig op voorwaarde dat de gekende NaCl verontreiniging afgeperkt werd vooraleer de bemaling opgestart wordt.  Dit dient in samenspraak te gebeuren met de aangestelde

bodemsaneringsdeskundige, stad Gent en OVAM. 

 

Volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing:

- As  : 50 µg/l

- Zn  : 2000 µg/l

- Ethylbenzeen : 50 µg/l

- Xylenen : 40 µg/l

- MTBE  : 100 µg/l

 

De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van VLAREM II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van VLAREM II.

 

Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwantiteit en kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

 

Voor de bepaling van het debiet mag de meetmethode conform hoofdstuk 5.53. gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden.

 

Stilzwijgend gunstig advies van VMM afdeling grondwater afgeleverd op 9 januari 2024.
 

 

Voorwaardelijk gunstig advies van De Vlaamse Waterweg afgeleverd op 5 januari 2024.

 

4.       TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

4.1.   Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Het project ligt in woongebied, woongebied met cultureel, historische en/of esthetische waarde en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
 

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. De gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud. 


In de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn de voorzieningen toegelaten, welke gericht zijn op het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. Woongelegenheid kan toegestaan worden voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen (artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

 

Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.

Het project ligt in het bijzonder plan van aanleg BINNENSTAD - DEEL COUPURE, goedgekeurd op 18 juli 1989, en is bestemd als bestaande referentiehoogte(uitgedrukt in equivalent aantal nieuwbouwlagen), Centrumzone, klasse 1 voor tuinstrook en binnenkern en Zone voor wegen.

 

De voorgestelde inrichting of activiteiten zijn in overeenstemming met de voorgeschreven planologische bestemming en de stedenbouwkundige voorschriften.

 

4.2.   Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

5.       WATERPARAGRAAF

 

1. Ligging project

Het projectgebied is gelegen langs en stroomt af naar de Coupure (beheerder: De Vlaamse Waterweg nv). 

 

Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten 2023 niet overstromingsgevoelig: het terrein kent geen overstroming gemodelleerd voor fluviale overstromingen. Wel is het gevoelig voor pluviale overstromingen maar niet voor overstromingen vanuit de zee.

 

2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

De bemaling betreft een ingedeelde activiteit. De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem en grondwater. De bemaling moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verdroging zal voorkomen worden.

 

Op het project toepasselijke voorschriften uit het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde 

Het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde formuleert maatregelen om wateroverlast (en watertekort) in het bekken te voorkomen. De strategie "vasthouden-bergen-afvoeren" is hierbij van toepassing. Dit kan door het vermijden van de toename van verharde oppervlakte, het afkoppelen van hemelwater van de riolering, hergebruik ter plaatse, infiltreren waar mogelijk, bufferen, vertraagd afvoeren, vermijden van inbuizingen, aanleggen van groendaken, ... Via het instrument van de watertoets worden schadelijke effecten van nieuwe plannen, programma’s en vergunningen vermeden door het opleggen van gepaste maatregelen of het niet toestaan van nieuwe ontwikkelingen.

 

Er zijn geen acties opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde (2022-2027) die betrekking hebben op de vergunningsaanvraag.

 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Er worden geen werken aan de oever voorzien en bijgevolg zal de structuurkwaliteit van de Coupure niet veranderen. Er wordt geen significant negatieve impact op de watergebonden natuur en structuurkwaliteit verwacht.

 

Overstromingen

Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.

 

Waterkwaliteit

De lozing van het afvalwater is een ingedeelde activiteit. De impact van de lozing wordt besproken onder het aspect afvalwater. De lozing moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verontreiniging zal voorkomen worden.

 

De aanvrager dient ieder incident waarbij mogelijks oppervlaktewaterverontreiniging ontstaat binnen de 24 uur te melden aan RIS. De bemaling mag pas starten als ook de omgevingsvergunning is bekomen en de hierin opgelegde voorwaarden dienen strikt te worden nageleefd.

 

3. Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.

6.       PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.

Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.

 

7.       BEKENDMAKING

De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.
 

8.       OMGEVINGSTOETS

 

Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
 

bodem en grondwater

De bronbemaling moet voldoen aan onderafdeling 5.53.6.1 van Vlarem II en uitgevoerd worden volgens de richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu (VMM, 2019).

 

Geplande toestand

Er zal bemaald worden op een diepte van 5 meter. Het grondwater zal onttrokken worden aan een debiet van maximaal 24 m³/uur. Het grondwater wordt volgens de aanvraag geloosd in de   nog aan te leggen RWA-riolering welke uitmondt in de Coupure.

 

Bemalingscascade  (info: https://www.vmm.be/water/grondwater/bemaling)

In eerste instantie dient er zo weinig mogelijk grondwater opgepompt te worden (beperken duur, peilgestuurd, waterremmende constructies). Het grondwater dat onttrokken wordt dient zoveel mogelijk terug in de grond gebracht worden buiten de onttrekkingszone (retourbemaling, herinfiltratie). Voor het netto debiet dat overblijft dient onderzocht of nuttig hergebruik mogelijk is.

Indien dit niet mogelijk is of aangewezen mag het grondwater geloosd worden op oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. In laatste instantie mag het bemalingswater in de riolering geloosd worden.

 

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Om het beperken van de tijdsduur te garanderen bezorgt het erkend boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

  het merk en serienummer

  het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.

Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen

Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Om het debiet en de invloed van de bemaling zoveel mogelijk te beperken, wordt in de bijzondere voorwaarden een peilsturing van de bemaling opgenomen.

 

De bemaling dient te gebeuren d.m.v. automatische sturing o.b.v. het grondwaterpeil. Er dienen sondes voorzien die de bemalingspomp aansturen. De sondes worden bij de lijnbemaling geplaatst in een peilput in het actieve lijntraject. De noodzakelijke verlaging wordt per fase bepaald.

 

Aangezien de bemaling zal uitgevoerd worden met een filterbemaling, is het bemalingswater belucht en bijgevolg ongeschikt voor retour op diepte. Voor oppervlakkige herinfiltratie is er ook geen ruimte beschikbaar in de nabije omgeving door de stedelijke context. Het bemalingswater zal op de dichtstbijzijnde waterloop (Coupure) geloosd worden. Indien staalnames aantonen dat de concentraties van het bemalingswater oplopen tot boven de vergunde lozingsnormen, zal het water eerst in een waterzuiveringsinstallatie behandeld tot de vergunde lozingsnormen worden bereikt worden alvorens het geloosd wordt.

 

De lozingen van het onttrokken grondwater dienen 14 dagen voorafgaand aan de lozing te worden gemeld aan de exploitant van de openbare riolering, zijnde Farys, via www.farys.be/melden-van-bemaling. Met het oog op een goede werking van de openbare riolering wordt dit als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Wateroverlast

De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

 

Bodem/grondwaterverontreiniging

Volgens het nazicht op de decretale bodemonderzoeken bevinden er zich verschillende bij OVAM gekende dossiers binnen de invloedsstraal van de bemaling. Deze dossiers werden gescreend en indien nodig werd de impact van de bemaling op de verontreinigingen gesimuleerd in het grondwatermodel. Voor op één na alle gescreende OVAM-dossiers is de impact van de bemaling aanvaardbaar geacht. In dossier 11270 werd er een verontreiniging aan NaCl op diepte aangetroffen. Deze verontreiniging is echter nog niet afgeperkt. Deze problematiek werd reeds besproken met stad Gent, OVAM en VMM. Vanuit OVAM zijn brieven verstuurd naar de betrokkenen die aanmanen om over te gaan tot verder onderzoek (o.a. afperking van de verontreiniging). Voor dit OVAM-dossier kan dus op dit moment geen correcte impactbeoordeling gebeuren, nét omdat de nodige info nog niet beschikbaar is en pas beschikbaar zal zijn na realisatie van het BBO. De bemaling voor de riolering zal daarom uitgevoerd worden onder toezicht en in samenspraak met de erkend bodemsaneringsdeskundige die nog moet aangesteld worden voor OVAM dossier 11270. In samenspraak zullen mogelijk extra invloedswerende maatregelen opgestart moeten worden. Tijdens een OBO in 2017 werden er ook verhoogde concentraties aan minerale olie in peilbuis P9 aangetroffen. De gesimuleerde grondwaterverplaatsing ter hoogte van peilbuis P9 bedraagt ca. 8 m. Rekening houdend met de retardatiefactor van minerale olie verplaatst de verontreiniging zich dus ca. 0,2 m. Deze verplaatsing wordt als aanvaardbaar geacht. Het is niet bekend of deze verontreiniging een mogelijke drijflaag is. Er zal dus ook besproken moeten worden met de aangestelde bodemsaneringsdeskundige of een dergelijke verlaging acceptabel is.

Door de van nature verhoogde concentraties aan arseen wordt er een verhoogde lozingsnorm (rubriek 3.4) van 50 µg/l (10 x IC) voor deze parameter aangevraagd. Bijkomend worden er ook verhoogde lozingsnormen voor zink (2000 µg/l), ethylbenzeen (50 µg/l), xyleen (40 µg/l) en MTBE (100 µg/l) aangevraagd gezien van deze stoffen er verhoogde concentraties (>IC) in de aangelegen OVAM dossiers voorkomen. Er wordt ook een waterzuivering (rubriek 3.6) mee aangevraagd voor het geval de concentraties de geldende / vergunde lozingsnormen overschrijden en het bemalingswater desgevallend eerst gezuiverd moet worden. Hiervoor zullen bij aanvang en tijdens de uitvoering van de bemaling stalen worden genomen op het bemalingswater.

 

Afvalwater

 

Situatieschets 

 

De aanvraag betreft de exploitatie van een tijdelijke inrichting, nl een bemaling van verontreinigd grondwater in het kader van bouwwerken (aanleg rioleringen en leidingen).

 

Gelet op het overleg tussen de VMM en het bedrijf op 16 juni 2023, waarin de verontreiniging met NaCl werd besproken.

 

Gezien er nog geen concrete afperking is van deze verontreiniging, konden er toen geen uitspraken gedaan worden over welke voorzorgsmaatregelen het bedrijf zou moeten nemen.

 

 

Lozingssituatie

 

De werken vinden plaats in centraal gebied, er zal echter geloosd worden op de Coupure.

 

In het dossier wordt gesteld dat op de Coupure geloosd zal worden via RWA-rioleringen, die nog aan te leggen zijn tijdens de werken. Momenteel ligt er nog geen RWA-riolering, het bedrijf zal dus een leiding dienen te voorzien naar de Coupure tot de RWA-riolering is aangesloten.

 

 

Bedrijfsafvalwater 

 

Het bedrijf vraagt voor het lozen van bedrijfsafvalwater volgende rubrieken aan: 

- rubriek 3.4.1.b: het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat (in concentraties hoger dan de geldende indelingscriteria, vermeld in kolom ‘indelingscriteria GS (gevaarlijke stoffen)’ van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het Vlarem, met een debiet tot en met 2 m³/uur, wanneer het bedrijfsafvalwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat;

 

- Rubriek 3.6.3.2: afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie, voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat (in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom ‘indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)’ van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het Vlarem, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5 ingedeelde inrichtingen, met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; 

 

Het debiet van het bedrijfsafvalwater zal 24 m³/uur – 576 m³/dag (piekdebiet) bedragen en bestaat uit het mogelijk verontreinigd grondwater. Het zal, al dan niet via een wzi, geloosd worden op de nieuwe RWA-riolering die aangesloten is op oppervlaktewater.

 

De bemaling zal uitgevoerd worden in verschillende fasen: 

- Fase 1 wordt in het model in zijn volledigheid bemaald gedurende de 28 dagen. Het opstartdebiet  bedraagt ca. 20 m³/u en neemt af naar een stationair debiet van ca. 12 m³/u. Gedurende fase 1 wordt er ca. 8.200 m³ bemaald. 

- Fase 2 wordt in het model in twee stukken gedeeld met een overlapping in tijd van twee weken. Het opstartdebiet bedraagt ca. 14 m³/u. Gedurende fase 2 wordt er ca. 9.500 m³ bemaald. 

- Fase 3 wordt in het model in twee stukken gedeeld met een overlapping in tijd van twee weken. Het opstartdebiet bedraagt ca. 10 m³/u. Gedurende fase 2 wordt er ca. 7.100 m³ bemaald. 

- Fase 4 wordt in het model in twee stukken gedeeld. Deel 1 betreffen de diepere uitgravingen van R8, O3 en R14. Voor deze wordt er tijdelijk (eerste drie weken) dieper bemaald. Het opstartdebiet bedraagt ca. 22 m³/u. Gedurende fase 4 wordt er ca. 9.700 m³ bemaald. 

- Fase 5 wordt in het model in drie stukken gedeeld. In het tweede deel wordt er plaatselijk dieper bemaald voor het aanleggen van de streng tussen R18 en R19. Het opstartdebiet bedraagt ca. 13 m³/u. Gedurende fase 5 wordt er ca. 7.500 m³ bemaald. 

- Fase 6 wordt in het model in twee stukken gedeeld. Het opstartdebiet bedraagt ca. 22 m³/u. Gedurende fase 6 wordt er ca. 9.100 m³ bemaald. 

 

Indien staalnames aantonen dat de concentraties van het bemalingswater oplopen tot boven de vergunde lozingsnormen, zal het water eerst in een waterzuiveringsinstallatie behandeld tot de vergunde lozingsnormen worden bereikt worden alvorens het geloosd wordt.

 

Uit grondwateronderzoek blijkt dat As verhoogd wordt aangetroffen, in de buurt liggen ook meerdere OVAM-dossiers,waardoor Zn, BTEX en MTBE mogelijk ook aangetrokken kunnen worden.

 

Enkel voor OVAM dossier 11270 is er mogelijk een onaanvaardbare invloed op een NaCL verontreiniging die aangetroffen werd. Deze verontreiniging is echter nog niet afgeperkt en de invloed van de bemaling op deze verontreiniging kan bijgevolg dus nog niet volledig gesimuleerd worden. Hierover is de aanvrager reeds in contact met zowel de stad Gent als OVAM. Eens de verontreiniging afgeperkt is, zal de invloed beoordeeld

worden. Bij een negatieve/onaanvaardbare invloed zal ofwel de invloed van de bemaling beperkt worden ofwel zal er een plaatselijke tegenbemaling en zuivering toegepast worden. Dit zal in samenspraak gebeuren met de aangestelde bodemsaneringsdeskundige. De bemaling mag niet opgestart worden vooraleer de gekende NaCl (OVAM dossier 11270) verontreiniging afgeperkt werd. Dit dient in samenspraak te gebeuren met de aangestelde bodemsaneringsdeskundige, stad Gent en OVAM.  Er wordt vooraf aangetoond dat er zich geen onaanvaardbare verspreiding van verontreiniging zal voordoen. Ook de aanvaardbaarheid van de aanwezigheid van een eventuele drijflaag aan minerale olie wordt in de studie meegenomen. Het definitieve bemalingsconcept wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de VMM (afdelingen grondwater en afvalwater). Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Om die redenen vraagt het bedrijf volgende lozingsnormen aan:

- As  : 50 µg/l

- Zn  : 2000 µg/l

- Ethylbenzeen : 50 µg/l

- Xylenen : 40 µg/l

- MTBE  : 100 µg/l

 

Voor bemalingsdossiers gelden volgens VMM minimaal dezelfde normen als van toepassing voor

bodemsaneringen aangezien het niet de bedoeling is om de verontreiniging op te pompen en te verspreiden naar het andere milieucompartiment.

 

De aangevraagde normen voldoen aan de BBT voor Bodemsaneringen.

 

Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

 

Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II. 

 

Het is aangewezen een afwijking op artikel 4.2.5.1.1. § 1. van Vlarem II op te nemen, gezien het voor een lozing van bemalingswater niet relevant is om een meetgoot te voorzien.

 

De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, kan bepaald worden d.m.v. een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de meetmethodes voor lozing van afvalwater voorzien volgens artikel 4.2.5.1.1. 

 

Er dient wel een staalname mogelijkheid voorzien te worden op het effluent van de

grondwaterzuiveringsinstallatie ter controle van de kwaliteit.

 

Zettingen

Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het aspect zettingen. Volgens de theoretische zettingsberekeningen is het risico op schade door zettingen gerelateerd aan de geplande grondwaterverlagingen groot. Om die reden werd reeds een eerste uitvoeringsaanpassing doorgevoerd door het studiebureau, zijnde dat de theoretisch meest gevoelige zone (fase 4 en fase 5) gelegen nabij de oude gebouwen (Groot-Brittaniëlaan 2 - 10 en Martelaarslaan 1 - 7) wordt uitgevoerd binnen een hydraulisch afgesloten kuip (waterremmende wanden, onderwaterbeton). Hierdoor vervalt een gedeelte van het gesimuleerde debiet en zal het saldo aan bemalingsdebiet ca. 49230 m³ bedragen.

Voor de fasen die wel nog voorzien zijn met bemaling zal voorafgaandelijk aan de nodige bemaling een bemalings- en zettingsproef uitgevoerd worden. Indien de zettingsproef aantoont dat er geen onaanvaardbare zettingen zullen optreden, kan de bemaling van de overige fases uitgevoerd worden zoals beschreven in de bemalingsstudie. Indien de zettingsproef aantoont dat er onaanvaardbare zettingen zullen optreden, wordt het bemalingsconcept nog verder aangepast. Mogelijk zullen faseringen korter bemaald worden of met extra invloedswerende maatregelen uitgevoerd worden; eventueel worden de inspectieputten van fase 1 (R1 - R2, D1 - D2) uitgevoerd binnen een hydraulisch afgesloten kuip en worden de leidingen van fase 2 geperst om de nabijgelegen gebouwen te beschermen.  Het definitieve bemalingsconcept wordt voorgelegd aan de VMM afdeling grondwater, eventuele bijkomende voorwaarden moeten opgevolgd worden.

Er moet, voorafgaand aan de start van de werken, een plaatsbeschrijving uitgevoerd worden van al de constructies in zettingsgevoelige zones die door ontwatering een gevaar zijn voor de stabiliteit van deze constructies binnen de invloedszone van de bemaling. Op deze constructies worden zettingsbakens aangebracht en genivelleerd t.o.v. een referentiepunt buiten de invloedszone. Bij gebouwen die al scheuren vertonen kunnen scheurmetingen worden uitgevoerd (voor, tijdens en na). Zo kan men vermijden dat bestaande schade aan het bemalingsproject wordt toegeschreven. Een continue monitoring van de effectieve zettingen is noodzakelijk. Indien de zettingen onaanvaardbaar worden, dient de bemaling te worden stopgezet en dienen verder maatregelen uitgewerkt te worden. Deze elementen worden opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Geluid

In de buurt zijn woningen aanwezig. De pompen zullen continu in werking zijn. Alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen (plaatsing, type, omkasting pomp,…) moeten genomen worden opdat geluidshinder voor omwonenden minimaal zou zijn. Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Mobiliteit

De aanvraag heeft betrekking op tijdelijke bemalingen. Voor dit soort tijdelijke ingrepen aan het openbaar domein dient contact te worden genomen met de betrokken stadsdiensten (o.a. IPR) en de wegbeheerder (AWV). We vragen in elk geval voldoende (blijvende) aandacht voor een verkeersveilige werforganisatie, met specifieke aandacht voor de actieve weggebruikers.

 

Dit wordt opgenomen als opmerking.

 

Monumentenzorg

De site is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van:

 

-          Beschermd monument ‘Klinisch en poliklinisch Instituut’, beschermd bij besluit d.d. 29-02-2000

-          Beschermd monument ‘Hoekcomplex ontworpen door Geo Henderick’, beschermd bij besluit d.d. 13-03-1996

 

Gezien de aanwezigheid van dit waardevol patrimonium, worden aan de bemaling voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden beogen het behoud van de erfgoedwaarden van de beschermde sites.

 

Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
De bemaling mag geen schade toebrengen aan omgevende, waardevol erfgoed.

 

Fauna en flora

De bemaling zal hoofdzakelijk tijdens fase 1 een grondwaterverlaging veroorzaken ter hoogte van het Bijlokehof, een stadspark met waardevolle bomen .

Om de impact van verdroging op deze waardevolle bomen te beperken dient de bemaling fase 1 bij voorkeur in de periode 15 oktober tot 15 maart uitgevoerd te worden.  Indien de bemaling in fase 1 in de periode 15 maart tot 15 oktober wordt voorzien, dient voorafgaand aan de opstart van de bemaling fase 1 een bevloeiingsplan opgesteld worden door een boomdeskundige ETW dat ter goedkeuring aan de groendienst dient overgemaakt te worden. 

 

Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
Indien de bemaling fase 1 in de periode 15 maart tot 15 oktober wordt voorzien, dient voorafgaand aan de opstart van de bemaling fase 1 een bevloeiingsplan ter hoogte van de bomen van het Bijlokehof opgesteld worden door een boomdeskundige ETW dat ter goedkeuring aan de groendienst overgemaakt te worden.

 

Hierbij werden volgende opmerkingen gemaakt:
Bemaling voor fase 1 wordt bij voorkeur in de periode 15 oktober tot 15 maart uitgevoerd.

 

CONCLUSIE

 

De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.

 

Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Deze rubriek betreft het lozen van bemalingswater met verhoogde concentraties boven het indelingscriterium. Het aangevraagde debiet alsook de aangevraagde parameters en concentraties worden onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | Nieuw

24 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Deze rubriek betreft de exploitatie van een waterzuiveringsinstallatie (WZI) moest blijken uit staalname dat de concentraties hoger oplopen dan de vergunde lozingsnormen. Het aangevraagde effluent wordt onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | Nieuw

24 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°  met een netto opgepompt debiet van meer dan 30 000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder maaiveld | Deze rubriek betreft de tijdelijke gefaseerde bemaling. Het aangevraagde netto opgepompt debiet wordt onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | Nieuw

49230 m³/jaar

 

 

 

TERMIJN

De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 1 jaar. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.

Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).

 

Waarom wordt deze beslissing genomen?

 

 

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

 

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een gefaseerde bemaling voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in enkele straten te Gent (Groot-Brittanniëlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Louis Pasteurlaan, Bijlokestraat) aan FARYS btw-eenheid btwe (O.N.:0630730325) gelegen te Bijlokehof 40-41, Godshuizenlaan , Groot-Brittanniëlaan 2-29, Jan-Baptist Boterdaelestraat 1-3, Louis Pasteurlaan 1-2 en Martelaarslaan 1-188, 9000 Gent.

 

De rubrieken voor de inrichting/activiteit Bemaling riolering Kruispunt R40 x Groot-Brittanië met inrichtingsnummer 20230616-0063 beslist het college als volgt:

 

Vergunde rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Deze rubriek betreft het lozen van bemalingswater met verhoogde concentraties boven het indelingscriterium. Het aangevraagde debiet alsook de aangevraagde parameters en concentraties worden onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | Nieuw

24 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Deze rubriek betreft de exploitatie van een waterzuiveringsinstallatie (WZI) moest blijken uit staalname dat de concentraties hoger oplopen dan de vergunde lozingsnormen. Het aangevraagde effluent wordt onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | Nieuw

24 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°  met een netto opgepompt debiet van meer dan 30 000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder maaiveld | Deze rubriek betreft de tijdelijke gefaseerde bemaling. Het aangevraagde netto opgepompt debiet wordt onderbouwd in de bemalingsstudie toegevoegd als bijlage alsook in de verdere vragen van deze aanvraag. | Nieuw

49230 m³/jaar

 

 

Artikel 2

De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 1 jaar. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken.
Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.

Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).


Artikel 3

Legt volgende voorwaarden op:

Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:

1. Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Om het beperken van de tijdsduur te garanderen bezorgt het erkend boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

  het merk en serienummer

  het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.

Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen

2. Om het debiet en de invloed van de bemaling zoveel mogelijk te beperken, wordt in de bijzondere voorwaarden een peilsturing van de bemaling opgenomen.

De bemaling dient te gebeuren d.m.v. automatische sturing o.b.v. het grondwaterpeil. Er dienen sondes voorzien die de bemalingspomp aansturen. De sondes worden bij de lijnbemaling geplaatst in een peilput in het actieve lijntraject. De noodzakelijke verlaging wordt per fase bepaald.

3. De lozingen van het onttrokken grondwater dienen 14 dagen voorafgaand aan de lozing te worden gemeld aan de exploitant van de openbare riolering, zijnde Farys, via www.farys.be/melden-van-bemaling.

4. De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

5. Bijzondere voorwaarden VMM:

Bijzondere lozingsnormen:

- As  : 50 µg/l

- Zn  : 2000 µg/l

- Ethylbenzeen : 50 µg/l

- Xylenen : 40 µg/l

- MTBE  : 100 µg/l

 

De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van VLAREM II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van VLAREM II.

 

Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwantiteit en kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

 

Voor de bepaling van het debiet mag de meetmethode conform hoofdstuk 5.53. gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden.

6. De bemaling mag niet opgestart worden vooraleer de gekende NaCl (OVAM dossier 11270) verontreiniging afgeperkt werd. Dit dient in samenspraak te gebeuren met de aangestelde bodemsaneringsdeskundige, stad Gent en OVAM.  Er wordt vooraf aangetoond dat er zich geen onaanvaardbare verspreiding van verontreiniging zal voordoen. Ook de aanvaardbaarheid van de aanwezigheid van een eventuele drijflaag aan minerale olie wordt in de studie meegenomen. Het definitieve bemalingsconcept wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de VMM (afdelingen grondwater en afvalwater).

7. De voorwaarden uit het advies van de Vlaamse Waterweg moeten worden opgevolgd.

8. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het aspect zettingen. De uitvoeringsaanpassing om te werken binnen een hydraulisch afgesloten kuip (waterremmende wanden, onderwaterbeton) voor de theroretisch meeste gevoelige zone (fase 4 en fase 5) gelegen nabij de oude gebouwen (Groot-Brittaniëlaan 2 - 10 en Martelaarslaan 1 - 7) moet worden toegepast.

Voor de fasen die wel nog voorzien zijn met bemaling moet voorafgaandelijk aan de nodige bemaling een bemalings- en zettingsproef uitgevoerd worden. Indien de zettingsproef aantoont dat er geen onaanvaardbare zettingen zullen optreden, kan de bemaling van de overige fases uitgevoerd worden zoals beschreven in de bemalingsstudie. Indien de zettingsproef aantoont dat er onaanvaardbare zettingen zullen optreden, wordt het bemalingsconcept nog verder aangepast. Het definitieve bemalingsconcept wordt voorgelegd aan de VMM afdeling grondwater, eventuele bijkomende voorwaarden moeten opgevolgd worden.

Er moet, voorafgaand aan de start van de werken, een plaatsbeschrijving uitgevoerd worden van al de constructies in zettingsgevoelige zones die door ontwatering een gevaar zijn voor de stabiliteit van deze constructies binnen de invloedszone van de bemaling. Op deze constructies worden zettingsbakens aangebracht en genivelleerd t.o.v. een referentiepunt buiten de invloedszone. Bij gebouwen die al scheuren vertonen kunnen scheurmetingen worden uitgevoerd (voor, tijdens en na). Zo kan men vermijden dat bestaande schade aan het bemalingsproject wordt toegeschreven. Een continue monitoring van de effectieve zettingen is noodzakelijk. Indien de zettingen onaanvaardbaar worden, dient de bemaling te worden stopgezet en dienen verder maatregelen uitgewerkt te worden.

9. Alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen (plaatsing, type, omkasting pomp,…) moeten genomen worden opdat geluidshinder voor omwonenden minimaal zou zijn.

10. De bemaling mag geen schade toebrengen aan omgevende, waardevol erfgoed.

11. Indien de bemaling faze 1 in de periode 15 maart tot 15 oktober wordt voorzien, dient voorafgaand aan de opstart van de bemaling faze 1 een bevloeiingsplan ter hoogte van de bomen van het Bijlokehof opgesteld worden door een boomdeskundige ETW dat ter goedkeuring aan de groendienst overgemaakt te worden.

 

Volgende sectorale voorwaarden wordt bijgesteld:

Bijzondere lozingsnormen:

- As  : 50 µg/l 

- Zn  : 2000 µg/l

- Ethylbenzeen : 50 µg/l

- Xylenen : 40 µg/l

- MTBE  : 100 µg/l

 

De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van VLAREM II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van VLAREM II.

 

Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwantiteit en kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

 

Voor de bepaling van het debiet mag de meetmethode conform hoofdstuk 5.53. gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden.

 

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:

De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:  https://navigator.emis.vito.be/

Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

 

 

Artikel 4

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Voor dit soort tijdelijke ingrepen aan het openbaar domein dient contact te worden genomen met de betrokken stadsdiensten (o.a. IPR) en de wegbeheerder (AWV). We vragen in elk geval voldoende (blijvende) aandacht voor een verkeersveilige werforganisatie, met specifieke aandacht voor de actieve weggebruikers.

 

Bemaling voor fase 1 wordt bij voorkeur in de periode 15 oktober tot 15 maart uitgevoerd.