Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
De heer Vincent Longueville met als contactadres Antwerpse Heerweg 10, 8310 Brugge heeft een aanvraag (OMV_2023163065) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 19 december 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:
• Onderwerp: het exploiteren van een bronbemaling met afvalwaterlozing en waterzuivering
• Adres: Wiedauwkaai 82-82A, 9000 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 7 sectie G nr. 406Z
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 19 januari 2024.
De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 27 februari 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Het betreft het exploiteren van een bronbemaling met afvalwaterlozing en waterzuivering.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
3.4.2° | lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Lozen van verontreinigd bemalingswater voor de parameter PFAS, zware metalen (arseen, nikkel en zink), MTBE, BTEXN en minerale olie. | klasse 2 | Nieuw | 33 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Zuiveren van verontreinigd bemalingswater voor de parameters PFAS, zware metalen (arseen, nikkel en zink), MTBE, BTEXN en minerale olie. | klasse 2 | Nieuw | 33 m³/uur |
53.2.2°a) | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1° (netto opgepompt debiet van maximum 30 000 m³ per jaar) | Bij het plaatsen van waterputten is bronbemaling vereist om de werken te kunnen uitvoeren. | klasse 3 | Nieuw | 26843 m³/jaar |
Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:
Artikel: 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II
Omschrijving:
Artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.
Artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II: van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom ?indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)? van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.
Motivatie:
In het kader van voorliggende bemaling en lozing van het bemalingswater is het niet relevant om een meetgoot te voorzien. De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II.
Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan van het voorziene buffervat/container. De exploitant voorziet hiervoor 1 monsternamepunt (effluentwater) en één waterteller. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater volgens artikel 4.2.5.1.1.
Op basis van de geraadpleegde onderzoeken dient gesteld te worden dat de bemaling mogelijk een significante impact kan hebben op de verhoogde grondwaterconcentraties aan individuele PFAS, zware metalen (arseen, nikkel, zink), minerale olie, BTEXN en MTBE aanwezig ter hoogte van het projectgebied. De exploitant baseert zich hier op basis van de resultaten van milieu impactstudie van het grondwater PFAS. Indien uit de monitoring blijkt dat er te hoge concentraties van bovenvermelde in het bemalingswater aanwezig zijn, zal de voorziene aangevraagde waterzuivering toegepast moeten worden.
Voorstel:
Op basis van de geraadpleegde onderzoeken wordt voor PFAS voorgesteld volgende afwijkende lozingsnormen aan te vragen:
* Voor individuele PFAS wordt een lozingsnorm voorgesteld van 100 ng/l. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.
* Voor arseen wordt een lozingsnorm voorgesteld van 50µg/l. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.
* Voor nikkel wordt een lozingsnorm voorgesteld van 300µg/l. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.
* Voor zink wordt een lozingsnorm voorgesteld van 2000µg/l. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.
* Voor MTBE wordt een lozingsnorm voorgesteld van 100µg/l. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.
* Voor minerale olie wordt een lozingsnorm voorgesteld van 500µg/l. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Omgevingsvergunningen
* Op 24/12/2019 werd een weigering afgeleverd voor het bouwen en exploiteren van een volautomatische wasstraat voor personenwagens (OMV_2019045392).
* Op 14/01/2021 werd een weigering afgeleverd voor de uitbreiding van een vergund tankstation met een carwash (OMV_2020114373).
* Op 25/05/2022 werd een weigering afgeleverd voor de uitbreiding van een vergund tankstation door het bouwen en exploiteren van een carwash (wasstraat) en een middenspanningscabine, het bouwen van een overdekte fietsenstalling en de aanleg van verhardingen (OMV_2022002622).
* Op 20/10/2022 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het veranderen (door uitbreiding) van een tankstation, het bouwen van een carwash (wasstraat) met middenspanningscabine en een overdekte fietsenstalling en de aanleg van verhardingen en een wadi (OMV_2022080660).
* Op 20/07/2023 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het veranderen van een tankstation door het inplanten en exploiteren van een ev-installatie, het bouwen van een luifel en aanleggen van nieuwe drainerende klinkers (OMV_2023053126).
* Op 02/10/2023 werd een melding wegens ongegrond/niet rechtsgeldig niet afgeleverd voor het rooien en aanplanten van bomen (OMV_2023127446).
* Op 14/12/2023 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het rooien van 6 bomen (OMV_2023138026).
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgende externe adviezen zijn gegeven:
Geen advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 22 januari 2024.
Voorwaardelijk gunstig advies van De Vlaamse Waterweg afgeleverd op 23 februari 2024 onder ref. AB/2024/095
Voorwaardelijk gunstig advies van VMM afgeleverd op 2 februari 2024 onder ref. KAGA/BG/TD/122108/50836.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in industriegebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
5. WATERPARAGRAAF
Beschrijving van het project en de kenmerken van het watersysteem die door het project kunnen beïnvloed worden
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Stad Gent. Het projectgebied is gelegen langs en stroomt af naar de Kanaal Gent-Terneuzen (beheerder: De Vlaamse Waterweg nv).
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is middelgroot (gebied waar er jaarlijks meer dan 1% kans is op overstroming).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein (gebied waar er jaarlijks 0,1 tot 1 % kans is op overstroming).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein onder klimaatverandering.
- niet gelegen in een signaalgebied.
Op het project toepasselijke voorschriften uit het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde
Het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde formuleert maatregelen om wateroverlast (en watertekort) in het bekken te voorkomen. De strategie "vasthouden-bergen-afvoeren" is hierbij van toepassing. Dit kan door het vermijden van de toename van verharde oppervlakte, het afkoppelen van hemelwater van de riolering, hergebruik ter plaatse, infiltreren waar mogelijk, bufferen, vertraagd afvoeren, vermijden van inbuizingen, aanleggen van groendaken, ... Via het instrument van de watertoets worden schadelijke effecten van nieuwe plannen, programma’s en vergunningen vermeden door het opleggen van gepaste maatregelen of het niet toestaan van nieuwe ontwikkelingen.
Er zijn geen acties opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde (2022-2027) die betrekking hebben op de vergunningsaanvraag.
Beoordeling van verenigbaarheid met het watersysteem
Gewijzigd overstromingsregime
Het projectgebied is niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Gewijzigd afstromingsregime en gewijzigde infiltratie naar het grondwater
De Vlaremrubrieken van toepassing op deze aanvraag worden besproken onder het aspect bodem/grondwater en bedrijfsafvalwater.
Gewijzigde oppervlaktewaterkwaliteit en gewijzigd aantal puntbronnen
Om negatieve effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit te voorkomen, dient de geldende regelgeving voor grondwaterlozingen (VLAREM) strikt te worden nageleefd. De kwaliteit van het te lozen water zal moeten voldoen aan de algemene lozingsvoorwaarden van VLAREM. De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem/grondwater en bedrijdsafvalwater.
De aanvrager dient ieder incident waarbij mogelijks oppervlaktewaterverontreiniging ontstaat binnen de 24 uur te melden aan RIS. De bemaling mag pas starten als ook de omgevingsvergunning is bekomen en de hierin opgelegde voorwaarden dienen strikt te worden nageleefd.
Het te lozen bemalingswater dient nauwkeurig en frequent gemonitord te worden opdat mogelijke restverontreiniging na zuivering boven te toegelaten normen tijdig opgespoord zou worden en er geen verontreiniging van het oppervlaktewater optreedt. Eenmaal de verontreinigende stoffen in het kanaal (oppervlaktewater en/of waterbodem) terechtkomen, zal De Vlaamse Waterweg immers in de toekomst ook met een sanering te maken krijgen (bijvoorbeeld bij onderhoudsbaggerwerken).
Gewijzigd grondwaterstromingspatroon en gewijzigde grondwaterkwaliteit
De bemaling betreft een ingedeelde activiteit. De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem/grondwater en bedrijfsafvalwater. De bemaling moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verdroging zal voorkomen worden.
Watergebonden natuur en structuurkwaliteit
Binnen het projectgebied komt geen biologisch waardevolle watergebonden natuur voor. Er worden geen werken aan de oever voorzien en bijgevolg zal de structuurkwaliteit van de Kanaal Gent-Terneuzen niet veranderen. Er wordt geen significant negatieve impact op de watergebonden natuur en structuurkwaliteit verwacht.
Toetsing aan doelstellingen en beginselen DIWB
Het project voldoet aan het standstillbeginsel. De aanvraag is onder hoger vermelde voorwaarden verenigbaar met de beginselen en doelstellingen van het ‘Decreet Integraal Waterbeleid’.
M.E.R.-SCREENING
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.
Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.
6. BEKENDMAKING
De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.
7. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Openbaar domein
De bouwheer is steeds verantwoordelijk voor beschadigingen aan de inrichting van het openbaar domein, groenaanleg, bermen, trottoirs, boordstenen, (straat)kolken en de rijweg, die te wijten zijn aan de bouwactiviteit. De dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen herstelt deze beschadigingen op kosten van de bouwheer.
Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
Bodem en grondwater
Advies m.b.t. het beheer en de exploitatie van de waterweg en het patrimonium van De Vlaamse Waterweg nv
Het bemalingswater dient op basis van een bemalingsnota onderzocht te worden of het mogelijk is om in uitvoering in eerste instantie zoveel mogelijk hergebruikt te worden, te retourneren in dezelfde watervoerende laag buiten de onttrekkingszone in zoverre dit met toepassing van de best beschikbare technieken en milieu hygiënisch mogelijk is of maximaal te laten herinfiltreren in de bodem d.m.v. het toepassen van oppervlakte infiltratie via grachten, wadi’s, vijvers, etc. De bemaling dient in uitvoering zo kort mogelijk gehouden te worden zodat het totaal volume beperkt wordt. In geen geval mag het bemalingswater worden geloosd in de Kanaal Gent-Terneuzen zonder vergunning van De Vlaamse Waterweg nv. Hierbij is ook het waterkwaliteitsaspect van belang.
Mogelijks kan er tijdens uitvoering geloosd worden op de plaats waar het nieuwe RWA-stelsel wordt gekoppeld op het bestaande net of op de reeds aangelegde RWA van eerdere fases.
Indien er toch geloosd wordt op de waterweg moeten de maximaal toegelaten dwarsstroomdebieten gerespecteerd worden. Voor waterwegen hoofdzakelijk voor pleziervaart zoals de Kanaal Gent-Terneuzen geldt er:
- Buis diameter 0,2m: 0,03m³/s
- Buis diameter 0,5m: 0,2m³/s
Andere voorwaarden rond de lozingsconstructie:
- Algemene voorwaarden: zie Algemene Bepalingen van het Retributiebesluit van 2002 van de Vlaamse Regering
- Onderhevig aan het retributiebesluit van de Vlaamse regering van 29 maart 2023
- Lozen onder de waterlijn
- Geen constructie en/of leidingen bevestigen op kaaimuren, deksteen, enz.
- Geen steundrukken op minder dan 1,5 m van de waterrand plaatsen.
- Doorgang voor de gebruikers van de waterweg dient ten alle tijden te worden gevrijwaard.
- De bemalingsinstallatie moet op dergelijke wijze in het kanaal lozen dat een uitspoeling van het talud of de berm niet mogelijk is.
Conform het advies van de Vlaamse Waterweg worden volgende bijzondere voorwaarden opgenomen:
- Het bemalingswater dient in uitvoering in eerste instantie zoveel mogelijk hergebruikt te worden, te retourneren of te infiltreren. In het algemeen dient de bemaling zo kort mogelijk gehouden te worden zodat het totaal volume beperkt wordt (bv. via retourbemaling).
- In eerste instantie moet de optie bekeken worden of er tijdens uitvoering geloosd kan worden op de plaats waar het nieuwe RWA-stelsel wordt gekoppeld op het bestaande net of op de reeds aangelegde RWA van eerdere fases. Hiervoor is toestemming van de rioolbeheerder nodig.
- In geen geval mag het bemalingswater worden geloosd in de Coupure zonder vergunning van De Vlaamse Waterweg nv. Hierbij is ook het waterkwaliteitsaspect van belang. Indien u wenst te lozen op de waterweg dient u zowel een vergunning inname openbaar domein van de wegbeheerder als de waterwegbeheerder aan te vragen via www.vlaamsewaterweg.be/vergunningen.
- Indien geloosd wordt op de waterweg moeten de maximaal toegelaten dwarsstroomdebieten gerespecteerd worden. Er mag geen hinder voor de scheepvaart veroorzaakt worden.
- Verzakkingen of schade aan het talud, te wijten aan de aanwezigheid van de constructie, zijn te herstellen op kosten van de vergunninghouder.
- Een rechtstreekse lozing zal buiten de concessie van Varo moeten lozen en dient onder de waterlijn te lozen. De afvoerleidingen noch portiek mogen in de kaaimuur, deksteen of leuningen verankerd worden. Het plaatsen van een zuiveringsinstallatie dient op privaat terrein te gebeuren. Alle activiteiten op het openbaar domein van de Vlaamse Waterweg nv is gebonden aan een vergunningsplicht en is gebonden aan het retributiebesluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002.
- De Vlaamse waterweg nv kan voor geen enkele schade aan de constructie of veroorzaakt door de constructie verantwoordelijk worden gesteld.
- Er moet een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgemaakt worden VOOR de start van de werken, indien deze ontbreekt wordt de omgeving geacht in perfecte staat te zijn.
- De start van de bronbemaling dient vijf werkdagen vooraf gemeld worden aan arw.district1@vlaamsewaterweg.be.
- Het einde van de bronbemaling dient onmiddellijk te worden gemeld aan arw.district1@vlaamsewaterweg.be.
Bijkomend advies
Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Om het beperken van de tijdsduur te garanderen bezorgt het erkend boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:
- het merk en serienummer
- het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing
Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.
Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen.
Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.
Om het debiet en de invloed van de bemaling zoveel mogelijk te beperken, wordt in de bijzondere voorwaarden een peilsturing van de bemaling opgenomen.
Elke bemalingspomp dient gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De regeling van de peilsturing dient bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.
De grondwaterbemaling heeft plaats in overstromingsgebied (pluviaal) volgens de watertoetskaarten. Er moet te allen tijde gemonitord worden of de bemalingswerken geen (bijkomende) wateroverlast veroorzaken. Indien noodzakelijk dienen de nodige maatregelen genomen te worden (bv. beperken lozingsdebiet, peilmetingen). Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
De exploitant dient alle voorzorgen te nemen om schade aan onroerende goederen binnen de invloedstraal van een grondwaterwinning te vermijden (bv. zettingen). Dit wordt als opmerking opgenomen.
Bedrijfsafvalwater
Advies VMM:
Het debiet van het bedrijfsafvalwater zal 33 m³/uur – 792 m³/dag bedragen en bestaat uit het verontreinigde grondwater dat zal worden opgepompt tijdens de werken. Het zal, al dan niet via een wzi, geloosd worden op oppervlaktewater. De duur van de bemaling wordt geraamd op 180 dagen. Er zal tegelijkertijd een flankerende bemaling plaats vinden om geen verdere verontreinigingen aan te trekken.
Het bedrijf stelt het volgende over de waterzuiveringsinstallatie:
Indien een waterzuivering nodig is omwille van een overschrijding van de lozingsnorm voor minerale olie, BTEXN of MTBE dient een waterzuivering met een olie/waterscheider, zandfilter en twee waterzijdige actieve koolfilters voorzien te worden. Indien een waterzuivering nodig is omwille van een overschrijding van de lozingsnorm voor PFAS dient een waterzuivering met een zandfilter en een actief koolfilter of harsfilter specifiek geschikt voor de absorptie van PFAS voorzien te worden.
Rondom de site liggen meerdere OVAM-dossiers, waardoor verhoogde waarden voor zware metalen, minerale olie, BTEXN en MTBE mogelijk zijn. De site ligt ook in een PFAS no regret zone. Omwille van die redenen vraagt het bedrijf volgende lozingsnormen aan:
- Individuele PFAS = 100ng/l (2 tot 5 x huidige rapportagegrens)
- Arseen = 50 μg/l (10x indelingscriterium conform VLAREM II bijlage: bijlage 2.3.1)
- Nikkel = 300 μg/l (10x indelingscriterium conform VLAREM II bijlage: bijlage 2.3.1)
- Zink = 2000 μg/l (10x indelingscriterium conform VLAREM II bijlage: bijlage 2.3.1)
- MTBE = 100 μg/l (5x lozingsnorm voor lozing op oppervlaktewater of riolering zoals opgenomen in de standaardprocedure BBSP dd. 01/08/2021)
- Minerale olie = 500 μg/l (lozingsnorm voor lozing op oppervlaktewater of riolering zoals opgenomen in de standaardprocedure BBSP dd. 01/08/2021)
De VMM en de Vlaamse Waterweg kunnen akkoord gaan met de aangevraagde normen.
Momenteel is er een nieuw Europees dossier in opmaak in het kader van de prioritaire stoffen waar de MKN worden berekend voor 24 perfluorverbindingen. Daarbij wordt rekening gehouden met de verscherpte EFSA-inzichten i.v.m. de toxiciteit van de PFAS. Er werden normen berekend voor de directe ecotoxiciteit (jaargemiddelde en maximum voor zoet, overgangs- en zout water), voor oppervlaktewater gebruikt voor de productie van drinkwater, voor secundaire vergiftiging van in het water levende organismen en voor secundaire vergiftiging van de mens door het opnemen van in het water levende organismen.
De route secundaire vergiftiging van de mens door het opnemen van in het water levende organismen levert de strengste waarden op en geldt als algemene MKN voor de PFAS. Bij de toetsing van de MKN in water worden de individuele PFAS vergeleken met PFOA.
Daarbij wordt rekening gehouden met de intrinsieke toxiciteit en de neiging tot bioaccumulatie (voor de relevante routes). Zo kan voor elke individuele PFAS een herrekening gebeuren naar een veilige concentratie in water. Maar de basisaanname is dat – behalve bij de directe ecotoxiciteit - alle individuele PFAS bijdragen tot de totale PFAS-impact.
Bij de eindevaluatie dienen de verhoudingen tussen de concentraties in water en de veilige concentratie van alle individuele PFAS opgeteld te worden. De som van deze verhoudingen mag niet groter dan 1 zijn. Momenteel is er voor de meeste van de 24 perfluorverbindingen die nominatief worden genoemd een RPF (Relatieve Potentie Factor) bepaald die weergeeft hoe toxisch de verbinding is t.o.v. PFOA. Voor de RBF (Relatieve Bioaccumulatie Factor) – de factor die weergeeft hoe bioaccumulerend de stof is in vergelijking met PFOA - is een best mogelijke inschatting gebeurd. Het dossier rond de herziening van het normenkader oppervlaktewater bevindt zich momenteel nog in ontwerpfase en wordt nauw opgevolgd door de VMM.
Toch is nu reeds duidelijk dat alle PFAS-verbindingen bijdragen tot de totale PFAS-impact en dus als groep moeten bekeken worden. Wanneer we de huidige concentraties in oppervlaktewater vergelijken met de individuele jaargemiddelde voorstelnorm voor PFOS, liggen deze overal in Vlaanderen ver boven de norm. Aangezien de perfluorverbindingen als groep moeten beschouwd worden, wil dat concreet zeggen dat elke lozing van een individuele PFAS in een concentratie hoger dan deze van het ontvangende oppervlaktewater zal leiden tot een druk die de draagkracht van het aquatische ecosysteem overschrijdt en de facto een achteruitgang van de toestand zal teweegbrengen. Ook voor PFAS die niet op de lijst van de 24 perfluorverbindingen staan, kan deze redenering doorgetrokken worden.
In afwachting van meer duidelijkheid rond de haalbaarheid van een doorgedreven zuivering (cfr. uitkomst BBT-studie), dient elke lozing van PFAS houdend bemalingswater zo ver als mogelijk gesaneerd te worden.
In het eindrapport ‘De Cirkel rond?’ van de opdrachthouder voor de aanpak van de PFAS-problematiek aangesteld door de Vlaamse Regering van 16/12/2022 wordt voor de lozing van bemalingswater een aanpak op lange en korte termijn voorgesteld zodat maximaal in overeenstemming met de doelstellingen van de KRW en de bijhorende rechtspraak van het Europees Hof van Justitie kan gehandeld worden.
Conform de gemotiveerde aanpak op korte termijn, beschreven in punt 3.2.2.3 van dit eindrapport dient er nu de rapportagegrenzen gezakt zijn tot 20 ng/l (respectievelijk 50 ng/l) voor lozing van bemalingswater een lozingsnorm gehanteerd te worden tussen 20/50 ng/l en 100 ng/l per individuele stof.
Conform deze aanpak kan de VMM akkoord gaan met een norm van 100 ng/l per individuele PFAS component.
Monitoring
Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II.
De exploitant stelt volgende monitoringfrequentie voor:
- bij de opstart van de bemaling het bemalingswater bemonsterd te worden voor analyse op PFAS. Na bemonstering wordt de bemaling terug afgelegd tot de analyseresultaten bekend zijn. Indien de vergunde lozingsnorm of het indelingscriterium niet worden overschreden, kan de bemaling worden gestart zonder waterzuivering. Indien de vergunde lozingsnorm wordt overschreden, dient een waterzuivering geplaatst te worden waarmee de vooropgestelde lozingsnorm wel wordt bereikt. Bij concentraties > 80 % van de geldende lozingsnorm wordt het bemalingswater (of het effluent indien een waterzuivering geplaatst werd) in de eerste maand twee-wekelijks en vervolgens maandelijks opgevolgd of tot wanneer de recentste analyse maximaal 80 % van de geldende norm bedraagt. Bij een concentratie < 80 % van de geldende lozingsnorm is een herhaling van de bemonstering niet nodig.
De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende norm. Indien het bemalingswater concentraties hoger dan de lozingsnormen bevat, wordt het bemalingswater gezuiverd alvorens te lozen in oppervlaktewater. Na toetsing van de analyseresultaten en eventuele mobilisatie van een waterzuiveringsinstallatie kan de bemaling opnieuw opgestart worden.
Gelet op de ligging nabij risicosites en binnen de no-regret-zone rond een locatiespecifiek vastgestelde PFAS-verontreiniging moet het bemalingswater geanalyseerd worden op de kwantificeerbare PFAS-componenten zoals opgenomen in het WAC_IV_A_025.
De kwaliteit van het bemalingswater van elke bemalingsstreng wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na de aanleg en het schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- Bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;
- Bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II.
Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II.
Het is aangewezen een afwijking op artikel 4.2.5.1.1. § 1. van Vlarem II op te nemen, gezien het voor een lozing van bemalingswater niet relevant is om een meetgoot te voorzien.
De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, kan bepaald worden d.m.v. een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de meetmethodes voor lozing van afvalwater voorzien volgens artikel 4.2.5.1.1.
Er dient wel een staalname mogelijkheid voorzien te worden op het effluent van de grondwaterzuiveringsinstallatie ter controle van de kwaliteit.
Conform het advies van de VMM kan gunstig geadviseerd worden voor het lozen van 33 m³/uur – 792 m³/dag (tijdens de bemaling, gedurende 180 dagen) bedrijfsafvalwater met 2C stoffen, al dan niet via een wzi, op de RWA-riolering, mits het naleven van de algemene voorwaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater.
Volgende lozingsnormen zijn van toepassing en worden als bijzondere voorwaarde opgenomen:
- Individuele PFAS : 100 ng/l
- Arseen : 50 μg/l
- Nikkel : 300 μg/l
- Zink : 2000 μg/l
- MTBE : 100 μg/l
- Minerale olie : 500 μg/l
De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van VLAREM II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van VLAREM II. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwantiteit en kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Voor de bepaling van het debiet mag de meetmethode conform hoofdstuk 5.53. gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Na de opstart van de bemaling wordt voor PFAS de monitoring op het geloosde effluent herhaald als volgt:
De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Advies Vlaamse Waterweg:
In het advies van de Vlaamse Waterweg wordt opgemerkt dat de toegekende lozingsnormen echter nog steeds de beheerskosten voor het Kanaal Gent-Terneuzen voor toekomstige baggerwerken en afgiftekosten van de baggerspecie verhoogt. Gezien de bestaande bodemverontreiniging wordt steeds een proefbemaling met analyse geadviseerd. Het is wenselijk gezien de gekende bodemverontreiniging om direct met een waterzuivering te starten aangezien het rioleringsstelsel onrechtstreeks loost op het kanaal Gent-Terneuzen.
In navolging op het advies van de Vlaamse Waterweg werd op 26/02/2024 door de aanvrager het volgende meegegeven:
“De Vlaamse Waterweg haalt aan dat het wenselijk is om direct met een waterzuivering te starten gezien de gekende bodemverontreiniging. De gekende bodemverontreinigingen die zonder twijfel zouden leiden tot een overschrijding bevinden zich voornamelijk buiten de projectsite. Op de projectsite zelf is er enkel sprake van een restverontreiniging. We kunnen de milieukwaliteit van het bemalingswater niet bepalen aan de hand van de milieukwaliteit van het grondwater in peilputten. We achten het risico te groot dat zelfs meerdere puntmetingen voor deze site een onvolledig beeld zullen geven van de potentieel aanwezige parameters in het bemalingswater.
We zouden daarom dezelfde oplossing willen toepassen die bij de recente bemalingen in de Zeeschipstraat voor de rioleringswerken ook toegepast werd:
We zullen het bemalingswater dat opgepompt wordt in functie van de bemonstering voorafgaand aan de opstart van de bemaling opvangen en stockeren in afwachting van de analyseresultaten. Indien na analyse blijkt dat de lozingsnormen overschreden worden zal een waterzuivering geplaatst worden. Vervolgens zal het gestockeerde bemalingswater opgevangen voorafgaand aan de opstart (de proefbemaling) eveneens over de waterzuivering geleid worden. Op die manier wordt voorkomen dat er water geloosd wordt waarbij een lozingsnorm overschreden wordt. Zonder deze bemonstering is het niet duidelijk welke waterzuivering geplaatst dient te worden omdat er meerdere verdachte parameters en parametergroepen zijn die elk een specifieke opbouw van de waterzuiveringsinstallatie vereisen. Enkel na analyse van het bemalingswater kunnen we de waterzuivering samenstellen op basis van de te zuiveren component(en).”
Hiermee kan akkoord gegaan worden.
Fauna en flora
Op het perceel staan enkele waardevolle Italiaanse populieren die als droogtegevoelig kunnen beschouwd worden. Bevloeiing dient voorzien te worden in een droge periode .
Voor de periode tussen 15 maart en 15 oktober geldt dat bij droogte die 10 dagen aanhoudt (neerslagstation Vinderhoute – zie www.waterinfo.be), bevloeiing/infiltratie dient voorzien te worden waar nodig. Hiervoor dienen voorafgaandelijke afspraken gemaakt te worden met de Groendienst via groendienst@stad.gent of European Tree Worker/boomexpert. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Bemaling wordt bij voorkeur uitgevoerd in de periode 15 oktober- 15 maart. Dit wordt als opmerking opgenomen.
Geluid
Bij gebruik van een pomp moeten alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen (plaatsing, type, omkasting pomp,…) genomen worden opdat geluidshinder voor omwonenden minimaal zou zijn. Dit wordt opgenomen als opmerking.
CONCLUSIE
De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.
Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
3.4.2° | lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Lozen van verontreinigd bemalingswater voor de parameter PFAS, zware metalen (arseen, nikkel en zink), MTBE, BTEXN en minerale olie. | Nieuw | 33 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Zuiveren van verontreinigd bemalingswater voor de parameters PFAS, zware metalen (arseen, nikkel en zink), MTBE, BTEXN en minerale olie. | Nieuw | 33 m³/uur |
53.2.2°a) | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1° (netto opgepompt debiet van maximum 30 000 m³ per jaar) | Bij het plaatsen van waterputten is bronbemaling vereist om de werken te kunnen uitvoeren. | Nieuw | 26843 m³/jaar |
TERMIJN
De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 1 jaar. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.
Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bronbemaling met afvalwaterlozing en waterzuivering aan de heer Vincent Longueville gelegen te Wiedauwkaai 82-82A, 9000 Gent.
De rubrieken voor de inrichting/activiteit Longueville Vincent - bronbemaling met inrichtingsnummer 20231207-0004 beslist het college als volgt:
Vergunde rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
3.4.2° | lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Lozen van verontreinigd bemalingswater voor de parameter PFAS, zware metalen (arseen, nikkel en zink), MTBE, BTEXN en minerale olie. | Nieuw | 33 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Zuiveren van verontreinigd bemalingswater voor de parameters PFAS, zware metalen (arseen, nikkel en zink), MTBE, BTEXN en minerale olie. | Nieuw | 33 m³/uur |
53.2.2°a) | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1° (netto opgepompt debiet van maximum 30 000 m³ per jaar) | Bij het plaatsen van waterputten is bronbemaling vereist om de werken te kunnen uitvoeren. | Nieuw | 26843 m³/jaar |
Verleent de vergunning voor een termijn van 1 jaar. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.
Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).
Legt volgende voorwaarden op:
Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:
1. Volgende voorwaarden rond de lozingsconstructie zijn van toepassing:
- Algemene voorwaarden: zie Algemene Bepalingen van het Retributiebesluit van 2002 van de Vlaamse Regering
- Onderhevig aan het retributiebesluit van de Vlaamse regering van 29 maart 2023
- Lozen onder de waterlijn
- Geen constructie en/of leidingen bevestigen op kaaimuren, deksteen, enz.
- Geen steundrukken op minder dan 1,5 m van de waterrand plaatsen.
- Doorgang voor de gebruikers van de waterweg dient ten alle tijden te worden gevrijwaard.
- De bemalingsinstallatie moet op dergelijke wijze in het kanaal lozen dat een uitspoeling van het talud of de berm niet mogelijk is.
2. Het bemalingswater dient in uitvoering in eerste instantie zoveel mogelijk hergebruikt te worden, te retourneren of te infiltreren. In het algemeen dient de bemaling zo kort mogelijk gehouden te worden zodat het totaal volume beperkt wordt (bv. via retourbemaling).
3. In eerste instantie moet de optie bekeken worden of er tijdens uitvoering geloosd kan worden op de plaats waar het nieuwe RWA-stelsel wordt gekoppeld op het bestaande net of op de reeds aangelegde RWA van eerdere fases. Hiervoor is toestemming van de rioolbeheerder nodig.
4. In geen geval mag het bemalingswater worden geloosd in de Coupure zonder vergunning van De Vlaamse Waterweg nv. Hierbij is ook het waterkwaliteitsaspect van belang. Indien u wenst te lozen op de waterweg dient u zowel een vergunning inname openbaar domein van de wegbeheerder als de waterwegbeheerder aan te vragen via www.vlaamsewaterweg.be/vergunningen.
5. Indien geloosd wordt op de waterweg moeten de maximaal toegelaten dwarsstroomdebieten gerespecteerd worden. Er mag geen hinder voor de scheepvaart veroorzaakt worden.
6. Verzakkingen of schade aan het talud, te wijten aan de aanwezigheid van de constructie, zijn te herstellen op kosten van de vergunninghouder.
7. Een rechtstreekse lozing zal buiten de concessie van Varo moeten lozen en dient onder de waterlijn te lozen. De afvoerleidingen noch portiek mogen in de kaaimuur, deksteen of leuningen verankerd worden. Het plaatsen van een zuiveringsinstallatie dient op privaat terrein te gebeuren. Alle activiteiten op het openbaar domein van de Vlaamse Waterweg nv is gebonden aan een vergunningsplicht en is gebonden aan het retributiebesluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002.
8. De Vlaamse waterweg nv kan voor geen enkele schade aan de constructie of veroorzaakt door de constructie verantwoordelijk worden gesteld.
9. Er moet een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgemaakt worden VOOR de start van de werken, indien deze ontbreekt wordt de omgeving geacht in perfecte staat te zijn.
10. De start van de bronbemaling dient vijf werkdagen vooraf gemeld worden aan arw.district1@vlaamsewaterweg.be.
11. Het einde van de bronbemaling dient onmiddellijk te worden gemeld aan arw.district1@vlaamsewaterweg.be.
12. Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Om het beperken van de tijdsduur te garanderen bezorgt het erkend boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:
- het merk en serienummer
- het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing
Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.
Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen.
13. Elke bemalingspomp dient gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De regeling van de peilsturing dient bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.
14. Er moet te allen tijde gemonitord worden of de bemalingswerken geen (bijkomende) wateroverlast veroorzaken. Indien noodzakelijk dienen de nodige maatregelen genomen te worden (bv. beperken lozingsdebiet, peilmetingen).
15. Volgende lozingsnormen zijn van toepassing bij lozing op oppervlaktewater:
- Individuele PFAS : 100 ng/l
- Arseen : 50 μg/l
- Nikkel : 300 μg/l
- Zink : 2000 μg/l
- MTBE : 100 μg/l
- Minerale olie : 500 μg/l
16. De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van VLAREM II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van VLAREM II.
17. Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwantiteit en kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II.
18. Voor de bepaling van het debiet mag de meetmethode conform hoofdstuk 5.53. gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden.
19. Na de opstart van de bemaling wordt voor PFAS de monitoring op het geloosde effluent herhaald als volgt:
De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
20. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
21. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
22. Bevloeiing dient voorzien te worden in een droge periode .
Voor de periode tussen 15 maart en 15 oktober geldt dat bij droogte die 10 dagen aanhoudt (neerslagstation Vinderhoute – zie www.waterinfo.be), bevloeiing/infiltratie dient voorzien te worden waar nodig. Hiervoor dienen voorafgaandelijke afspraken gemaakt te worden met de Groendienst via groendienst@stad.gent of European Tree Worker/boomexpert.
Volgende sectorale voorwaarden wordt bijgesteld:
Artikel: 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: Artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.
Artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II: van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom ?indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)? van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.
Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:
1. De exploitant dient alle voorzorgen te nemen om schade aan onroerende goederen binnen de invloedstraal van een grondwaterwinning te vermijden (bv. zettingen).
2. Bij gebruik van een pomp moeten alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen (plaatsing, type, omkasting pomp,…) genomen worden opdat geluidshinder voor omwonenden minimaal zou zijn.
3. Bemaling wordt bij voorkeur uitgevoerd in de periode 15 oktober- 15 maart.