Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
ACLAGRO NV met als contactadres Industrieweg 74, 9032 Gent heeft een aanvraag (OMV_2023073435) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 12 oktober 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:
• Onderwerp: het verder exploiteren en veranderen van de technische dienst van een aannemingsbedrijf
• Adres: Industrieweg 74, 9032 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 30 sectie C nr. 132C
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 15 december 2023.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 29 januari 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Het betreft het verder exploiteren en veranderen van de technische dienst van een aannemingsbedrijf (Aclagro NV – Technische dienst). De exploitatie betreft het uitvoeren van herstellingen en de opslag van materialen en producten op de site.
Aclagro NV – AGRC Grondreinigingscentrum incl. TOP – klasse 1 heeft een aparte vergunning (OMV_2022109888). Beide activiteiten zijn inhoudelijk als fysiek van elkaar gescheiden.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | CLP omzetting en vermindering van de opslag. De opslag van 11.740 liter brandgevaarlijke producten waaronder; 2.480 liter hydraulische olie (-0), 5.168 liter Motorolie (-0), 2.480 liter W10 (+2.480 liter) en 4300 liter afvalolie (-235 liter). Er is geen opslag in verplaatsbare recipiënten (-5.000 liter). | klasse 3 | Verandering | -2755 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: overige inrichtingen | in plaats van 1 verdeelinstallatie met 5 verdeelslangen zal gewerkt worden met 2 verdeelinstallaties met elk 2 verdeelslangen | klasse 2 | Verandering | -1 verdeelslang |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Het stallen van 12 voertuigen waaronder 4 vrachtwagens, 1 bandenkraan en 3 heftrucks, 4 werkcamionetten in plaats van 70 voertuigen | klasse 3 | Verandering | -58 voertuigen |
15.2. | herstellen van motorvoertuigen (+ carrosseriewerkzaamheden) anders dan vermeld in rubriek 15.3 | de brug wordt verwijderd | klasse 3 | Verandering | 1 garage |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, volledig gelegen in industriegebied | klasse 3 | Hernieuwing | 5 voertuigen/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | vermindering van het totale vermogen van deze rubriek door wijziging van het aantal airco's en compressoren: 1 compressor ipv 3 en 3 airco's ipv 6 | klasse 3 | Verandering | -203 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3000 liter | De opslag van 893,1 liter aerosolen zoals silicone spray, primer, remmenreiniger, … | klasse 3 | Nieuw | 893,1 liter |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1000 liter tot en met 10.000 liter | klasse 2 | Hernieuwing | 1500 liter |
17.3.2.1.1.2° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton | CLP-omzetting en vermindering van de hoeveelheid opgeslagen gasolie (-42.000 liter), vermeerdering hoeveelheid opslag diesel (+6.000 liter) (in totaal -36.000 liter) | klasse 2 | Verandering | -2,999 ton |
17.3.2.1.2.1° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton | De opslag van 0,8 ton overige ontvlambare producten (antrivriesmiddel) | klasse 3 | Nieuw | 0,8 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | klasse 2 | Hernieuwing | 4,79 ton |
17.3.4.1°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van cement (-98,8 ton), geen opslag meer van natriumsilicaat (-10,16 ton) | klasse 3 | Verandering | -108,96 ton |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van cement (-98,8ton), geen opslag meer van ongebluste kalk (-200,16 ton) toevoeging van nieuwe producten (scrubber, antivriesmiddel, diesel additief) (+1,913) | klasse 3 | Verandering | -297,047 ton |
17.3.7.1°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van koelvloeistof (-1648 liter), toevoeging van nieuwe producten (diesel additief, transmissieolie) (547 kg) | klasse 3 | Verandering | -1,101 ton |
17.3.8.1° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton | De opslag van 0,913 ton voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen (diesel additief, olie) | klasse 3 | Nieuw | 0,913 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | klasse 3 | Nieuw | 5000 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | een vermeerdering van het totaal vermogen van de metaalbewerkingsmachines | klasse 3 | Verandering | 113,34 kW |
Volgende rubrieken zijn niet meer van toepassing:
2.1.1 | De op- en overslag van 50 ton ongebonden asbest afkomstig van eigen asbestsaneringswerken. | 50 ton
2.1.2.b) | De opslag en overslga van maximaal 115.000 ton verontreinigde bodem waarvan max. 15.000 ton PCB-houdende gronden. | 115000 ton
2.1.2.c) | De op- en overslag van max. 50 ton gebonden asbest afkomstig van eigen asbestsaneringswerken. | 50 ton
2.1.3.2° | De tussentijdse opslag van 100.000 ton uitgegraven bodem. | 100000 ton
2.2.2.f)2° | De opslag en mechanische behandeling van:
- max. 5.000 ton Mo-houdende bodem,
- max. 100.000 ton uitgegraven verontreinigde bodem,
- max. 30.000 ton zandhoudend veegvuil, beton- en steenpuin, ruimings- en baggerspecie en spoorwegballast.
De opslag en het verhakselen van max. 20.000 ton tuin- en plantsoenafval. | 155000 ton
2.2.3.a)3° | De opslag en aërobe compostering van 20.000 ton tuin- en plantsoenafval. | 20000 ton
2.2.3.d) | De opslag en de biologische behandeling van maximaal 155.000 ton (100.000 ton in de TOP, 30.000 ton in de ontvangstloods en 25.000 ton in de loods biologische verwerking) verontreinigde uitgegraven bodem. | 155000 ton
2.2.5.f)2° | De opslag en fysico-chemische behandeling van max. 20.000 ton uitgegraven bodem en/of puin verontreinigd met asbest. | 20000 ton
2.2.8.a) | De opslag van maximaal 30.000 ton baggerspecie in afwachting van behandeling. | 30000 ton
2.2.8.b) | De opslag, de fysicochemische en de biologische behandeling van maximaal 30.000 ton baggerspecie. | 30000 ton
2.3.2.f) | De opslag, fysische en mechanische behandeling van 100.000 ton uitgegraven bodem. | 100000 ton
3.6.3.2 | Het lozen van maximaal 20 m³/u, 90 m³/dag en 25.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie (plaatbeluchter, KWS-afscheider en actief koolfilter) in een oppervlaktewater. | 25000 m³/jaar
12.2.1 | 3 transformatoren met een nominaal vermogen van 400 kVA en 2 x 630 kVA | 1660 kVA
24.4 | Een labo voor kwaliteitscontrole | 1 labo
30.1.2 | Een mobiele grondzeefinstallatie met een geïnstalleerde drijfkracht van 72 kW. | 72 kW
61.2.2 | De tussentijdse opslag van 100.000 ton uitgegraven bodem. | 100000 ton
2.2.2.a)2° | De maximale opslag van 10.000 m³ inert afval en het breken ervan | 10000 m³
2.2.5.e)2° | De opslag en de fysico-chemische behandeling van max. 130.000 ton uitgegraven bodem en/of van max. 30.000 ton veegzuil en rioolkolkenzand, zeefzand van sorteerinstallaties, breekzand van breekinstallaties, spoorwegballast, beton- en steenpuin en straalzand. | 130000 ton
30.10.1 | De opslag van minerale stoffen op een terrein van 4 hectare. | 4 ha
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Milieuvergunningen
* Op 22/07/1993 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor het uitbreiden van een metaalbewerkingsbedrijf. (1536/E/1)
* Op 15/01/2004 werd door de deputatie de vergunning afgeleverd voor het exploiteren van een bedrijf voor metaalbewerking. (1536/E/4)
* Op 22/09/2005 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor overname van carnoy fintube. (1536/E/5)
* Op 26/01/2006 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor het veranderen (door uitbreiding en wijziging) van een aannemingsbedrijf + grondreinigingscentrum (tijdelijke opslagplaats voor uitgegraven bodem). (1536/E/6)
* Op 14/01/2010 werd door het college van burgemeester en schepenen een vergunning afgeleverd voor de tijdelijke opslag en fysisch-chemische behandeling van verontreinigde uitgegraven grond+ tijdelijk opslag van gips. (1536/E/7)
* Op 06/05/2010 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor een mededeling van een kleine verandering (door uitbreiding) van een inrichting voor grondrecyclage en een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem. (1536/E/8)
* Op 13/01/2011 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor het veranderen (door wijziging/uitbreiding) van een aannemingsbedrijf met een grondreinigingscentrum en een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem. (1536/E/9)
* Op 08/09/2011 werd door het college van burgemeester en schepenen een vergunning afgeleverd voor het exploiteren van een tijdelijke inrichting voor de verwijdering van keramische stenen uit metalen constructie - periode augustus/september 2011. (1536/E/10)
* Op 13/12/2012 werd door de deputatie de vergunning geweigerd voor het al dan niet definitief verlenen van de vergunning voor het veranderen (door wijziging en uitbreiding) van een aannemingsbedrijf met een grondreinigingscentrum en een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem definitief na proef - klasse 1. (1536/E/11)
* Op 04/01/2013 werd door het college van burgemeester en schepenen de vergunning geweigerd voor het exploiteren van een tijdelijke inrichting van een aannemingsbedrijf met een grondreinigingscentrum en een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem (aanvraag om een periode te overbruggen na het al dan niet verkrijgen van een definitieve vergunning van de deputatie). (1536/E/12)
* Op 21/02/2013 werd door de deputatie de vergunning voor het veranderen (door uitbreiding) van een aannemingsbedrijf met afvalstoffenverwerking voor een termijn van 2 jaar op proef afgeleverd. (1536/E/13)
* Op 13/03/2014 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor het veranderen (door uitbreiding) van een aannemings- en afvalstoffenverwerkend bedrijf. (1536/E/14)
* Op 22/01/2015 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor het definitief verlenen van de vergunning voor het exploiteren van een aannemingsbedrijf met afvalstoffenverwerking definitief na proef - klasse 1. (1536/E/15)
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgend extern advies is gegeven:
Voorwaardelijk gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 21 december 2023 onder ref. 062479-004/MN/2023: GUNSTIG ADVIES, mits naleving van de vermelde maatregelen
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in industriegebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
5. WATERPARAGRAAF
1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Stad Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein onder klimaatverandering.
- niet gelegen in een signaalgebied.
2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat regenwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkte hoeveelheid water met een vertraging wordt afgevoerd. De plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.
Er worden geen stedenbouwkundige handelingen aangevraagd.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Er worden geen wijzigingen aangebracht aan gebouwen, verhardingen, waterlopen of het reliëf. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Waterkwaliteit
De lozing van het afvalwater is een ingedeelde activiteit. De impact van de lozing moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de voorwaarden van vergunning Aclagro NV – AGRC OMV_2022109888) waardoor verontreiniging zal voorkomen worden.
Er wordt bodemvreemd materiaal opgeslagen (indelingsplichtig volgens Vlarem II, bijlage 1). De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem en grondwater. De opslag moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II waardoor verontreiniging zal voorkomen worden.
3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag heeft geen milieueffectrapport of project-MER-screening nodig.
7. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 25 december 2023 tot 23 januari 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werden geen bezwaren ingediend.
8. OMGEVINGSTOETS
Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
Aspect afvalwater
Het afvalwater van het technisch depot van Aclagro NV (potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de tankpiste en de wasplaats en het waswater van de autowasplaats) wordt geloosd op de waterzuiveringsinstallatie van het AGRC. De lozing van het bedrijfsafvalwater is opgenomen in de vergunningsaanvraag van het AGRC (OMV_2022109888).
Het water van de tankpiste en de wasplaats (maximum 5 voertuigen/dag) wordt via een KWS-afscheider geloosd.
Aspect bodem en grondwater
De CLP omzetting heeft de wijziging van een aantal rubrieken tot gevolg. De opslag van gevaarlijke producten neemt af, met uitzondering van de opslag van aërosolen en gevaarlijke producten in kleine verpakkingen. De opslag van cement vermindert aanzienlijk.
De opslag van de gevaarlijke producten (vaten en kleine verpakkingen) gebeurt op lekbakken. De lekbakken worden periodiek gecontroleerd en geledigd indien nodig.
De vaste bovengrondse opslagtanks zijn dubbelwandig en voorzien van lekdetectie en overvulbeveiliging.
Enkel de bovengrondse tank met 2.200 liter afvalolie is enkelwandig. Hier is een metalen inkuiping aanwezig. De tank is voorzien van lekdetectie en overvulbeveiliging.
De gunstige keuringsattesten van de tanks konden voorgelegd worden. De opmerkingen, opgenomen in de keuringsverslagen, dienen steeds nageleefd te worden.
De garageplaats heeft een ondoordringbare en onbrandbare vloer. De tankpiste heeft een ondoordringbare vloer is de afwatering gebeurt via een KWS-afscheider.
De transformator (niet ingedeeld) bevat olie en is opgesteld in een aparte cabine op een inkuiping.
Conform het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) is een oriënterend onderzoek verplicht om de 10 jaar en bij overdracht, sluiting en faillissement. Dit wordt opgenomen als opmerking.
Aspect lucht
Het gebruikte koelmiddel in de airco’s is R410a (HFK mensel). Dit koelmiddel draagt bij aan de opwarming van de aarde (het broeikaseffect). Het gebruik van natuurlijke koelmiddelen (CO2, NH3, propaan, …) of koelmiddelen met een laag Global Warming Potential (GWP < 2500) dient nagegaan te worden. Dit wordt als opmerking opgenomen.
De airco’s dienen onderhouden te worden overeenkomstig artikel 5.16.3.3.§3 van Vlarem II.
De airco’s moeten onderzocht worden op goed functioneren en op mogelijke lekverliezen door een erkende koeltechnicus.
De exploitant moet het relatief lekverlies (kg toegevoegd koelmiddel ten opzichte van totale koelmiddelinhoud installatie) te allen tijden beperken tot 5% per jaar (artikel 5.16.3.3.§6 van Vlarem II). Bij controles dient het gebruikte koelmiddel op jaarbasis berekend te worden ten opzichte van de koelmiddelinhoud. Bij een RLV van meer dan 10% tijdens twee opeenvolgende kalenderjaren, dient de installatie buiten bedrijf gesteld te worden.
De periodieke onderhoudsattesten inclusief de lektesten konden voorgelegd worden.
Er zijn twee compressoren (7,5 kW) met een inhoud van 350 liter (11 bar) aanwezig. Het product van de toelaatbare druk en het volume van de luchtcompressor is groter dan 3.000 bar.liter. Bijgevolg dienen de luchtcompressoren, conform artikel 5.16.3.2, §4 van Vlarem II ten minste om de vijf jaar onderworpen te worden aan een periodiek onderzoek door een milieudeskundige erkend in de discipline houder voor gassen of gevaarlijke stoffen zodat een maximale beveiliging voor de buurt wordt verzekerd. Binnen een termijn van 3 maanden na datum van dit besluit dient het attest van het periodiek onderzoek, conform artikel 5.16.3.2.§4 van Vlarem II, bezorgd te worden aan de dienst Toezicht van de Stad Gent (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.
Aspect geluid
Geluid en trillingen kunnen afkomstig zijn van het transportverkeer, transformator, compressor en airco’s.
Bij het laden en lossen worden de motoren stilgelegd. De snelheid van het werfverkeer is beperkt tot 10 km/u.
De transformator bevindt zich in een gemetseld alleenstaand gebouw.
De compressor en airco’s staan binnenin het gebouw. De buitenunits van de airco’s staan zodanig opgesteld dat er zo weinig mogelijk hinder wordt veroorzaakt naar de omliggende omgeving.
Te allen tijde moet voldaan worden aan de geluidsnormen opgenomen in Vlarem II. Dit wordt als opmerking opgenomen.
Aspect energie
Het bedrijf komt in aanmerking voor energiecoaching van de stad Gent. De energiecoach geeft professioneel advies op maat voor zowel renovaties, nieuwbouw of voor een algemene verlaging van het energieverbruik binnen het bedrijf.
Contact en meer info: Energiecoaching@stad.gent of 09 268 23 00 of http://www.stad.gent/energiecoaching. Dit wordt opgenomen als opmerking.
Aspect afval
De voortgebrachte afvalstoffen worden volgens VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) beschouwd als bedrijfsafval. VLAREMA stelt dat bedrijfsafval gescheiden ingezameld moet worden en opgehaald moet worden door een erkende inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor verdere verwerking door een erkende verwerker. Het is ook verplicht om een afvalstoffenregister bij te houden. Dit wordt opgenomen als opmerking.
Aspect (brand)veiligheid
De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten moet steeds met behulp van beugels, kettingen of rooster beschermd worden tegen omvallen en aanrijding. De volle en lege gasflessen dienen apart gestockeerd te worden en er dient rekening gehouden te worden met de afstandsregels conform artikel 5.17.3.2.4. van Vlarem II. Dit wordt als opmerking opgenomen.
Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. De voorwaarden uit het advies (met referentie 062479-004/MN/2023) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
In de aanvraag worden geen stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. Er wordt dus aangenomen dat de aanvraag zich situeert binnen de afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen. Er mogen geen stedenbouwkundige handelingen gebeuren zonder vergunning.
Aspect mobiliteit:
Er worden 12 voertuigen (andere dan personenwagen) gestald. Daarnaast wordt een hernieuwing aangevraagd voor een wasplaats voor het wassen van maximaal 5 voertuigen per dag.
Op de site van de technische dienst zijn er 27 werknemers. Deze verplaatsen zich elke dag naar en van het werk. 17 werknemers werken overdag in de technische dienst en blijven op de site. De andere 10 werknemers kunnen zich in de technische dienst bevinden of verplaatsen zich naar de werven van Aclagro of externe bedrijven.
De site is gelegen in industriegebied en sluit bijna rechtstreeks aan op het hoger liggend verkeersnetwerk (R4), zonder daarbij woongebied te doorkruisen. Er valt geen noemenswaardige verkeershinder t.g.v. de exploitatie van de inrichting te verwachten.
Het parkeren, en alle vrachtwagenbewegingen inclusief het wachten en het manoeuvreren dient op eigen terrein te gebeuren. De openbare weg mag hier niet door gehinderd worden. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
CONCLUSIE
De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.
Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | CLP omzetting en vermindering van de opslag. De opslag van 11.740 liter brandgevaarlijke producten waaronder; 2.480 liter hydraulische olie (-0), 5.168 liter Motorolie (-0), 2.480 liter W10 (+2.480 liter) en 4300 liter afvalolie (-235 liter). Er is geen opslag in verplaatsbare recipiënten (-5.000 liter). | Verandering | -2755 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: overige inrichtingen | in plaats van 1 verdeelinstallatie met 5 verdeelslangen zal gewerkt worden met 2 verdeelinstallaties met elk 2 verdeelslangen | Verandering | -1 verdeelslang |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Het stallen van 12 voertuigen waaronder 4 vrachtwagens, 1 bandenkraan en 3 heftrucks, 4 werkcamionetten in plaats van 70 voertuigen | Verandering | -58 voertuigen |
15.2. | herstellen van motorvoertuigen (+ carrosseriewerkzaamheden) anders dan vermeld in rubriek 15.3 | de brug wordt verwijderd | Verandering | 1 garage |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, volledig gelegen in industriegebied | Hernieuwing | 5 voertuigen/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | vermindering van het totale vermogen van deze rubriek door wijziging van het aantal airco's en compressoren: 1 compressor ipv 3 en 3 airco's ipv 6 | Verandering | -203 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3000 liter | De opslag van 893,1 liter aerosolen zoals silicone spray, primer, remmenreiniger, … | Nieuw | 893,1 liter |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1000 liter tot en met 10.000 liter | Hernieuwing | 1500 liter |
17.3.2.1.1.2° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton | CLP-omzetting en vermindering van de hoeveelheid opgeslagen gasolie (-42.000 liter), vermeerdering hoeveelheid opslag diesel (+6.000 liter) (in totaal -36.000 liter) | Verandering | -2,999 ton |
17.3.2.1.2.1° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton | De opslag van 0,8 ton overige ontvlambare producten (antrivriesmiddel) | Nieuw | 0,8 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | Hernieuwing | 4,79 ton |
17.3.4.1°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van cement (-98,8 ton), geen opslag meer van natriumsilicaat (-10,16 ton) | Verandering | -108,96 ton |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van cement (-98,8ton), geen opslag meer van ongebluste kalk (-200,16 ton) toevoeging van nieuwe producten (scrubber, antivriesmiddel, diesel additief) (+1,913) | Verandering | -297,047 ton |
17.3.7.1°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van koelvloeistof (-1648 liter), toevoeging van nieuwe producten (diesel additief, transmissieolie) (547 kg) | Verandering | -1,101 ton |
17.3.8.1° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton | De opslag van 0,913 ton voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen (diesel additief, olie) | Nieuw | 0,913 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | Nieuw | 5000 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | een vermeerdering van het totaal vermogen van de metaalbewerkingsmachines | Verandering | 113,34 kW |
De geactualiseerde vergunningstoestand van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit (inrichtingsnummer 20221222-0107) is:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | De opslag van 11.740 liter brandgevaarlijke producten waaronder; 2.480 liter hydraulische olie, 2.480 liter Motorolie, 2.480 liter W10; 4.300 liter afvalolie in een bovengrondse, enkelwandige ingekuipte houder van 2.200 liter en in een bovengrondse dubbelwandige houder van 2.100 liter | klasse 3 | 11740 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: overige inrichtingen | twee brandstofverdeelinstallaties met elk 2 verdeelslangen | vlarebo : B | klasse 2 | 4 verdeelslang |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Het stallen van 12 voertuigen waaronder 4 vrachtwagens, 1 bandenkraan en 3 heftrucks, 4 werkcamionetten | klasse 3 | 12 voertuigen |
15.2. | herstellen van motorvoertuigen (+ carrosseriewerkzaamheden) anders dan vermeld in rubriek 15.3 | Een garagewerkplaats met twee schouwputten | vlarebo : A | klasse 3 | 1 garage |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, volledig gelegen in industriegebied | Een wasplaats voor het reinigen van maximaal 5 voertuigen per dag | klasse 3 | 5 voertuigen/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | twee airco's van elk 7,10 kW, een airco van 11,20 kW en 2 compressoren van elk 7,5 kW | klasse 3 | 40,4 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3000 liter | De opslag van 893,1 liter aerosolen zoals silicone spray, primer, remmenreiniger, … | klasse 3 | 893,1 liter |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1000 liter tot en met 10.000 liter | De opslag van 1500 liter gassen in verplaatsbare recipiënten: 800 l zuurstof - 450 l propaan en 250 l menggas | klasse 2 | 1500 liter |
17.3.2.1.1.2° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton | De opslag van 91.150 liter ontvlambare vloeistoffen, bestaande uit gasolie in 2 bovengrondse houders van resp. 20.000 liter en 1.150 liter en de opslag van 20.000 liter gasolie in verplaatsbare recipiënten en de opslag van 50.000 liter diesel | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 76,566 ton |
17.3.2.1.2.1° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton | De opslag van 0,8 ton overige ontvlambare producten (antrivriesmiddel) | klasse 3 | 0,8 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | De opslag van 5.750 liter benzine zijnde 5.000 liter in dubbelwandige ondergrondse houder en 750 liter benzine in verplaatsbare recipiënten | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 4,79 ton |
17.3.4.1°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | De opslag van 1,2 ton bijtende producten (cement) | klasse 3 | 1,2 ton |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van 3,113 ton schadelijke producten (cement, scrubber, antivriesmiddel, diesel additief) | klasse 3 | 3,113 ton |
17.3.7.1°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van 1,379 ton stoffen met kenmerk lange termijn gezondheidsgevaarlijk (koelvloeistof, transmissieolie, diesel additief) | klasse 3 | 1,379 ton |
17.3.8.1° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton | De opslag van 0,913 ton voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen (diesel additief, olie) | klasse 3 | 0,913 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | klasse 3 | 5000 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Metaalbewerkingsmachines met een totaal vermogen van 142,1 kW | vlarebo : O | klasse 3 | 142,1 kW |
De lopende vergunningen worden opgeheven.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van de technische dienst van een aannemingsbedrijf aan ACLAGRO nv (O.N.:0415256901) gelegen te Industrieweg 74, 9032 Gent.
De rubrieken voor de inrichting/activiteit Aclagro NV - Technische Dienst met inrichtingsnummer 20221222-0107 beslist het college als volgt:
Vergunde rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | CLP omzetting en vermindering van de opslag. De opslag van 11.740 liter brandgevaarlijke producten waaronder; 2.480 liter hydraulische olie (-0), 5.168 liter Motorolie (-0), 2.480 liter W10 (+2.480 liter) en 4300 liter afvalolie (-235 liter). Er is geen opslag in verplaatsbare recipiënten (-5.000 liter). | Verandering | -2755 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: overige inrichtingen | in plaats van 1 verdeelinstallatie met 5 verdeelslangen zal gewerkt worden met 2 verdeelinstallaties met elk 2 verdeelslangen | Verandering | -1 verdeelslang |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Het stallen van 12 voertuigen waaronder 4 vrachtwagens, 1 bandenkraan en 3 heftrucks, 4 werkcamionetten in plaats van 70 voertuigen | Verandering | -58 voertuigen |
15.2. | herstellen van motorvoertuigen (+ carrosseriewerkzaamheden) anders dan vermeld in rubriek 15.3 | de brug wordt verwijderd | Verandering | 1 garage |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, volledig gelegen in industriegebied | Hernieuwing | 5 voertuigen/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | vermindering van het totale vermogen van deze rubriek door wijziging van het aantal airco's en compressoren: 1 compressor ipv 3 en 3 airco's ipv 6 | Verandering | -203 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3000 liter | De opslag van 893,1 liter aerosolen zoals silicone spray, primer, remmenreiniger, … | Nieuw | 893,1 liter |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1000 liter tot en met 10.000 liter | Hernieuwing | 1500 liter |
17.3.2.1.1.2° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton | CLP-omzetting en vermindering van de hoeveelheid opgeslagen gasolie (-42.000 liter), vermeerdering hoeveelheid opslag diesel (+6.000 liter) (in totaal -36.000 liter) | Verandering | -2,999 ton |
17.3.2.1.2.1° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton | De opslag van 0,8 ton overige ontvlambare producten (antrivriesmiddel) | Nieuw | 0,8 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | Hernieuwing | 4,79 ton |
17.3.4.1°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van cement (-98,8 ton), geen opslag meer van natriumsilicaat (-10,16 ton) | Verandering | -108,96 ton |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van cement (-98,8ton), geen opslag meer van ongebluste kalk (-200,16 ton) toevoeging van nieuwe producten (scrubber, antivriesmiddel, diesel additief) (+1,913) | Verandering | -297,047 ton |
17.3.7.1°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | CLP omzetting en vermindering van de opslag van koelvloeistof (-1648 liter), toevoeging van nieuwe producten (diesel additief, transmissieolie) (547 kg) | Verandering | -1,101 ton |
17.3.8.1° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton | De opslag van 0,913 ton voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen (diesel additief, olie) | Nieuw | 0,913 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | Nieuw | 5000 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | een vermeerdering van het totaal vermogen van de metaalbewerkingsmachines | Verandering | 113,34 kW |
De geactualiseerde vergunningstoestand van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit (inrichtingsnummer 20221222-0107) is:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | De opslag van 11.740 liter brandgevaarlijke producten waaronder; 2.480 liter hydraulische olie, 2.480 liter Motorolie, 2.480 liter W10; 4.300 liter afvalolie in een bovengrondse, enkelwandige ingekuipte houder van 2.200 liter en in een bovengrondse dubbelwandige houder van 2.100 liter | klasse 3 | 11740 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: overige inrichtingen | twee brandstofverdeelinstallaties met elk 2 verdeelslangen | vlarebo : B | klasse 2 | 4 verdeelslang |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Het stallen van 12 voertuigen waaronder 4 vrachtwagens, 1 bandenkraan en 3 heftrucks, 4 werkcamionetten | klasse 3 | 12 voertuigen |
15.2. | herstellen van motorvoertuigen (+ carrosseriewerkzaamheden) anders dan vermeld in rubriek 15.3 | Een garagewerkplaats met twee schouwputten | vlarebo : A | klasse 3 | 1 garage |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, volledig gelegen in industriegebied | Een wasplaats voor het reinigen van maximaal 5 voertuigen per dag | klasse 3 | 5 voertuigen/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | twee airco's van elk 7,10 kW, een airco van 11,20 kW en 2 compressoren van elk 7,5 kW | klasse 3 | 40,4 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3000 liter | De opslag van 893,1 liter aerosolen zoals silicone spray, primer, remmenreiniger, … | klasse 3 | 893,1 liter |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1000 liter tot en met 10.000 liter | De opslag van 1500liter gassen in verplaatsbare recipiënten: 800 l zuurstof - 450 l propaan en 250 l menggas | klasse 2 | 1500 liter |
17.3.2.1.1.2° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton | De opslag van 91.150 liter ontvlambare vloeistoffen, bestaande uit gasolie in 2 bovengrondse houders van resp. 20.000 liter en 1.150 liter en de opslag van 20.000 liter gasolie in verplaatsbare recipiënten en de opslag van 50.000 liter diesel | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 76,566 ton |
17.3.2.1.2.1° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton | De opslag van 0,8 ton overige ontvlambare producten (antrivriesmiddel) | klasse 3 | 0,8 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | De opslag van 5.750 liter benzine zijnde 5.000 liter in dubbelwandige ondergrondse houder en 750 liter benzine in verplaatsbare recipiënten | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 4,79 ton |
17.3.4.1°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | De opslag van 1,2 ton bijtende producten (cement) | klasse 3 | 1,2 ton |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van 3,113 ton schadelijke producten (cement, scrubber, antivriesmiddel, diesel additief) | klasse 3 | 3,113 ton |
17.3.7.1°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van 1,379 ton stoffen met kenmerk lange termijn gezondheidsgevaarlijk (koelvloeistof, transmissieolie, diesel additief) | klasse 3 | 1,379 ton |
17.3.8.1° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton | De opslag van 0,913 ton voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen (diesel additief, olie) | klasse 3 | 0,913 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | klasse 3 | 5000 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Metaalbewerkingsmachines met een totaal vermogen van 142,1 kW | vlarebo : O | klasse 3 | 142,1 kW |
De lopende vergunningen worden opgeheven.
Legt volgende voorwaarden op:
Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:
1. Binnen een termijn van 3 maanden na datum van dit besluit dient het attest van het periodiek onderzoek van de compressoren, conform artikel 5.16.3.2.§4 van Vlarem II, bezorgd te worden aan de dienst Toezicht van de Stad Gent (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.
2. Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. De voorwaarden uit het advies (met referentie 062479-004/MN/2023) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden.
3. Al het parkeren, en alle vrachtwagenbewegingen inclusief het wachten en het manoeuvreren dient op eigen terrein te gebeuren.
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.
Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:
1. De opmerkingen, opgenomen in de periodieke keuringsverslagen van de vaste tanks, dienen steeds nageleefd te worden.
2. Conform het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) is een oriënterend onderzoek verplicht om de 10 jaar en bij overdracht, sluiting en faillissement.
3. Het gebruik van natuurlijke koelmiddelen (CO2, NH3, propaan, …) of koelmiddelen met een laag Global Warming Potential (GWP < 2500) dient nagegaan te worden.
4. Te allen tijde moet voldaan worden aan de geluidsnormen opgenomen in Vlarem II.
5. Het bedrijf komt in aanmerking voor energiecoaching van de stad Gent. De energiecoach geeft professioneel advies op maat voor zowel renovaties, nieuwbouw of voor een algemene verlaging van het energieverbruik binnen het bedrijf.
Contact en meer info: Energiecoaching@stad.gent of 09 268 23 00 of http://www.stad.gent/energiecoaching.
6. Het is verplicht om een afvalstoffenregister bij te houden.
7. De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten moet steeds met behulp van beugels, kettingen of rooster beschermd worden tegen omvallen en aanrijding. De volle en lege gasflessen dienen apart gestockeerd te worden en er dient rekening gehouden te worden met de afstandsregels conform artikel 5.17.3.2.4. van Vlarem II.