Terug
Gepubliceerd op 16/02/2024

2024_CBS_01377 - OMV_2023021258 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een kantoorgebouw na het slopen van het bestaand kantoorgebouw + het exploiteren van een warmtepomp-installatie - met openbaar onderzoek - Kortrijksesteenweg, 9051 Gent - Vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 15/02/2024 - 09:02 Virtueel - via Microsoft Teams
Datum beslissing: do 15/02/2024 - 09:03
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Filip Watteeuw

Aanwezig

Filip Watteeuw, schepen-voorzitter; Astrid De Bruycker, schepen; Sami Souguir, schepen; Bram Van Braeckevelt, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Rudy Coddens, schepen; Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Verontschuldigd

Mathias De Clercq, burgemeester; Sofie Bracke, schepen; Tine Heyse, schepen; Isabelle Heyndrickx, schepen; Evita Willaert, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Secretaris

Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Voorzitter

Filip Watteeuw, schepen-voorzitter
2024_CBS_01377 - OMV_2023021258 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een kantoorgebouw na het slopen van het bestaand kantoorgebouw + het exploiteren van een warmtepomp-installatie - met openbaar onderzoek - Kortrijksesteenweg, 9051 Gent - Vergunning 2024_CBS_01377 - OMV_2023021258 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een kantoorgebouw na het slopen van het bestaand kantoorgebouw + het exploiteren van een warmtepomp-installatie - met openbaar onderzoek - Kortrijksesteenweg, 9051 Gent - Vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

 

Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

 

Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

 

BELGISCHE NIEUWBOUWMAATSCHAPPIJ NV met als contactadres Louisalaan 143/4, 1050 elsene heeft een aanvraag (OMV_2023021258) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 24 augustus 2023.

 

De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:

Onderwerp: het bouwen van een kantoorgebouw na het slopen van het bestaand kantoorgebouw + het exploiteren van een warmtepomp-installatie

• Adres: Kortrijksesteenweg 1041, 9051 Gent

Kadastrale gegevens: afdeling 25 sectie B nr. 356S3

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 7 november 2023.

De aanvraag volgde de gewone procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 8 februari 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

1.       BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

De aanvraag betreft een gecombineerde omgevingsvergunningsaanvraag met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Het perceel van de aanvraag is gelegen op de Kortrijksesteenweg, een drukke invalsweg van Gent, met een mix aan programma’s: woningen, handelszaken,… Op het perceel staat momenteel een vrijstaand hoofdgebouw en een bijgebouw. Achterin is een parking aanwezig.

 

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

De aanvraag betreft het bouwen van een kantoorgebouw na het slopen van het bestaand gebouw en het exploiteren van een warmtepompinstallatie.


Het nieuwe gebouw bestaat uit drie bouwlagen met een plat dak (10,30 m hoog) en een ondergrondse garage. Het gebouw komt tot op 8 m van de steenweg en tot drie meter van de zijdelingse perceelsgrenzen. Op het gelijkvloers wordt een bouwdiepte van 20 m voorgesteld. Op het eerste verdiep komt een bouwdiepte van 15 m met een achterliggend terras. Op het 2de verdiep beperkt de bouwdiepte zich tot 12 m met terrassen.

 

Op het gelijkvloers en het eerste verdiep worden kantoorruimtes ingericht. Op het tweede verdiep komen twee appartementen.

 

Er wordt en ondergrondse kelder voorzien voor 15 wagens. Deze komt links tot op 1 m van de perceelsgrens en rechts tot op 3 m. De totale diepte bedraagt een kleine 25 m.

 

Qua gevelafwerking wordt gekozen voor een lichtgrijs betonnen sokkel met een natuursteenlook gevelbekleding in een grijsbeige kleur.

 

Qua omgevingsaanleg worden er in de voortuin naaste de oprit nog twee gelijkvloerse parkeerplaatsen ingericht. In de tuinzone achterin komt een terras van 46 m².

Beschrijving van de aangevraagde inrichtingen of activiteiten

Volgende rubriek wordt aangevraagd:

 

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | De geplaatste warmtepomp zal een totaal geïnstalleerde drijfkracht hebben van 11,81 kW. | klasse 3 | Nieuw

11,81 kW

 

Dienst toezicht

Op 7/12/2015 is vastgesteld dat de woning wederrechtelijk volledig in gebruik was als kantoorfunctie. Er werd geen proces-verbaal van opgesteld. Dit betreft een verjaard bouwmisdrijf!

2.       HISTORIEK

Omgevingsvergunningen

Op 18/11/2021 werd een weigering afgeleverd voor het regulariseren van kantoren ondergebracht in een voormalige eengezinswoning (OMV_2021106160).

- > De aanvraag voldeed niet aan de goede ruimtelijke ordening. Er werden teveel parkeerplaatsen en bijhorende verharding voorzien.

 

Stedenbouwkundige vergunningen

  • Op 23/05/1972 werd een vergunning afgeleverd voor oprichten van een autobergplaats (1972 SD 1505).
  • Op 04/09/2014 werd een weigering afgeleverd voor functiewijziging van wonen naar kantoor + buitenaanleg bestaande uit onder andere realisatie van 17 parkeerplaatsen en 1 publicitaire inrichting (2014/70108).

 

BEOORDELING AANVRAAG

3.       EXTERNE ADVIEZEN

Volgende externe adviezen zijn gegeven en integraal raadpleegbaar op het omgevingsloket:

 

- Voorwaardelijk gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 1 december 2023 onder ref. 062977-003/PJ/2023:
Besluit:

VOORWAARDELIJK GUNSTIG, mits te voldoen aan de hiervoor vermelde maatregelen en reglementeringen.

 

Bijzondere aandachtspunten:

• De deur van de berging in de ondergrondse parking dient EI1 60 te hebben en zelfsluitend te zijn.

• De lift mag niet rechtstreeks uitgeven in de ondergrondse parking. De lift moet uitgeven in het ondergronds trappenhuis, ofwel dient er een liftsas met wanden EI 60 en een zelfsluitende deur EI1 30 te worden voorzien. Dit mag een nulsas zijn met bij-brandzelfsluitende deur EI1 30.

• De parking heeft 2 uitgangen: een trappenhuis en de helling.

→ er moet een vluchtdeur naast of in de sectionaalpoort worden voorzien zodat er in geval van nood kan geëvacueerd worden langs de helling, ook bij stroomuitval. Deze deur dient steeds zonder vergrendeling te kunnen worden geopend van binnen naar buiten, maar mag inbraakveilig zijn van buiten naar binnen.

 

- Voorwaardelijk gunstig advies van Agentschap Wegen en Verkeer afgeleverd op 15 december 2023 onder ref. AV/411/2023/01988:
Het agentschap Wegen en Verkeer adviseert voorwaardelijk gunstig.

De volgende voorwaarden dienen te worden opgelegd:

  • De infiltratieput, regenwaterput en afbraak verzamelput dienen ingeplant te worden achter de bouwlijn.
  • De breedte van de toegang dient beperkt te worden tot max. 4,50 m.

 

Bij de uitvoering van de vergunning dient de aanvrager rekening te houden met de omschreven aandachtspunten (zie integraal advies op het omgevingsloket).

 

Reactie op dit advies

Gelet op de het feit dat de afstand van het nieuwe gebouw ten opzichte van de steenweg meer dan 10 m bedraagt moeten de hulpdiensten op het terrein kunnen. De draaicirkels van de brandweer resulteren in een breedte van 5,50 m om op te rijden. Er zal bijgevolg één oprit met een breedte van maximum 3 meter op het openbaar domein worden toegestaan. De overbreedte tot 5,50 m voor de brandweer wordt in grasdallen aangelegd. Alle parkeerplaatsen op het private domein moeten via deze oprit bereikbaar zijn.

 

- Gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig advies van Fluvius System Operator afgeleverd op 8 november 2023 onder ref. 5000051060:
Op basis van de gegevens waarover we vandaag beschikken, hebben wij de impact op onze netten ingeschat.

 

Wij geven u alvast deze informatie mee:

Gunstig advies met voorwaarden.

 

Naar aanleiding van uw vraag hebben wij een studie opgemaakt voor de aanleg en/of aanpassingen van de nutsleidingen voor het bovenvermeld project en dit op basis van de gegevens waarover wij vandaag beschikken.

Voor dit project dient Fluvius geen werken uit te voeren, noch kosten aan te rekenen indien de gevraagde vermogens de standaardwaarden niet overschrijden. Bij een eventuele wijziging, zeker indien het gaat om een wijziging van de gevraagde vermogens, of herverkaveling, moet u een nieuwe aanvraag indienen. Op basis van de gewijzigde gegevens zullen wij een studie uitvoeren om te bepalen of een netuitbreiding vereist is om het project te kunnen aansluiten. De aansluitingskosten van de individuele woningen, appartementen of panden zijn niet inbegrepen in deze voorwaarden, zij worden later met de offerte voor aansluiting afgerekend. Bijkomende kosten die moeten worden gemaakt naar aanleiding van het verplaatsen van bestaande leidingen of installaties, kunnen afzonderlijk worden aangerekend na de vaststelling van de noodzaak tot verplaatsing.

De volledige reglementering kunt u raadplegen op www.fluvius.be

U dient deze na te leven.

 

Op onze website vindt u de gedetailleerde reglementen voor elektriciteit en aardgas in verkavelingen, appartementen en wooncomplexen. U dient hieraan te voldoen.

 

Hou voor de timing van uw project rekening met het feit dat wij – na ontvangst van de verkavelings-vergunning – maximum 30 werkdagen nodig hebben om onze offerte op te maken. Bovendien loopt er ook nog een termijn tussen de ontvangst van uw akkoord op de offerte en de effectieve uitvoering van de werken – onder voorbehoud van de tijd nodig om eventuele vergunningen, wegenistoelatingen, ... te verkrijgen.

 

Bovenstaande informatie geven we mee onder voorbehoud van latere wijzigingen.

Wij raden u aan om ons zo spoedig mogelijk te contacteren. Vermeld daarbij altijd duidelijk het referentienummer van uw project: 5000051060. Zo kunnen we uw dossier vlot opvolgen. Samen zullen we uw project verder bespreken.

 

- Voorwaardelijk gunstig advies van FARYS afgeleverd op 5 december 2023 onder ref.
AD-23-1338:
DRINKWATER

Deze aanvraag betreft de afbraak van een bestaand kantoorgebouw en de bouw van een nieuw kantoorgebouw.

M.b.t. de sloping van de bestaande bebouwing moet door of i.o.v. Farys vooreerst de meter worden afgesloten en de drinkwateraftakking worden opgebroken vooraleer over te gaan tot de slopingswerken.

Deze kosten vallen ten laste van de aanvrager.

 

We hebben verder geen opmerkingen en/of bezwaren voor het bouwen van een nieuw kantoorgebouw.

Ons advies is gunstig.

 

RIOLERING

Algemeen

Op basis van het definitief zoneringsplan van de stad Gent ligt het geplande bouwwerk in het collectief te optimaliseren buitengebied.

 

In de zone van de geplande bouwwerken ligt een gemengd rioleringsstelsel waarbij op de gracht kan worden aangesloten.

 

Toepasselijke reglementen, documenten en richtlijnen

Alle werkzaamheden dienen in overeenstemming te zijn met het ‘Bijzonder waterverkoopreglement deel huisaansluitingen’. Dit reglement kan u terugvinden op onze website www.farys.be/bijzonder-waterverkoopreglement-huisaansluitingen. Op eenvoudig verzoek kan u hiervan ook een schriftelijke versie verkrijgen.

 

De richtlijnen uit de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013, in werking vanaf 1 januari 2014, inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, dienen strikt gevolgd te worden. Tevens dient voldaan te zijn aan het Algemeen Bouwreglement van de Stad Gent. 

 

Conform de Vlarem regelgeving dienen woningen te worden uitgerust met een goed werkende septische put met een inhoud van minimaal 3.000 liter tot 5 IE en 600 liter/IE vanaf meer dan 5 IE en 450 l/IE vanaf 11 IE per bijkomend IE (IE = Inwoner Equivalent), waarbij zowel grijs als zwart afvalwater moet aangesloten worden op de septische put. Na uitvoering van rioleringswerken op openbaar domein (aanleg gescheiden stelsel aangesloten op een zuiveringsinstallatie) wordt aangeraden, bij aansluiting op de riolering, om het grijs water van de septische put af te koppelen en aan te sluiten op de overloopleiding van de septische put voor een optimale werking van de septische put. De buizen voor deze latere afkoppeling worden dan ook best nu reeds voorzien zodat deze ingreep op gemakkelijke wijze kan uitgevoerd worden zonder bijkomende opbraak. Deze buizen kunnen in tussentijd afgesloten worden door middel van het plaatsen van stoppen.

 

Om lokale problemen van wateroverlast te vermijden adviseren wij volgende richtlijnen na te leven:

* het niveau van de gelijkvloerse verdieping dient minstens 20 cm boven maaiveld aangelegd te worden;

* overlopen van regenwaterputten, infiltratie en-of bufferbekken dienen beveiligd te worden tegen terugslag;

* kelders dienen waterdicht uitgevoerd te worden;

* inritten naar ondergrondse garages worden bij voorkeur voorzien van een drempel om deze te beveiligen tegen instromend water;

* de aanleg van verharding dient zoveel mogelijk beperkt te worden.

 

Specifieke bemerkingen op het dossier

Afval- en regenwater dienen gescheiden tot aan de rooilijn gebracht te worden. Na de rooilijn worden afval- en regenwater samengevoegd tot één aansluiting op de bestaande riolering. 

 

Bemerkingen op het rioleringsplan “BA_BelnimaKantoorAppartementen_P_N_01_niveau-1”:

op het rioleringsplan is het volume van de septische put vermeld maar ontbreekt het aan de vermelding van het aantal IE. Door dit gebrek kan niet nagegaan worden of het gepland volume van de septische put voldoet.

 

Het rioleringsplan dient hiertoe aangepast te worden.

 

Nieuwbouw na het slopen van de bestaande bebouwing: De bestaande aansluiting op het bestaand rioleringsstelsel van de Kortrijksesteenweg dient bij voorkeur hergebruikt te worden. Indien een nieuwe aansluiting toch noodzakelijk zou zijn, dient deze tijdig te worden aangevraagd bij Farys (bij uitvoering door Farys). De aanvraag dient men in een zo vroeg mogelijk stadium in te dienen zodat bij aanleg van het private stelsel rekening kan gehouden worden met de beschikbare niveaus. 

 

Nieuwbouw: Indien geen aanvraag ingediend wordt bij Farys dient een technisch dossier opgemaakt te worden zoals opgelegd door de Stad Gent.

 

Overstromingsgevoeligheid: sinds 01/01/2023 zijn er nieuwe richtlijnen van toepassing waarvoor de nieuwe Watertoets-kaarten kunnen geraadpleegd worden via www.Waterinfo.be. De richtlijnen van de bevoegde waterloopbeheerder moeten gevolgd worden.

 

Volgens de verordening moeten volgende gegevens van de infiltratievoorziening vermeld worden op de plannen: de exacte plaatsing, omvang en diepte van de infiltratievoorziening, het buffervolume van de infiltratievoorziening in liter, de totale aangesloten horizontale dakoppervlakte, de verharde grondoppervlakte in vierkante meter en de locatie en niveau van de overloop. Voor de bepaling van het infiltratieoppervlak van de infiltratievoorziening wordt verwezen naar de  gewestelijke stedenbouwkundige verordening (zie http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/publicaties/afbeeldingen/Technisch%20document%20GSV%202014%20versie%202.pdf/view.

 

De oppervlakte die in mindering gebracht kan voor het plaatsen van een grotere hemelwaterput dient bepaald te worden via tabel B het technisch achtergronddocument bij de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, of via http://www.integraalwaterbeleid.be/watertoetsinstrument/- rekentool hemelwaterhergebruik.

 

Farys raadt  steeds aan om een controle van de grondwatertafel uit te voeren zodat er geen grondwater wordt afgevoerd van de infiltratievoorziening naar de openbare riolering. 

 

Een jaarlijkse reiniging van de infiltratievoorziening is noodzakelijk om een goede werking te behouden.

 

BESLUIT

Het ontwerp kan als volgt worden geadviseerd: “gunstig met voorwaarden”. 

 

Voorwaarden:

* de bestaande aansluiting dient hergebruikt te worden.

* Een nieuwe aansluiting kan (indien nodig) aangevraagd worden via de website van Farys of door gebruik te maken van de link https://www.farys.be/nl/nieuwe-rioolaansluiting.

* De aanvrager dient rekening te houden met een termijn van 10 weken tussen datum van aanvraag en ontvangst factuur voor de uitgevoerde aansluitingen. Gelieve dan ook tijdig de aanvraag in te dienen in kader van eventuele nodige verkoopbaarheidsattesten.

4.       TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

4.1.   Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Het project ligt in woongebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.

De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften van het gewestplan.

4.2.   Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

4.3.   Verordeningen

Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 26 september 2022, van kracht sinds 21 november 2022. 

 

Het ontwerp is in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement.

 

Gewestelijke verordening hemelwater

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (zie waterparagraaf).

 

Gewestelijke verordening toegankelijkheid

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

 

Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.

4.4.   Uitgeruste weg

Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gewestweg.

5.       WATERPARAGRAAF

 

5.1. Ligging project

Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Provincie Oost-Vlaanderen. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.

 

Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:

- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).

- niet gelegen in een signaalgebied.

 

Het terrein is momenteel bebouwd.

 

5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst:

 

Gescheiden stelsel

De bouwheer voorziet een privaat gescheiden afvoerstel van afval- en hemelwater.

 

Verharding

Uit de plannen kan niet opgemaakt worden of de verharding waterdoorlatend is of natuurlijk kan infiltreren. Daarom wordt volgende voorwaarde opgenomen:

De verhardingen dienen waterdoorlatend aangelegd te worden of moeten natuurlijk kunnen infiltreren in de onverharde omgeving.

Het geheel van waterdoorlatende verharding en fundering dient blijvend een even goede doorlatendheid te hebben als een reguliere infiltratievoorziening.  Er mag geen enkele vorm van versnelde waterafvoer aanwezig zijn (geen drainageleidingen, goten, afvoerkolken (andere dan noodafvoer-/overstortkolken), hellingen, …).

Verhardingen moeten afvloeien naar een voldoende grote onverharde oppervlakte (op eigen terrein) waar natuurlijke infiltratie kan plaatsgrijpen.

De onverharde oppervlakte moet minimaal 25% van de oppervlakte van de afwaterende oppervlakte zijn.

De verhardingen mogen geen opstaande boordstenen bevatten.

Natuurlijke infiltratie mag niet leiden tot wateroverlast bij derden.

 

Het water dat op de helling van de ondergrondse parking valt en niet natuurlijk kan infiltreren dient idealiter opgevangen te worden in de infiltratievoorziening.

 

Hemelwaterput en groendak

Er wordt een hemelwaterput van 10 m³ voorzien. Er dient een hemelwaterput van minimaal
13 m³ voorzien te worden om te voldoen aan de GSV.

De hemelwaterput moet voorzien zijn van een operationeel pompsysteem dat hergebruik mogelijk maakt. Minimaal moet het sanitair, wasmachine en een dienstkraan van de beide appartementen aangesloten worden op de hemelwaterput.

Het groendak moet zo opgebouwd worden dat het begroeid kan worden met planten en waar er onder de planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 l/m².

 

De overloop van de hemelwaterput en het groendak dient aangesloten te worden op de infiltratievoorziening.

 

Infiltratievoorziening

De infiltratievoorziening is correct gedimensioneerd volgens de GSV.

 

De infiltratievoorziening is ondergronds en bestaat uit een infiltratieput.

Om infiltratie toe te laten dient de gemiddelde hoogste grondwaterstand idealiter dieper gelegen te zijn dan de infiltratievoorziening.

De eventuele overloop moet boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand gelegen zijn, aangezien de infiltratievoorziening anders als drainage fungeert.

Omdat de infiltratievoorziening zich ondergronds bevindt, zijn de controlemogelijkheden beperkt. Het hemelwater dat naar een ondergrondse infiltratievoorziening wordt geleid, dient om deze reden voorgefilterd te worden om dichtslibbing te vermijden. De infiltratievoorziening moet de nodige toegangsputten hebben voor een jaarlijks onderhoud en reiniging van de voorziening. Een bovengrondse infiltratie voorziening geniet daarom altijd de voorkeur boven een ondergrondse voorziening.

 

Er moet genoeg infiltratieoppervlakte gecreëerd worden, de bodem van de put mag niet meegeteld worden.

 

Er wordt momenteel niet voldaan aan de GSV. Bovenstaande maatregelen dienen nageleefd te worden.

 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

Overstromingen

Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.

 

5.3. Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.

6.       PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.

Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.

7.       OPENBAAR ONDERZOEK

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 15 november 2023 tot 14 december 2023.
Gedurende dit openbaar onderzoek werden 2 bezwaren ingediend.

 
De bezwaren worden als volgt samengevat:

De effecten zijn te summier omschreven:

  • Effect op groen
    De passage van ‘indien er toch bomen sneuvelen tijdens de werken kunnen deze vervangen worden’ is niet ernstig en laat het niet toe om de impact te evalueren.
  • Bronbemaling
    Er moet nog een studie gebeuren. De impact op de omliggende bomen is niet bekeken en ook de extra verharding werd niet in rekening gebracht.
  • Geluidshinder van de warmptepompen en airco’s
    Er wordt cijfermateriaal gevraagd om de geluidshinder te kunnen inschatten.
  • Schaalgrootte
    Het project is bovenmatig breed en erg diep. Hierdoor blijft minder dan 1/3 van de grond achteraan groen. De hoogte lijkt door de technische installaties visueel hoger dan de omliggende panden. De tweede en derde bouwlaag trekken zich amper terug t.o.v. de eerste. Er ontstaat inkijk vanop de terrassen.
     

Naar aanleiding van het stedenbouwkundig onderzoek van deze aanvraag worden de bezwaren als volgt besproken:
 

  • Effect op groen
    Bij deze aanvraag wordt de voortuin deels onthard en achteraan wordt een terras aangelegd bovenop de ondergrondse parking en blijft een strook van zo’n 5 m breed naast de achterste perceelsgrens onverhard. Ten opzichte van de vergunde toestand (zonder onrechtmatig aangelegde parkeerzone achteraan) verkleint de onverharde tuinzone. Omdat in zijn totaliteit nog voldoende tuinzone overblijft in volle grond, namelijk in de voortuinzone en in een strook van minstens 5 m in de tuinzone achteraan  (waar dus bomen duurzaam kunnen uitgroeien), kan er vanuit natuuroogpunt akkoord gaan met het bouwprogramma (footprint gebouw en ondergrondse parking). Wel wordt in de beschrijvende nota gesteld dat de aanwezige bomen worden gesnoeid en ‘zo goed als mogelijk worden bewaard’. Indien er toch bomen zouden sneuvelen tijdens de werken, moeten deze vervangen worden door bomen van een inheemse soort. Op deze manier kan je dit niet aanvragen, want ofwel vraag je het vellen aan en wordt het vellen beoordeeld (toegelaten of niet) ofwel worden de bomen behouden. De bomen zijn niet van die aard dat ze echt waardevol zijn (onder meer hulstboompje, cipres). Het vellen ervan is dus te verantwoorden.

    Er wordt als voorwaarde opgenomen dat er minstens 12 bomen op het perceel moeten aanwezig zijn (inclusief de eventueel behouden bomen), waarvan 4 in de voortuinzone.

 

  • Bronbemaling
    Het is mogelijk om een aparte milieuvergunning voor een bronbemaling te vragen na het bekomen van een omgevingsvergunning voor de bouw.

    In het dossier werd gebruik gemaakt van de invulvelden in het omgevingsloket voor wat betreft de MER-screeningsnota, aangevuld met Addendum D4 - Omgeving van het project. Er wordt hieruit geconcludeerd dat er geen aanzienlijke milieueffecten op de omgeving worden verwacht. Deze conclusie is gezien de kleinschaligheid van het project aannemelijk. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is. Het klopt dat elke bouwwerf effecten heeft op de omgeving, doch redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die niet als aanzienlijk te beschouwen zijn zoals bedoeld in de MER-wetgeving. De woningen zijn qua schaal, aantal en impact niet van die aard dat een meer uitgebreide screening zinvolle extra info aan het licht zou brengen en al helemaal niet in de zin dat de opmaak van een MER zou moeten worden overwogen. De conclusie die reeds bij het volledigheidsonderzoek werd genomen, is dus terecht, de MER-screening volstaat voor dit project.

 

  • Geluidshinder
    De aanvraag bevat een milieuluik voor de warmtepompen. Ten allen tijde moet voldaan worden aan de geluidsnormen opgenomen in Vlarem II.

    Verder worden volgende zaken aanbevolen;

    Om de geluidshinder tot een minimum te beperken kunnen volgende milderende maatregelen genomen worden:
  • Plaats het toestel op een plaats waar ze het minste overlast creëert voor derden
  • Lokale akoestische afschermingen rond het toestel voorzien
  • Processturing waarbij de ventilatortoerentallen in de nachtperiode worden beperkt tot 70%.

 

  • Schaalgrootte
    • Breedte
      Er wordt een gebruikelijk afstand van 3 m ten opzichte van beide perceelsgrenzen bewaard. Dit is een erg gangbare afstand binnen de stedenbouwkundige regelgeving.
    • Diepte
      De bouwdiepte bedraagt 20 m. Dit is iets meer dan de gebruikelijke 18 m op het gelijkvloers. Echter blijft er een tuinzone van nog minimum 10 m diep over. Deze diepte wordt voldoende geacht om nog over een bruikbare tuinzone te spreken en om de impact naar inkijk/bezonning te beperken.
    • Bouwhoogte
      Er wordt een gebouw voorzien van drie bouwlagen. Dit is een schaal die in de onmiddellijke en ruimere omgeving al voorkomt en recent nog werd gerealiseerd. In de structuurvisie Ruimte voor Gent worden vier verschillende bouwschalen omschreven. De eerste is de basisschaal van drie bouwlagen. Dit is een schaal die in principe overal in Gent toepasbaar is. Gelet op de ligging aan de steenweg kan deze schaal hier zeker toegepast worden en is deze voldoende inpasbaar in de omgeving.
      Bovenop het gebouw komen nog technieken die omgeven worden door een fijnmazige draadafsluiting van 1,80 m hoog. Dit is geen echt bouwvolume en is vrij laag waardoor die niet kan beschouwd worden als een volwaardige bouwlaag. Door de beperkte bouwdiepte van 12 m kan dit ook aanvaard worden. De ruimtelijke impact is eigen aan deze randstedelijke omgeving en blijft voldoende beperkt.
    • Terugtrekking
      De 2de verdieping is beperkt tot een bouwdiepte van 12 m met erachter nog een terraszone tot 15 m. Dit is een erg gangbare bouwdiepte en is zeker in deze randstedelijke omgeving aanvaardbaar. De terrassen voor de twee entiteiten zijn vooral gericht naar de eigen achtertuinzone. De afstand van het terras op het 2de verdiep tot de achterste perceelgrens bedraagt 15 m. Dit is voldoende om de inkijk te beperken. De bouwdiepte op het eerste verdiep is beperkt tot 15 m en trekt zich dus 5 m terug vanaf de achterste bouwlijn van het gelijkvloers. Hierop wordt een terras voorzien tot 18 m. Dit terras trekt zich ook 2 m terug van de zijkanen van het gebouw. Door de beperkte hoogte op het eerste verdiep en de afstand van 10 m tot de achterste perceelgrens is ook dit terras aanvaardbaar. Door het gebruik als kantoorruimte zal het gebruik ook vooral tijdens de weekdagen en overdag zijn en minder tijdens de avond en het weekend. De impact naar het wonen is dus al bij al beperkt.

8.       OMGEVINGSTOETS

Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft het bouwen van een kantoorgebouw met twee woonentiteiten.

Functionele inpasbaarheid
De woningtypetoets Gent vormt een kader waarbinnen er duidelijk gedefinieerd staat waar meergezinswoningen toegelaten zijn, waar eengezinswoningen verplicht zijn en waar andere stedelijke woontypologieën mogelijk zijn. Het is geen verordenend instrument, maar een beoordelingskader om te bepalen welk type woning op een perceel het meest geschikt is. Dit gebeurt op een objectieve manier, door op een uniforme wijze de omgeving, de buren, het perceel, het mogelijke volume en de parkeermogelijkheden in beeld te brengen.

 

De woningtypetoets komt hier uit op score 6 waardoor er geen voorkeur is voor een bepaalde woningtype. Een gemengd programma voor wonen en werken is bijgevolg principieel aanvaardbaar en ligt ook in lijn met de studie hoofdsteenwegen van de stad.
 

Schaal en bouwvolume

Het kantoorprogramma van 580 m² ligt boven de richtinggevende omvang van 500 m² uit de studie hoofdsteenwegen en Ruimte voor Gent. Het is een beperkte afwijking van een richtinggevende oppervlakte. Vanuit de visie op dit segment op de steenweg is het stedenbouwkundig aanvaardbaar langs de zuidzijde kantoorfuncties te voorzien en te beperken tot een kleinschalige korrel.

 

De bouwdiepte van 20 m op het gelijkvloers ten opzichte van de voorgevel is hier aanvaardbaar. Er wordt voldoende afstand aan achterkant bewaard (10 m). De impact van deze bouwdiepte op het gelijkvloers naar de omgeving is voldoende beperkt. De resterende tuinzone is nog voldoende groot.


De 2de verdieping is beperkt tot een bouwdiepte van 12 m met erachter nog een terraszone tot 15 m. Dit is een erg gangbare bouwdiepte en is zeker in deze randstedelijke omgeving aanvaardbaar. De terrassen voor de twee entiteiten zijn vooral gericht naar de eigen achtertuinzone. De afstand van het terras op het 2de verdiep tot de achterste perceelgrens bedraagt 15 m. Dit is voldoende om de inkijk te beperken.

De bouwdiepte op het eerste verdiep is beperkt tot 15 m en trekt zich dus 5 m terug vanaf de achterste bouwlijn van het gelijkvloers. Hierop wordt een terras voorzien tot 18 m. Dit terras trekt zich ook 2 m terug van de zijkanen van het gebouw. Door de beperkte hoogte op het eerste verdiep en de afstand van 10 m tot de achterste perceelgrens is ook dit terras aanvaardbaar. Door het gebruik als kantoorruimte zal het gebruik ook vooral tijdens de weekdagen en overdag zijn en minder tijdens de avond en het weekend. De impact naar het wonen is dus al bij al beperkt.

 

Ook de bouwhoogte van drie bouwlagen met een plat dak is aanvaardbaar. Dit is wat we noemen een ‘Gentse’ maat en is in overeenstemming met de basisschaal die in de structuurvisie Ruimte voor Gent wordt beschreven. Deze schaal is in principe overal toepasbaar. Gelet op de ruimtelijke context van het bouwen aan een brede steenweg, kan deze bouwhoogte aanvaard worden en zich voldoende inpassen. Dergelijke bouwhoogtes komen langs dit stuk van de steenweg ook al vaker voor.

 

Omgevingsaanleg

Qua omgevingsaanleg wordt er in de voortuin naast een toegang naar de ondergrondse garage en de toegang naar het kantoorgebouw twee maaiveldparkeerplaatsen voorzien. Op die manier wordt de helft van de voortuin verhard. Dit is strijdig met de goede ruimtelijke ordening. In functie van de goede ruimtelijke ordening dient een voortuinstrook immers als tuin te worden aangelegd. Voortuinen zijn een wezenlijk deel van het straatbeeld en vervullen een verfraaiende functie met de omgeving. Zeker langs deze steenweg waar weinig groen aanwezig is in de voortuin. Bijgevolg kan enkel de verharding van de strikt noodzakelijke toegangen en opritten naar het gebouw en de inrit verhard worden. De maaiveldparkingen worden geschrapt.

 

Natuurtoets
Bij deze aanvraag wordt de voortuin deels onthard en achteraan wordt een terras aangelegd bovenop de ondergrondse parking en blijft een strook van zo’n 5 m breed naast de achterste perceelsgrens onverhard. Ten opzichte van de vergunde toestand (zonder onrechtmatig aangelegde parkeerzone achteraan) verkleint de onverharde tuinzone. Omdat in zijn totaliteit nog voldoende tuinzone overblijft in volle grond, namelijk in de voortuinzone en in een strook van minstens 5 m in de tuinzone achteraan  (waar dus bomen duurzaam kunnen uitgroeien), kan er vanuit natuuroogpunt akkoord gaan met het bouwprogramma (footprint gebouw en ondergrondse parking).

Wel wordt in de beschrijvende nota gesteld dat de aanwezige bomen worden gesnoeid en ‘zo goed als mogelijk worden bewaard’. Indien er toch bomen zouden sneuvelen tijdens de werken, moeten deze vervangen worden door bomen van een inheemse soort. Op deze manier kan je dit niet aanvragen, want ofwel vraag je het vellen aan en wordt het vellen beoordeeld (toegelaten of niet) ofwel worden de bomen behouden. De bomen zijn niet van die aard dat ze echt waardevol zijn (onder meer hulstboompje, cipres). Het vellen ervan is dus te verantwoorden. Uiteraard mogen er inspanningen gedaan worden om ze tijdens de werkzaamheden te behouden. Echter de twee 'bomen' links achteraan kunnen al zeker niet behouden worden, want ze staan boven de ondergrondse parking.

Voor elke gevelde boom moet alvast minstens een evenwaardig aantal nieuwe inheemse bomen heraangeplant worden. Minstens moeten 12 bomen op het perceel aanwezig zijn (inclusief de eventueel behouden bomen), waarvan 4 in de voortuinzone (zoals zelf ingetekend). Nieuwe bomen worden aangeplant ten laatste in het eerstvolgende plantseizoen na het afwerken van de ruwbouw en dit op minstens 2 m afstand van de private perceelsgrenzen.

 

Mobiliteitstoets

Om de aanvraag te toetsen aan de goede ruimtelijke ordening, bekijken we de voorgestelde parkeeroplossingen. De Stad beoogt de leefbaarheid en kwaliteit van de stad te bewaren en zelfs te versterken zonder de parkeeroverlast op de omgeving zonder meer te verhogen. De Stad stelde hiertoe een set van fiets- en autoparkeerrichtlijnen op, opgenomen in het Parkeerplan Gent, deel uitmakend van het Mobiliteitsplan van de Stad.  De parkeerrichtlijnen worden gebruikt om aan de hand van objectieve criteria de gewenste parkeerratio te berekenen:

  1. Type functie: kantoor en wonen
  2. Ligging: Zuidelijke Mozaïek
  3. Grootte: 587 m² kantoor en 2 appartementen (1 x 2 en 1 x 3 slaapkamers)

 

Door de ligging in de Zuidelijke Mozaïek impliceert dit dat het kantoorgedeelte minimaal 9 fietsenstallingsplaatsen dient te hebben en 16 autoparkeerplaatsen. De 2 appartementen samen moeten minimaal 7 fietsenstallingsplaatsen hebben, en 2 à 4 autoparkeerplaatsen voor de bewoners en 0 à 1 plaatsen voor bezoekers. Samen vormen dit minimaal 16 fietsenstallingen, en 18 à 21 autoparkeerplaatsen.

 

FIETSPARKEREN

De fietsenstalling voor de bewoners en voor de werknemers van de kantoorruimte bevindt zich in de parkeerkelder. Hij bestaat uit 2 delen: een deel onderaan de helling met 8 plaatsen, waarvan de buitenste plaats wel erg dicht bij de benodigde draaicirkel voor de wagens komt. De inrichting is vrij nipt – zo interfereert de manoeuvreerruimte voor de fietsen onderaan de helling met de ruimte die auto’s nodig hebben om hier te passeren, wat betekent dat men voorzichtig zal moeten zijn en regelmatig op elkaar zal moeten wachten. Daarom zou het beter zijn om deze stalling iets op te schuiven richting de Kortrijksesteenweg, opdat de fietsers wat meer ruimte zouden hebben. Daarnaast zijn er achteraan in de parking nog 10 plaatsen. Dit aantal plaatsen voldoet.

De parking wordt bereikt via een helling, die door fietsers te voet zal moeten genomen worden. De helling zelf is 3,80 m breed. Om te beletten dat fietsers die te voet omhoog gaan opgejaagd worden door een achterop komende wagen, is het nodig om een zone op de helling af te bakenen voor de fietsers. Deze zone moet minimaal 1,50 m breed zijn (bij voorkeur 2 m maar dat is hier niet mogelijk). Er blijft dan nog 2,30 m ruimte over voor de wagens.

De fietsenstalling voor bezoekers (2 plaatsen) bevindt zich aan de inkom van het kantoor en de appartementen. Deze plaatsen kunnen overdag voor het kantoor gebruikt worden, en na de uren voor de bezoekers van de bewoners. Deze fietsenstalling heeft een deur, die best tijdens de openingsuren van het kantoor open blijft staan.

 

AUTOPARKEREN

De autoparkeerplaatsen voor zowel het kantoor als de bewoners worden samengevoegd in een ondergrondse parking onder het gebouw, waarin 15 plaatsen voorzien worden. Aangezien de breedte van de helling beperkt is – zeker na afbakening van de zone voor de fietsers – zal men een rood/groen licht moeten installeren om aan te geven wie de helling mag gebruiken. De detector voor dit licht dient zich in de garage in de bredere middengang te bevinden, aangezien men aan de voet van de helling niet kan staan wachten.

Bovengronds worden er 2 parkeerplaatsen ingericht. Deze zijn stedenbouwkundig niet aanvaardbaar. Gelet op de ligging in de zuidelijke mozaïek waar we streven naar minder parkeerplaatsen en het dubbel gebruik door de werknemers van het kantoor (overdag) en de bewoners (’s avonds), kan dit aanvaard worden.

 

De Nota fiets- en autoparkeerrichtlijnen is géén op zichzelf staand, verordenend instrument maar houdt wél rekening met de decretaal vastgestelde beoordelingselementen die de goede ruimtelijke ordening mee vorm geven. In die zin is deze nota dan ook te beschouwen als ‘beleidsmatig gewenst met betrekking tot de mobiliteitsimpact’, in de zin van art. 4.3.1 §2 2° a) van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening.

 

Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten

Ten allen tijde moet voldaan worden aan de geluidsnormen opgenomen in Vlarem II.

 

Om de geluidshinder tot een minimum te beperken kunnen volgende milderende maatregelen genomen worden:

-      Plaats het toestel op een plaats waar ze het minste overlast creëert voor derden

-      Lokale akoestische afschermingen rond het toestel voorzien

-      Processturing waarbij de ventilatortoerentallen in de nachtperiode worden beperkt tot 70%.

 

Bij een erkend ‘milieudeskundige geluid en trillingen’ kan advies ingewonnen worden m.b.t. de controle van apparaten, akoestisch onderzoek, trillingsmetingen en het opstellen en begeleiden van saneringsplannen (https://www.vlaanderen.be/erkenning-als-milieudeskundige-geluid-en-trillingen).

Dit wordt als opmerking opgenomen.

 

CONCLUSIE

De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.

 

Volgende rubriek wordt gunstig beoordeeld:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | De geplaatste warmtepomp zal een totaal geïnstalleerde drijfkracht hebben van 11,81 kW. | Nieuw

11,81 kW

Waarom wordt deze beslissing genomen?

 

 

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

 

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het bouwen van een kantoorgebouw na het slopen van het bestaand kantoorgebouw + het exploiteren van een warmtepomp-installatie aan BELGISCHE NIEUWBOUWMAATSCHAPPIJ nv (O.N.:0700725624) gelegen te Kortrijksesteenweg 1041, 9051 Gent.

De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.

Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.

Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.

Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.

 


De rubriek voor de inrichting/activiteit Warmtepomp kantoor met inrichtingsnummer 20230821-0066 beslist het college als volgt:

 

Vergunde rubriek:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | De geplaatste warmtepomp zal een totaal geïnstalleerde drijfkracht hebben van 11,81 kW. | Nieuw

11,81 kW

 

Artikel 2

Legt volgende voorwaarden op:

 

Externe adviesverlening

-      De voorwaarden opgenomen in het advies van Brandweerzone Centrum (advies van 01/12/2023, met kenmerk 062977-003/PJ/2023) moeten strikt nageleefd worden.

-      De voorwaarden opgenomen in het advies van Fluvius (advies van 08/11/2023, met kenmerk 5000051060) moeten strikt nageleefd worden.

-      De voorwaarden opgenomen in het advies van Farys (advies van 05/12/2023, met kenmerk AD-23-1338) moeten strikt nageleefd worden.

-      De voorwaarden, met uitzondering van de beperking van de opritbreedte tot 4,5 m, opgenomen in het advies van Agentschap Wegen en Verkeer (advies van 15/12/2023, met kenmerk AV/411/2023/01988) moeten strikt nageleefd worden.

 

Voortuinverharding

De maaiveldparkings in de voortuin worden geschrapt.

 

Riolering

De afvoer van het regen- en afvalwater moeten op kosten en op risico van de bouwheer, binnen zijn eigen terrein uitgevoerd worden. Het afvoeren kan hetzij door natuurlijke afloop, hetzij door het oppompen in overeenstemming met de diepteligging van de te maken rioolaansluiting. Indien er een bestaande aansluiting of een wachtaansluiting aanwezig is, is de diepteligging hiervan bindend. De wachtaansluitingen mogen niet dieper dan 70cm onder het maaiveld zitten.

De bijzondere aandacht van de bouwheer wordt gevestigd op het feit dat het waterpeil in de toekomstige straatriolering kan stijgen tot gemiddeld 50 cm onder het straatniveau. De bouwheer moet hier dan ook rekening mee houden bij de aanleg van (en de aansluitingen op) zijn binnenhuisriolering. Het Stadsbestuur kan onder geen enkele voorwaarde aansprakelijk gesteld worden voor schade door wateroverlast die een gevolg is van een onoordeelkundige aanleg van de binnenhuisriolering.

 

De bijzondere aandacht van de bouwheer wordt erop gevestigd dat er in de Kortrijksesteenweg nog geen riolering aanwezig is. De aanvrager kan zich nooit op het Stadsbestuur beroepen, bij moeilijkheden die zich zouden kunnen voordoen ten gevolge van een ontbrekende riolering.

Bij een toekomstige aanleg van de riolering, wordt de rioolvertakking door Farys geplaatst. De buis waarop Farys de aansluiting naar de openbare riolering realiseert, moet zo geplaatst worden dat de uitvoering van een spie/mofverbinding of krimpmofverbinding mogelijk is.

Die buis moet voorzien zijn van een BENOR - merk en van het volgende materiaaltype zijn:

-ofwel grésbuis volgens norm NBN EN 295 met een inwendige diameter van 150 millimeter

-ofwel PVC-buis voor riolering volgens norm NBN T42-108 met inwendige diameter van 160 millimeter.

 

Door de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels, zowel op openbaar als op privaat domein, kan er sneller geurhinder ontstaan als gevolg van het geconcentreerde (onverdunde) afvalwater.

De private riolering dient daarom volledig op privaat domein geurdicht afgeschermd te worden van openbare riolering.

Het tegengaan van geurhinder als gevolg van de eigen private riolering dient ook volledig op privaat domein aangepakt te worden. Het is niet toegestaan hiertoe ingrepen te voorzien in het openbaar domein. Om geurhinder als gevolg van de eigen private riolering te reduceren werden er enkele richtlijnen opgesteld, die u via deze link kan terugvinden: http://www.farys.be/richtlijnengeurhinder.

 

Rioolvertakking

Voor de toekomstige aansluiting van de privéwaterafvoer op het openbaar rioleringsstelsel moet u een aanvraag indienen. Dit kan via de website: www.farys.be/rioolaansluiting-aanvragen (voor telefonische info: 078 35 35 99).

 

De aansluiting op het rioleringsnet is verplicht. FARYS|TMVW voert het gedeelte van de werken op het openbaar domein uit. Als er een bestaande aansluiting aanwezig is (bv een aansluiting op een gracht of ingebuisde gracht), dan moet u deze verplicht gebruiken. Zowel de positie als de diepte van deze aansluiting zijn bindend.

 

De aanvrager moet zich voor de aanleg van de privéwaterafvoer houden aan de bepalingen van het Bijzonder Waterverkoopreglement huisaansluitingen. Dit reglement is terug te vinden op www.farys.be/wettelijke-bepalingen.

 

De privéwaterafvoer mag enkel geplaatst worden na goedkeuring van FARYS|TMVW: tijdens een technische evaluatie ter plaatse worden zowel het aansluitpunt als de diepte van de aansluiting bekeken.

De interne riolering moet zo ontworpen worden dat een toekomstige aansluiting op een gescheiden stelsel mogelijk is ( d.i. afzonderlijke aansluitingen voor regenwater en afvalwater). De afvalwaterleiding moet hierbij doorgetrokken worden als wachtleiding tot het openbaar domein.

Indien het niet mogelijk is dat het regenwater ter plaatse infiltreert of in een gracht loost voorzien dan ook de wachtleiding voor regenwater naar het openbaar domein (Bij een toekomstige aanleg van het openbaar domein zal de riolering gescheiden worden. Na deze aanleg mag er enkel nog fecaal water in de septische put lozen).

 

De keuring van de privéwaterafvoer is verplicht volgens het Algemeen Waterverkoopreglement. Meer informatie vind je op www.farys.be/keuring-privewaterafvoer.

 

Er moet blijvend voorzien worden in een septische put, alle afvalwater en alle afvoeren van toiletten dienen hierop aan te sluiten (zie VLAREM).

Bij een toekomstige aanleg van het openbaar domein zal de riolering gescheiden worden en zal dit voor de aangelanden eveneens opgelegd worden. Na deze aanleg mag er enkel nog fecaal water in de septische put lozen.

 

Openbaar domein

Sloop

Bestaande rioolvertakkingen, die niet worden hergebruikt, moeten op het terrein, ter hoogte van de rooilijn, zorgvuldig worden dichtgemaakt.

 

Indien tijdens de werkzaamheden onvoorziene hindernissen opduiken (rioleringen, waterlopen, kelders e.d.) dan moet dit meteen worden meegedeeld aan de dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Stadskantoor Gent, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent, tel.: 09/266.79.00, mail: tdwegen@stad.gent of met de post; Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Botermarkt 1, 9000 Gent.

 

Oprit

Er zal slechts één oprit met een breedte van maximum 3 meter op het openbaar domein worden toegestaan. De overbreedte tot 5,50 m voor de brandweer wordt in grasdallen aangelegd. Alle parkeerplaatsen op het private domein moeten via deze oprit bereikbaar zijn.

 

Het is de bouwheer niet toegestaan om zelf een oprit op het openbaar domein aan te leggen.

Na het beëindigen van de werken zal de oprit aangelegd worden door Stad Gent op kosten van de bouwheer volgens het geldende retributiereglement. Opritten op openbaar domein, die niet aangelegd zijn door de stad kunnen worden opgebroken. De Stad bepaalt het materiaal van de oprit. De oprit dient, na de werken, verplicht aangevraagd te worden, het aanvraagformulier kan u downloaden via de website www.stad.gent (typ trottoirs en opritten in het zoekveld).

Dit document dient bezorgd te worden aan de Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Stadskantoor Gent, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent, tel.: 09/266 79 00, via mail: tdwegen@stad.gent of met de post; Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Botermarkt 1, 9000 Gent.

 

De breedte van de brandweerweg wordt bepaald aan de hand van simulaties. Alle overbreedtes ten opzichte van de functionele verharding op het openbaar domein worden aangelegd in grasdallen.

 

Voorwaarden voor het bouwen van duikers:

Voor de gedeeltelijke inbuizing van de gracht in functie van de oprit moeten de bijzondere voorwaarden voor de bouw van duikers voor het dempen van sloten worden nageleefd;

 

-      De duiker wordt gebouwd in betonbuizen van 2,50 meter lengte met rubberdichting en hebben een nuttige doorsnede van 0,40 meter en een lengte van max 5,50 meter, exclusief kopmuren.

-      De vrije uiteinden van de duiker worden afgewerkt met een kopmuur in metselwerk met een dikte van 20 cm. De kopmuur dient tot 30 cm boven de berm geplaatst te worden. Het bovenvlak dient het maaiveld te volgen.

-      De boven de duiker uitgevoerde aanvullingen geschieden met goede grond. Deze aanvulling wordt behoorlijk verbonden met het bestaande profiel van de baan.

-      Het werk moet zo ingericht zijn, dat het de bestaande waterafvoerinrichtingen behouden worden. Zo moet, op de plaats waar reeds een zijdelingse lozing in de sloot bestaat, het te bouwen werk aangevuld worden met een verbindingsput in metselwerk, die beantwoordt aan de voor het hoofdwerk opgelegde voorwaarden.

-      De in de sloot uit te voeren werken van eerste aanleg van het kunstwerk moeten voltooid zijn binnen een termijn van 10 dagen, te rekenen van de dag waarop zij aangevat worden.

-      De buizen dienen gelegd in een bed van gestabiliseerd zand.

-      Zolang het toegelaten werk in stand gehouden wordt, is de aangelande eigenaar verplicht het in goede staat te bewaren en het geregeld te ruimen en in elk geval op elke vordering van het Stadsbestuur. Hij mag het niet wijzigen zonder toelating van het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, lijn

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Afbeelding met tekst, diagram, lijn, schermopname

Automatisch gegenereerde beschrijving

Afbeelding met diagram, tekst, schermopname, Technische tekening

Automatisch gegenereerde beschrijving

Afbeelding met diagram, lijn, Parallel, Technische tekening

Automatisch gegenereerde beschrijving

Voor de duidelijkheid: de bouwheer dient de duiker eerst aan te leggen volgens de voorwaarden, nadien komt de Stad de oprit van maximaal 3 meter breedte in betonstraatstenen met de overbreedte in grasdallen voor brandweer aanleggen.

 

Openbare verlichting

De openbare verlichting wordt niet verplaatst of weggenomen.

 

Bermen

De openbare, groene bermen mogen in geen geval verhard worden of voorzien van andere private materialen door de bouwheer. Ook halfverhardingen/steenslag - zowel nieuwe als bestaande - zijn niet toegelaten. In het geval van inbreuken kan de stad deze verhardingen/materialen opbreken op kosten van de bouwheer.

 

Hemelwater

Verhardingen

De verhardingen dienen waterdoorlatend aangelegd te worden of moeten natuurlijk kunnen infiltreren in de onverharde omgeving.

Het geheel van waterdoorlatende verharding en fundering dient blijvend een even goede doorlatendheid te hebben als een reguliere infiltratievoorziening.  Er mag geen enkele vorm van versnelde waterafvoer aanwezig zijn (geen drainageleidingen, goten, afvoerkolken (andere dan noodafvoer-/overstortkolken), hellingen, …).

Verhardingen moeten afvloeien naar een voldoende grote onverharde oppervlakte (op eigen terrein) waar natuurlijke infiltratie kan plaatsgrijpen.

De onverharde oppervlakte moet minimaal 25% van de oppervlakte van de afwaterende oppervlakte zijn.

De verhardingen mogen geen opstaande boordstenen bevatten.

Natuurlijke infiltratie mag niet leiden tot wateroverlast bij derden.

 

Het water dat op de helling van de ondergrondse parking valt en niet natuurlijk kan infiltreren dient idealiter opgevangen te worden in de infiltratievoorziening.

 

Hemelwaterput en groendak

Er dient een hemelwaterput van minimaal 13 m³ voorzien te worden.

De hemelwaterput moet voorzien zijn van een operationeel pompsysteem dat hergebruik mogelijk maakt. Minimaal moet het sanitair, wasmachine en een dienstkraan van de beide appartementen aangesloten worden op de hemelwaterput.

Het groendak moet zo opgebouwd worden dat het begroeid kan worden met planten en waar er onder de planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 l/m².

 

De overloop van de hemelwaterput en het groendak dient aangesloten te worden op de infiltratievoorziening.

 

Infiltratievoorziening

De infiltratievoorziening is ondergronds en bestaat uit een infiltratieput.

Om infiltratie toe te laten dient de gemiddelde hoogste grondwaterstand idealiter dieper gelegen te zijn dan de infiltratievoorziening.

De eventuele overloop moet boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand gelegen zijn, aangezien de infiltratievoorziening anders als drainage fungeert.

Omdat de infiltratievoorziening zich ondergronds bevindt, zijn de controlemogelijkheden beperkt. Het hemelwater dat naar een ondergrondse infiltratievoorziening wordt geleid, dient om deze reden voorgefilterd te worden om dichtslibbing te vermijden. De infiltratievoorziening moet de nodige toegangsputten hebben voor een jaarlijks onderhoud en reiniging van de voorziening. Een bovengrondse infiltratie voorziening geniet daarom altijd de voorkeur boven een ondergrondse voorziening.

 

Er moet genoeg infiltratieoppervlakte gecreëerd worden, de bodem van de put mag niet meegeteld worden.

 

Bomen

-      Voor elke gevelde boom op het terrein moet minstens een evenwaardig aantal nieuwe inheemse bomen heraangeplant worden.

-      Minstens moeten 12 bomen op het perceel aanwezig zijn (inclusief de eventueel behouden bomen), waarvan 4 in de voortuinzone.

-      Nieuwe bomen worden aangeplant ten laatste in het eerstvolgende plantseizoen na het afwerken van de ruwbouw en dit op minstens 2 m afstand van de private perceelsgrenzen.

 

Mobiliteit

-      Op de helling dient een zone van minimaal 1,50 m breed afgebakend te worden als zone voor de fietsers.

-      De helling moet voorzien worden van een rood/groen licht waarbij de wagens in de bredere middengang kunnen wachten.

-      De fietsenstalling aan de voet van de helling wordt best wat opgeschoven teneinde maximaal uit de benodigde draaicirkel van de wagens te blijven. In de huidige situatie interfereren de draaicirkel van de wagens met de manoeuvreerruimte van de fietsers, wat gevaarlijk is.

 

Milieu
Ten allen tijde moet voldaan worden aan de geluidsnormen opgenomen in Vlarem II.


De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:

De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:  https://navigator.emis.vito.be/

Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

              

Artikel 3

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Stedenbouw

Openbaar domein

De bouwheer/vergunninghouder is steeds verantwoordelijk voor beschadigingen aan de inrichting van het openbaar domein, groenaanleg, bermen, trottoirs, boordstenen, (straat)kolken en de rijweg, die te wijten zijn aan de bouwactiviteit. De dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen herstelt deze beschadigingen op kosten van de bouwheer/vergunninghouder.

 

De bouwheer/vergunninghouder moet voor de aanvang van de werken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opmaken van de omliggende trottoirs en wegenis met bijzondere aandacht voor de (straat)kolken.

Deze dient bezorgd te worden aan de dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, via afgifte op het Stadskantoor Gent, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent, tel.: 09/266.79.00, via e-mail: tdwegen@stad.gent of met de post aan Stad Gent t.a.v. Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Botermarkt 1, 9000 Gent.

Deze dient ten laatste twee weken voor aanvang van de werken verstuurd of afgegeven te worden, indien deze laattijdig ingediend wordt kan deze niet als tegensprekelijk beschouwd worden.

U kan dit door een architect of landmeter laten doen maar u mag dit ook zelf opnemen. (U maakt een aantal algemene foto’s vergezeld van detailfoto’s met reeds aanwezige schade aan het openbaar domein. Bij elke foto zet u een beschrijving en u voegt een plannetje toe met aanduiding van de positie van de foto’s).

 

In functie van de werfzone op het openbaar domein is een vergunning Inname Publieke Ruimte noodzakelijk. U vraagt dit digitaal aan via de website www.stad.gent (typ tijdelijke werfzone in het zoekveld).

 

Afval

Bij de sloop moet de nodige aandacht besteed worden aan de aanwezigheid van asbest. Meer informatie over het correct omgaan met asbest is terug te vinden op de website van OVAM: https://www.ovam.be/omgaan-met-asbest.

 

Stofemissies

De uitvoerder van bouw-, sloop- en infrastructuurwerken moet de emissie van stof zo laag mogelijk houden en moet hiertoe maatregelen treffen.

De verplichte maatregelen staan opgesomd in hoofdstuk 6.12 van Vlarem II.

De aandacht wordt gevestigd op artikel 6.12.3 van deze regelgeving. Dit artikel vermeldt vier concrete maatregelen om stofemissies te voorkomen:

1. afscherming met doeken of zeilen,

2. beneveling van de locatie waar de werken worden uitgevoerd,

3. bevochtiging ter hoogte van de apparatuur,

4. rechtstreekse stofafzuiging op breekhamers, polijstmachines, slijpschijven, boormachines, freesmachines en schuurmachines.

Minimaal één van deze vier maatregelen moet genomen worden.

Als er visueel waarneembare stofverspreiding optreedt kan bijkomende verneveling verplicht zijn.

 

Grondwater

Een grondwaterbemaling kan noodzakelijk zijn voor de bouwkundige werken of de aanleg van de openbare nutsvoorzieningen. Bij bemaling moet volgens Vlarem minstens een melding van de activiteit gebeuren. Ze kan evenwel vergunningsplichtig zijn en zelfs merplichtig naargelang de ligging, de diepte van de grondwaterverlaging en het opgepompte debiet. De akte of vergunning moet verleend zijn door de bevoegde instantie vooraleer de bemalingswerken kunnen gestart worden.

In een aanvraagdossier voor een vergunning of melding moeten steeds de effecten naar de omgeving onderzocht worden, op basis van de gemodelleerde debieten en het bemalingsconcept, en moet steeds vermeld worden op welke manier zal omgegaan worden met het opgepompte bemalingswater (toepassing van de bemalingscascade). De bemalingsinstallatie dient geplaatst te worden door een erkend boorbedrijf.

 

Bodem

Indien grondverzet plaatsvindt, moet dit gebeuren overeenkomstig de regels m.b.t. het gebruik van de uitgegraven bodem (Hoofdstuk XIII VLAREBO). Als algemeen principe geldt dat voor iedere partij reeds uitgegraven bodem die groter is dan 250 m³ en die niet ter plaatse wordt gebruikt, een technisch verslag moet opgemaakt worden. Deze verplichting geldt ook voor een partij samengesteld uit verschillende partijen uitgegraven bodem kleiner dan 250 m³ waarvoor er geen verplichting tot technisch verslag was, en ook voor een partij groter dan 250 m³ die in verschillende partijen kleiner dan 250 m³ wordt afgevoerd en gebruikt (artikel 173, §2).

Meer info over grondverzet kan verkregen worden bij de infolijn van de OVAM op 015/284.284 en 015/284.459.

 

Milieu

Ten allen tijde moet voldaan worden aan de geluidsnormen opgenomen in Vlarem II.

Om de geluidshinder tot een minimum te beperken kunnen volgende milderende maatregelen genomen worden:

- Plaats het toestel op een plaats waar ze het minste overlast creëert voor derden;

- Lokale akoestische afschermingen rond het toestel voorzien;

- Processturing waarbij de ventilatortoerentallen in de nachtperiode worden beperkt tot 70%.

Bij een erkend ‘milieudeskundige geluid en trillingen’ kan advies ingewonnen worden m.b.t. de controle van apparaten, akoestisch onderzoek, trillingsmetingen en het opstellen en begeleiden van saneringsplannen (https://www.vlaanderen.be/erkenning-als-milieudeskundige-geluid-en-trillingen).