Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent gedeeltelijk de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
De heer Zirmal Alizada met als contactadres Hulleken 44, 9940 Evergem heeft een aanvraag (OMV_2023150709) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 14 november 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen handelt over:
• Onderwerp: het regulariseren van de uitbreiding van een woning
• Adres: Wondelgemstationplein 9, 9032 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 30 sectie B nr. 138W7
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 22 december 2023.
De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 31 januari 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Beschrijving van de omgeving
De te verbouwen woning bevindt zich langs het Wondelgemstationplein in Wondelgem langs een spoorweg. De omgeving bestaat voornamelijk uit rijwoningen. Het pand in kwestie betreft een gesloten eengezinswoning met 2 bouwlagen en een dak dat deel uitmaakt van een begin 20e eeuwse eenheidsarchitectuur. Het perceel in kwestie heeft een straatbreedte van 6,34m en een diepte van 21,50m aan zuidzijde en 15,95m aan noordzijde. Het perceel heeft een oppervlakte van ca. 117m².
Het pand bevindt zich op de grens met het als beschermde stadsgezicht “Station Wondelgem en omgeving”, beschermd bij MB van d.d. 19/03/2002. De industrieel-archeologische waarde van het stadsgezicht wordt als volgt omschreven: als voorbeeld van aanleg ca. 1900 van een stationsplein voor een middelgroot station.
De eenvoudige bouwstijl van deze huizenrij sluit aan bij de baksteenarchitectuur van het er tegenover gelegen beschermde stationsgebouw van Wondelgem.
In de vergunde toestand bestaat het pand uit:
- een hoofdvolume van 2 bouwlagen met zadeldak, met een breedte van 6,34m en een diepte van 8,23m. Er bevinden zich 2 voordeuren in de voorgevel. De rechterdeur leidt via een overdekte doorgang rechtstreeks naar het achtertuintje.
- een gelijkvloerse achterbouw met plat dak, met een breedte van 5,15m (ingeplant tot tegen de zuidelijke perceelsgrens en tot op 1,04m van de noordelijke perceelsgrens) en een diepte van 3m. De totale gelijkvloerse bouwdiepte bedraagt 11,23m.
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
Voorliggende aanvraag betreft het regulariseren van volgende werken:
- Het uitbreiden van de gelijkvloerse aanbouw tot op een bouwdiepte van 12,63m (+1,40m tov de vergunde toestand). De aanbouw werd langs buitenzijde geïsoleerd en afgewerkt met een grijze cementbezetting, waardoor de zijdelingse afstand aan noordzijde nog slechts 94cm bedraagt. In de achtergevel wordt een schuifraam geplaatst van 2,39m breed en 2,06m hoog.
- De 94cm-brede strook aan noordelijke zijde werd overkapt over een diepte van ca. 4,10m.
- Achteraan het perceel werd een tuinberging gerealiseerd van ca. 9m² tot tegenaan de linkerperceelsgrens (aanbouw over een lengte van ca. 4m) en tegenaan de achterste perceelsgrens (aanbouw over een lengte van ca. 4m). Deze tuinberging werd uitgevoerd met plat dak met een kroonlijsthoogte van ca. 2,36m tov het maaiveld in de achtertuin en afgewerkt met een grijze cementbezetting.
Verder zullen worden nog volgende werken worden uitgevoerd.
- 16,65m² van de bestaande tegelverharding wordt uitgebroken en aangelegd als graszone
- Op de achterste perceelsgrens wordt een nieuwe houten afsluiting geplaatst van 1,80m hoog.
- De voorgevel wordt geïsoleerd en afgewerkt met een grijze gevelpleister, met een totale dikte van 12cm (tot 12cm voorbij de rooilijn). Hierbij werd 1 raamopening op de eerste verdieping dichtgemaakt.
Wijziging scheidingsmuren:
De wijzigingen aan de gelijkvloerse achterbouw, alsook het afdak, brachten geen wijzigingen van de scheidingsmuren met zich mee. De werken situeerden zich tussen de bestaande scheidingsmuren.
De nieuwe tuinberging werd ingeplant:
- tegen de linkerperceelsgrens tegenaan een bestaande scheidingmuur
- tegen achterste perceelsgrens, waarbij een nieuwe scheidingmuur van ca. 4m lang en ca. 2,36m hoog werd gerealiseerd tov het aanpalende perceel.
Riolering:
Er wordt een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd.
Het hemelwater dat valt op de gelijkvloerse uitbouw, de overkapping en de tuinberging wordt aangesloten op een nieuwe hemelwaterput met een inhoud van 7.500l. Volgens de op het omgevingsloket ingevulde aanstiplijst is herbruik van hemelwater voorzien via de aansluiting op de wc, een wasmachine en een buitenkraan (tuinbesproeiing).
2. HISTORIEK
Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed.
Op 20/09/2023 werden volgende stedenbouwkundige misdrijven vastgesteld:
- het slopen en wederopbouw van een aanbouw
- het samenvoegen van twee tuinen door het verwijderen van de omheining ter hoogte van de perceelsgrens met Vierweegsestraat 82.
Er werd een aanmaning verstuurd om tegen uiterlijk 30/11/2023 een omgevingsvergunningsaanvraag in te dienen conform aan de uitvoering voor wat betreft uw aanbouw achteraan.
Ook diende de samengevoegde tuinzone met de Vierweegsestraat 82 opnieuw afgescheiden te worden door een hekwerk te plaatsen ter hoogte van de perceelsgrens.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Overeenkomstig artikel 35 van het omgevingsvergunningsbesluit zijn er geen externe adviezen vereist.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in woongebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
4.3. Verordeningen
Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 24 april 2023, van kracht sinds 23 juni 2023.
Het ontwerp is niet in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement, het wijkt af op volgende punten:
- artikel 3.6: septische put;
Volgens dit artikel is de plaatsing van een septische put (voor lozing van faecaal afvalwater) verplicht bij verbouwingen waarbij het afvoerstelsel van afval- en hemelwater kan worden aangepast.
Afgaande op het rioleringsplan (nieuwe toestand) wordt een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd, alsook wordt een septische put geplaatst. In tegenstelling met het ontwerpplan mag echter enkel de afvoer van de toiletten mag op aangesloten worden.
Voorwaarden zullen worden opgenomen.
Gewestelijke verordening hemelwater
De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023. (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023)
Zie waterparagraaf.
Gewestelijke verordening voetgangersverkeer
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.
4.4. Uitgeruste weg
Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.
5. WATERPARAGRAAF
5.1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Stad Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).
- niet gelegen in een signaalgebied.
Het perceel is momenteel bebouwd.
5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.
HEMELWATERPUT
Met voorliggende aanvraag wordt de bestaande woning uitgebreid met een gelijkvloers aanbouwvolume. Hierdoor is de aanleg van een hemelwaterput verplicht.
De horizontale dakoppervlakte die in rekening moet gebracht worden bedraagt 44,05m² (=uitbreiding x3 + dakoppervlakte tuinberging). Hierdoor moet een hemelwaterput voorzien worden met een minimale inhoud van 5.000l.
Het hemelwater dat valt op de gelijkvloerse uitbouw, de overkapping en de tuinberging wordt aangesloten op een nieuwe hemelwaterput met een inhoud van 7.500l. Volgens de op het omgevingsloket ingevulde aanstiplijst is herbruik van hemelwater voorzien via de aansluiting op de wc, een wasmachine en een buitenkraan (tuinbesproeiing).
INFILTRATIEVOORZIENING
Het perceel is kleiner dan 120m². Er moet bijgevolg geen infiltratievoorziening worden aangelegd.
VERHARDINGEN
Er wordt 16,65m² aan tegelverharding uitgebroken, waardoor slechts een terras van 11m² zal behouden blijven. De vrijgekomen zone zal worden aangelegd als graszone. Het hemelwater dat valt op het terras zal op natuurlijke wijze kunnen infiltreren in het niet-verharde gedeelte van de tuin.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Waterkwaliteit
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
5.3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag de watertoets doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (MER-besluit) en heeft geen betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. De opmaak van een milieueffectrapport of project-m.e.r.-screening is voor voorliggend project dan ook niet vereist.
7. BEKENDMAKING
De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.
Aangezien de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom, werd met een beveiligde zending het standpunt van de eigenaars van de aanpalende percelen gevraagd.
Er werden geen bezwaren ingediend binnen de vervaltermijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de dag van ontvangst van het verzoek om een standpunt.
8. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
De te regulariseren werken hebben betrekking tot het uitbreiden van een bestaande achterbouw en deze aan te passen aan de hedendaagse comforteisen. Door het uitbreiden wordt een ruimere leefkeuken bekomen die, door het plaatsen van een schuifraam, een betere verbondenheid krijgt met het terras en de tuin. Daarnaast werd een kleine tuinberging voorzien om tuinmateriaal in op te slaan. Aangezien de woning over geen dergelijke inpandige berging beschikt kan een vrijstaande tuinberging gunstig worden beoordeeld. Bovendien wordt deze geplaatst tot tegenaan de perceelsgrenzen (al dan niet tegen bestaande scheidingsmuren), waardoor de tuin maximaal kan worden behouden.
De geplande ingrepen dragen bij tot de verbetering van de woonkwaliteit op het perceel.
In de bestaande toestand werd 27,65m² aan tegelverharding gerealiseerd, waardoor slechts een heel kleine niet-verharde graszone overbleef. Een deel van deze terrasverharding wordt opnieuw verwijderd, waardoor de oppervlakte terrasverharding (11m²) in verhouding staat tot de grootte van het tuintje.
In de voorgevel werd een raam dichtgemaakt op de eerste verdieping. Aangezien er aan de aanvraag geen grondplannen van de eerste verdieping werd toegevoegd, kan niet worden nagegaan worden hoe deze ingreep een effect had op de woonkwaliteit (beschikken alle kamers nog over natuurlijk zonlicht/verluchting) en of al dan niet voldaan wordt aan de bepalingen van het algemeen bouwreglement (art. 4.18 ABR). Het dichtmaken van het raam in de voorgevel zal bijgevolg uitgesloten worden uit de vergunning.
De te regulariseren uitbreiding en de tuinberging voldoen aan de gangbare afmetingen en zijn ruimtelijk inpasbaar, op voorwaarde dat de resterende verharding (16,65m²) daadwerkelijk wordt verwijderd en vervangen door gras.
Erfgoed
De aanvraag betreft de verbouwing van een woning dat deel uitmaken van een eind 19de -begin 20ste eeuwse eenheidsarchitectuur die gans deze straatzijde van het plein omvat. De baksteenarchitectuur met sierankers is hier het meest opvallende kenmerk en zorgt voor een eenheid. Daarnaast is er een repetitief karakter van de eenvormige gevelopeningen van licht getoogde ramen, blindnissen en voordeuren Ook de bijna doorlopende kroonlijsthoogte, de pannen zadeldaken met gelijke nokhoogte zorgen voor eenheid. De eenvoudige bouwstijl van deze huizenrij sluit zeer nauw aan bij de baksteenarchitectuur van het beschermde stationsgebouw van Wondelgem, daterend uit dezelfde tijdsperiode. Hierdoor wordt dit plein als een eenheid ervaren. De straatwand heeft dan ook een ensemblewaarde, een beeldbepalende en architecturale waarde.
De voorgevel van het pand Wondelgemstationplein 9 werd in het verleden reeds geschilderd. Doch de bakstenen gevelparament met geknipte voegen, de sierankers en detaillering zoals bepleisterde sluitstenen en imitatiebanden zijn nog zeer herkenbaar aanwezig. Het pand heeft een uitgesproken locus- en belevingswaarde door deel uit te maken van een eenheidsarchitectuur en doordat het een deel vormt van de behouden gebleven eind 19de – begin 20ste eeuwse straatwand van dit deel van het plein.
De aanvraag omvat uitbreidingen aan de aanbouw en het plaatsen van een bijbouw. Deze werken hebben geen impact op de hierboven beschreven erfgoedwaarde van dit pand en kunnen gunstig geadviseerd worden.
De aanvraag omvat tevens het isoleren van de voorgevel d.m.v. 12cm isolatie en crepi. Hierbij zal zowel de baksteenarchitectuur, gevelankers, de blindnis en detaillering zoals bepleisterde banden en sluitstenen verdwijnen. Deze ingreep tast het oorspronkelijke ritme, de architectuur en de esthetiek van deze eenheidsarchitectuur aan. De detaillering van de gevel gaat verder verloren en de historische samenhang binnen gas de straatwand wordt doorbroken. Ook het verschil in dikte van de gevelafwerking zou deze eenheid verstoren. Deze werken tasten dan ook de ensemblewaarde, een beeldbepalende en architecturale waarde van de gevelrij aan alsook de locus- en belevingswaarde van dit pand. Deze werken worden vanuit een erfgoedoogpunt bijgevolg negatief geadviseerd.
Om de energetische prestaties van het pand te verbeteren, kan gewerkt worden met ingrepen die het behoud van het waardevolle karakter van het pand en de eenheidsarchitectuur, verzoenen met de vraag naar verbeterd thermisch comfort. Dit kan verwezenlijkt worden door één of meerdere van volgende ingrepen: het na-isoleren van het dak; het na-isoleren van de achtergevel en/of het voorzien van performanter buitenschrijnwerk in de achter- en voorgevel. Aangezien een groot gedeelte van het voorgeveloppervlak bestaat uit buitenschrijnwerk, zal de impact van het voorzien van een buitengevelisolatiesysteem op het baksteengedeelte ook eerder beperkt zijn. Indien het na-isoleren van de voorgevel alsnog wenselijk is, zou er eventueel kunnen gewerkt worden met binnengevelisolatie.
CONCLUSIE
Voorwaardelijk gunstig voor de regulariserende werken aan de achterzijde van de woning, mits voldaan wordt aan de bijzondere voorwaarden is de aanvraag in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.
Ongunstig voor het plaatsen van gevelisolatie en crepi aan de voorgevel, alsook het dichtmaken van het raam.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent gedeeltelijk onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het regulariseren van de uitbreiding van een woning aan de heer Zirmal Alizada gelegen te Wondelgemstationplein 9, 9032 Gent.
De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.
Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.
Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.
Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.
Legt volgende voorwaarden op:
Volgende handelingen worden uitgesloten uit de vergunning: het dichtmaken van het raam en het plaatsen van gevelisolatie en crepi aan de voorgevel
Riolering
De aansluiting op het rioleringsnet is verplicht en wordt, wat betreft het gedeelte op het openbaar domein, uitgevoerd door FARYS. Een aanvraag tot het bekomen van een huisaansluiting moet ingediend worden bij FARYS via www.farys.be/nl/rioolaansluiting (voor telefonische info: 078 35 35 99).
De afvoer van het regen- en afvalwater moeten op kosten en op risico van de bouwheer, binnen zijn eigen terrein uitgevoerd worden. Het afvoeren kan hetzij door natuurlijke afloop, hetzij door oppompen.
Een bestaande aansluiting of een wachtaansluiting dient in regel gebruikt/ (her)bruikt te worden. De locatie en de diepteligging ervan zijn bindend. De bestaande aansluiting dient ter hoogte van de rooilijn opgezocht, opgemeten en gemarkeerd te worden. Indien ze (tijdelijk) niet in dienst blijft is het de taak van de bouwheer om deze ter hoogte van de rooilijn dicht te maken om elke instroom te vermijden.
Bij een nieuwe huisaansluiting wordt het traject bepaald in overleg tussen rioolbeheerder en klant. De algemene veiligheid, de instandhouding en de normale werking van de elementen van de huisaansluiting moeten verzekerd zijn en het toezicht, de controle en het onderhoud moeten gemakkelijk uitgevoerd kunnen worden. Voor de diepteligging dient er rekening mee gehouden te worden dat de huisaansluiting in regel door FARYS wordt gerealiseerd vóór aanleg van de privéwaterafvoer op een maximale diepte van 50cm onder het maaiveld. Indien de diepteligging van de hoofdriolering of (kruisen van de) nutsleidingen deze diepte niet toelaten, zal de huisaansluiting op de meest haalbare diepte worden aangelegd.
De aanvrager dient zich te houden aan de bepalingen van het Bijzonder Waterverkoopreglement huisaansluitingen. Dit reglement is terug te vinden op www.farys.be/wettelijke-bepalingen.
De bijzondere aandacht wordt gevestigd op :
* De openbare riolering kan onder druk komen tot het maaiveld niveau, wat neerkomt op een stijging van het waterpeil in de buizen en de aansluitingen (code van goede praktijk voor rioleringssystemen : www.vmm.be/wetgeving/code-van-goede-praktijk-voor-rioleringssystemen).
De bouwheer moet hier dan ook rekening mee houden bij de aanleg van (en de aansluitingen op) zijn privéwaterafvoer. Het Stadsbestuur kan onder geen enkele voorwaarde aansprakelijk gesteld worden voor schade door wateroverlast die een gevolg is van een onoordeelkundige aanleg van de privéwaterafvoer.
* Door de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels, zowel op openbaar als op privaat domein, kan er sneller geurhinder ontstaan als gevolg van het geconcentreerde (onverdunde) afvalwater.
De aanvrager dient bij geurhinder op eigen initiatief en kosten elke instroomopening op zijn privéwaterafvoer door middel van een waterslot geurdicht af te schermen.
Om geurhinder als gevolg van de eigen private riolering te reduceren werden er enkele richtlijnen opgesteld, die u via deze link kan terugvinden: www.farys.be/richtlijnengeurhinder.
De interne riolering moet zo ontworpen worden dat een toekomstige aansluiting op een gescheiden rioleringsstelsel mogelijk is (afzonderlijke aansluitingen voor regenwater en afvalwater).
Er is nog geen aparte regenwaterafvoer (RWA)-aansluiting mogelijk. Voor zover het niet mogelijk is om het regenwater ter plaatse te laten infiltreren is de RWA-leidingen naar de straat te voorzien als wachtaansluiting. Voorlopig moeten het regen- en afvalwater gezamenlijk naar de riolering afgevoerd worden. Bovendien moeten de RWA-, en DWA-afvoeren naast elkaar worden aangeboden met een tussenafstand van 40 tot 60cm. Hierbij loopt het DWA-gedeelte in een rechte lijn door naar de openbare riolering.
Bij een toekomstige aanleg van het openbaar domein zal de riolering gescheiden worden.
De keuring van de privéwaterafvoer is verplicht volgens het Algemeen Waterverkoopreglement bij aanbouw en/of het voorzien van een nieuwe aansluiting. Meer informatie vindt u op www.farys.be/keuring-privewaterafvoer
Er moet blijvend voorzien worden in een septische put waarbij -in tegenstelling met het ontwerpplan- (enkel) alle fecaliën aangesloten dienen te worden vooraleer de overloop daarvan terecht komt op het interne DWA-rioleringsstelsel.
De regenwaterpijp op de straatgevel mag maximaal 10cm uitspringen. Deze moet onderaan, tot 1m hoogte, uitgevoerd worden in gietijzer of in een ander materiaal dat evengoed bestand is tegen breuk of blijvende beschadiging.
Indien de regenwaterpijp verder dan 1,5m van de rioolvertakking verwijderd is, moet de bouwheer deze binnenshuis op het interne rioleringssysteem aansluiten. Dit in tegenstelling met het ontwerpplan. De aanleg van privé-putten en privé-leidingen vóór de rooilijn wordt immers niet toegestaan.