Terug
Gepubliceerd op 08/03/2024

2024_CBS_02273 - OMV_2023109773 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe loods en stal, het aanleggen van nieuwe betonverharding, het slopen van een afgebrande stal en het aanleggen van een infiltratievoorziening - met openbaar onderzoek - Baarleveldestraat, 9031 Gent - Vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 07/03/2024 - 08:32 College Raadzaal
Datum beslissing: do 07/03/2024 - 09:41
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Filip Watteeuw

Aanwezig

Mathias De Clercq, burgemeester-voorzitter; Filip Watteeuw, schepen; Sofie Bracke, schepen; Tine Heyse, schepen; Astrid De Bruycker, schepen; Bram Van Braeckevelt, schepen; Isabelle Heyndrickx, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Evita Willaert, schepen; Rudy Coddens, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur; Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Verontschuldigd

Sami Souguir, schepen

Secretaris

Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Voorzitter

Sofie Bracke, schepen
2024_CBS_02273 - OMV_2023109773 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe loods en stal, het aanleggen van nieuwe betonverharding, het slopen van een afgebrande stal en het aanleggen van een infiltratievoorziening - met openbaar onderzoek - Baarleveldestraat, 9031 Gent - Vergunning 2024_CBS_02273 - OMV_2023109773 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe loods en stal, het aanleggen van nieuwe betonverharding, het slopen van een afgebrande stal en het aanleggen van een infiltratievoorziening - met openbaar onderzoek - Baarleveldestraat, 9031 Gent - Vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

 

Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

 

Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

 

De heer Johan Cocquyt met als contactadres Baarleveldestraat 30, 9031 Gent heeft een aanvraag (OMV_2023109773) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 6 november 2023.

 

De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:

Onderwerp: het bouwen van een nieuwe loods en stal, het aanleggen van nieuwe betonverharding, het slopen van een afgebrande stal en het aanleggen van een infiltratievoorziening

• Adres: Baarleveldestraat 30, 9031 Gent

Kadastrale gegevens: afdeling 27 sectie D nrs. 671F, 673_ en 674C

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 4 december 2023.

De aanvraag volgde de gewone procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 29 februari 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

1.       BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

De aanvraag betreft een gecombineerde omgevingsvergunningsaanvraag met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit

 

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

Het goed, waarop de aanvraag betrekking heeft, is gelegen aan de Baarleveldestraat te Drongen en heeft betrekking op een bestaand rundvee- en akkerbouwbedrijf. De site bestaat momenteel uit een woning met achtergelegen bedrijfsgebouwen. Het bedrijf is gelegen in een landelijke omgeving. Het landbouwbedrijf zelf is omgeven door weiden en akkerland.

 

De aanvrager baat als landbouwer in bijberoep een gemengd landbouwbedrijf met vleesvee en akkerbouw uit: 

-      Vleesveetak: ca. 19 stuks vleesveerunderen (ca. 10 kalvingen/jaar)

-      Akkerbouw: ca. 40 ha (gras en maïs)

 

De aanvrager wenst na het deels of volledig afbranden van een loods/rundveestal een volledig nieuwe loods en rundveestal met bijhorende mestvaalt op te richten. De afgebrande loods/stal (263,86m²) wordt gesloopt. Op dezelfde plaats wordt een nieuwe gebouw opgetrokken dat bestaat uit twee delen. Op 10m van de woning wordt een loods opgetrokken met een footprint van 676m². Links daarvan en wat dieper op het terrein wordt de stal aangebouwd met een footprint van 425m². Het gebouw wordt afgewerkt met een licht hellend dak (kroonlijsthoogte: 4,7m; nokhoogte: 9,69m). Het gebouw zal opgetrokken worden in prefab betonpanelen. Een deel van de gevels zal worden afgewerkt met windbreekgaas om een maximale ventilatie en bijgevolg een optimaal klimaat in de stal te bekomen. Als dakbedekking wordt gekozen voor geïsoleerde metaalplaten met lichtstraten.

 

De loods zal voornamelijk aangewend worden voor het stallen van landbouwmachines, die momenteel buiten gestald worden. In de stal worden stroboxen voorzien worden voor het huisvesten van de runderen. In dit gebouw wordt ook een mestvaalt voorzien.

 

Ter hoogte van de nieuwe gebouwen zullen 2 bomen, struiken en riet gerooid worden.

 

Ter hoogte van de ingangen van de gebouwen wordt een betonverharding (140m²) aangelegd.

 

Beschrijving van de aangevraagde inrichtingen of activiteiten

Het betreft een gemengde landbouwbedrijf met vleesvee en akkerbouw.

Het stallen van de runderen in niet indeling plichtig aangezien er maximaal 19 runderen zullen gehuisvest worden.

 

Er wordt een vergunning gevraagd voor:

-de opslag van 1200 liter olie

-de opslag van 4,166 ton mazout met een verdeelslang

-het stallen van 20 voertuigen en/of aanhangwagens

-de opslag van 95m³ dierlijke mest waarvan 75m³ vaste mest en 20m³ mestsappen

-de opslag van 100l gevaarlijke producten in kleine verpakking

-de opslag van 750m³ stro en hooi in openlucht.

 

Volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | 1200 liter waarvan:

- 5 * 200 liter smeerolie

- 1 * 200 liter afvalolie | klasse 3 | Nieuw

1200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | 1 verdeelslang | klasse 3 | Nieuw

1 verdeelslang

15.1.1°

stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | 20 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens | klasse 3 | Nieuw

20 voertuigen

17.3.2.1.1.1°b)

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt  ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | 4,166 ton (5000 liter) mazoutopslag bovengronds, dubbelwandig | klasse 3 | Nieuw

4,166 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | 100 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | klasse 3 | Nieuw

100 liter

19.6.2°b)

opslagplaatsen van hout van meer dan 200 m³ tot en met 800 m³ in open lucht, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is een een ander gebied dan industriegebied | Opslag van 750 m³ hooi en stro in openlucht | klasse 3 | Nieuw

750 m³

28.2.c)1°

opslag dierlijke mest in een agrarisch gebied (van 10 m³ tot en met 5 000 m³) | 95 m³ dierlijke mest waarvan:

- 75 m³ vaste mest

- 20 m³ mestsappen | klasse 3 | Nieuw

95 m³

 

2.       HISTORIEK

Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:

Stedenbouwkundige vergunning

-      Op 09/08/2000 werd een vergunning afgeleverd voor het slopen en heroprichten van een bergplaats (1999/10171)

-      Op 27/03/1990 werd een vergunning afgeleverd voor het verbouwen van een woning (1989/198)

3.       WIJZIGINGSAANVRAAG

Op 19 december 2023 werd een wijzigingsverzoek ingediend. Op 25 januari 2024 werd dit wijzigingsverzoek aanvaard.


BEOORDELING AANVRAAG

4.       EXTERNE ADVIEZEN

Volgende externe adviezen zijn gegeven:

 

Geen bezwaar advies van Watering Oude Kale en Meirebeek afgeleverd op 5 januari 2024:
Geen bezwaar voor deze adviesaanvraag.

 

Voorwaardelijk gunstig advies van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur) afgeleverd op 23 januari 2024 onder ref. 2023_007916_v1 LGMU:
Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij heeft uw in het onderwerp vermelde adviesaanvraag vanuit landbouwkundig standpunt onderzocht en formuleert er om de volgende redenen een strikt voorwaardelijk gunstig advies bij.

Het betreft hier een achterliggende bedrijfszetel gelegen in agrarisch gebied. De aanvrager is in bijberoep uitbater van een landbouwbedrijf met rundveehouderij alsook akkerbouw in functie van eigen voederwinning. Een gedeelte van de verouderde bedrijfsgebouwen werd vernield door brand en een gedeelte van het materiaal staat noodgedwongen buiten.

Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij formuleerde tweemaal een pré-advies m.b.t. voorliggende site. Er werd een voorwaardelijk gunstig advies geformuleerd in maart 2022 (ons referentienummer 2022001834_V1). Daarin werd meegegeven dat “Het departement Landbouw en Visserij kan akkoord gaan met heropbouw van ene stal/loods (iets groter dan de voorheen afgebrande stal).” En later in april 2023 werd een voorwaardelijk gunstig pré-advies geformuleerd voor de oprichting van nieuwe loods, rundveestal alsook de mestvaalt (ons referentienummer 2023001722_V1).

De voorliggende aanvraag betreft de bouw van een nieuwe loods (676m2), nieuwe rundveestal (425m2), aanleg van betonverharding, alsook de sloop van de afgebrande stal (ca 140 m2 en 130 m2) en de aanleg van infiltratievoorziening. Op de site is er naast de woning en afdak (140m2) nog een bestaande loods aanwezig (ca 210m2). De nieuwe loods is o.i. vrij ruim voorzien t.o.v. de bestaande toestand.

De loods beoogt echter het vermijden van buitenopslag van materieel en materiaal i.f.v. de eigen landbouwactiviteiten. De aanvrager wenst namelijk een nieuwe loods-stalling te bouwen teneinde alle materiaal te kunnen bergen en de dieren te kunnen huisvesten in een goed stalklimaat. Vanuit landbouwkundig oogpunt kan met voorliggend project worden ingestemd.

 

Bijgevolg verstrekt het Agentschap Landbouw en Zeevisserij voor voorliggende aanvraag een strikt voorwaardelijk gunstig advies. Daarbij geldt als voorwaarde dat de nieuwe gebouwen nu en in de toekomst enkel en alleen kunnen gebruikt worden in functie van landbouwactiviteiten. Dergelijke gebouwen kunnen op deze locatie niet aangewend worden voor zonevreemde en/of niet toelaatbare opslag, nu niet of in de toekomst.

 

Voorwaardelijk gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 7 december 2023 onder ref. 071938-001/KV/2023:
Besluit industriegebouw:

GUNSTIG, mits te voldoen aan de hiervoor vermelde maatregelen en reglementeringen.

 

Voorwaardelijk gunstig advies van Agentschap Wegen en Verkeer afgeleverd op 19 januari 2024 onder ref. AV/411/2023/02123:
Het Agentschap Wegen en Verkeer adviseert GUNSTIG betreffende de voorliggende aanvraag gezien de aanvraag in overeenstemming is met vermelde inlichtingen en beperkingen.

Bij de uitvoering van de vergunning dient de aanvrager rekening te houden met de omschreven aandachtspunten.

 

Integrale advies te raadplegen op het omgevingsloket.

5.       TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

5.1.   Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Het project ligt in agrarisch gebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.


De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.

5.2.   Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

5.3.   Verordeningen

Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 24 april 2023, van kracht sinds 23 juni 2023.

 

Het ontwerp is in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement.

 

Gewestelijke verordening hemelwater

De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023. (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023)

Zie waterparagraaf.

5.4.   Uitgeruste weg

Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.

6.       WATERPARAGRAAF

 

6.1. Ligging project

Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Watering Oude Kale en Meirebeek. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.

Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:

- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).

- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is middelgroot (gebied waar er jaarlijks meer dan 1% kans is op overstroming).

- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein (gebied waar er jaarlijks 0,1 tot 1% kans is op overstroming).

- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein onder klimaatverandering.

- niet gelegen in een signaalgebied.

 

Het terrein is momenteel gedeeltelijk bebouwd.

 

6.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.

 

Toetsing gewestelijke verordening (GSV) en algemeen bouwreglement stad Gent (ABR) inzake hemelwater

 

Algemeen geplande toestand

- nieuwe verharding (80m² +55,59m²) waarbij het hemelwater naar een aanpalende onverharde strook afwatert

- nieuwe schuin dak (1101m²):

*loods 676m²

*stal 425m²

- bestaande schuur (68,43m²) nog niet aangesloten op hemelwaterput/infiltratievoorziening

- hemelwaterput (6*20m³)

- infiltratievoorziening (33,6m³ en 82m²)

 

Verharding

De verhardingen moeten, zonder dat hiervoor een afvoersysteem wordt aangelegd, afvloeien naar een voldoende grote onverharde oppervlakte (op eigen terrein) waar natuurlijke infiltratie kan plaatsgrijpen. De onverharde oppervlakte moet minimaal 25% van de oppervlakte van de afwaterende oppervlakte zijn.

De oppervlakte waaronder zich ondergrondse constructies bevinden mogen niet in rekening gebracht worden bij de onverharde zone.

 

Hemelwaterput

Er wordt een hemelwaterput van 6*20m³ voorzien.

De hemelwaterput voorzien zijn van een operationeel pompsysteem dat hergebruik mogelijk maakt.

Het hemelwater wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren:

-10 andere runderen x 11,7m³/jaar = 117m³/jaar

-5 stuks jongvee 1-2 jaar x 11,7m³/jaar = 58,5m³/jaar

-4 stuks jongvee < 1 jaar x 5,4m³/jaar = 21,6m³/jaar

 

Het hemelwater dient gebruikt te worden voor alle laagwaardige toepassingen vb het reinigen van de loods of de landbouwmachines.

Er wordt momenteel enkel een aftappunt voor het drinken van de dieren voorzien in de nieuwe stal, er dient in de loods ook een aftappunt voorzien te worden.

 

Infiltratievoorziening

Op de infiltratievoorziening wordt een dakoppervlakte van 1169,43m² aangesloten.

De infiltratievoorziening is bovengronds. Op de plannen is de dimensionering van de infiltratievoorziening niet getekend. De voorziening dient een inhoud te hebben van 36 611,2 liter en een oppervlakte van 88,8m². De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening van 33 574 liter en een oppervlakte van 82m² en diepte van 45cm.

 

De bouwheer vraagt om de infiltratievoorziening te mogen verkleinen door een hoog hergebruik. Het hemelwater wordt momenteel enkel gebruikt voor drinkwater voor de dieren (540l/dag). De dieren bevinden zich de helft van het jaar op de weides, dit hergebruik is bijgevolg niet structureel jaarrond en kan niet in rekening gebracht worden voor het verkleinen van de infiltratievoorziening.

 

Er dient een grotere infiltratievoorziening aangelegd van minimum 36 611,2 liter en een oppervlakte van 88,8m².

Daarnaast zijn volgende elementen niet terug te vinden op de plannen:

* de diepte van de infiltratievoorziening

* de infiltratieoppervlakte en buffervolume

* de totale horizontale dakoppervlakte aangesloten op de infiltratievoorziening

*de locatie en overloop

 

De infiltratievoorziening is niet correct gedimensioneerd volgens de GSV. Via bijzondere voorwaarde wordt dan ook opgelegd dat de infiltratievoorziening minimum 36 611,2 liter groot moet zijn en een oppervlakte van 88,8m² moet hebben.

 

De aanleg van de ondergrondse constructie mag er geenszins voor zorgen dat er een permanente drainage optreedt met lagere grondwaterstanden tot gevolg. Een dergelijke permanente drainage is immers in strijd met de doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid waarin is opgenomen dat verdroging moet voorkomen worden, beperkt of ongedaan gemaakt. De ondergrondse constructie dient dan ook uitgevoerd te worden als volledig waterdichte kuip en zonder kunstmatig drainagesysteem.

 

Een grondwaterbemaling kan noodzakelijk zijn voor de bouwkundige werken of de aanleg van de openbare nutsvoorzieningen. Bij bemaling moet volgens Vlarem minstens een melding van de activiteit gebeuren. Ze kan evenwel vergunningsplichtig zijn en zelfs merplichtig naargelang de ligging, de diepte van de grondwaterverlaging en het opgepompte debiet. De akte of vergunning moet verleend zijn door de bevoegde instantie vooraleer de bemalingswerken kunnen gestart worden.

In een aanvraagdossier voor een vergunning of melding moeten steeds de effecten naar de omgeving onderzocht worden, op basis van de gemodelleerde debieten en het bemalingsconcept, en moet steeds vermeld worden op welke manier zal omgegaan worden met het opgepompte bemalingswater (toepassing van de bemalingscascade). De bemalingsinstallatie dient geplaatst te worden door een erkend boorbedrijf.

 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

Overstromingen

Volgens de pluviale overstromingskaart bestaat er een middelgrote overstromingskans ter hoogte van de wegenis. Indien de voorwaarden uit de gewestelijke verordening en het algemeen bouwreglement inzake hemelwater correct toegepast worden, wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.

 

Ernstiger overstromingen dan in het verleden zijn niet uit te sluiten en er kan geen sluitende garantie gegeven worden dat er zich op het perceel in de toekomst geen wateroverlast meer zal voordoen.

 

6.3. Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits naleven van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.

7.       PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag heeft geen milieueffectrapport of project-MER-screening nodig.

8.       OPENBAAR ONDERZOEK

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 12 december 2023 tot 10 januari 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werd 1 bezwaar ingediend.

 
De bezwaren worden als volgt samengevat:
Het bezwaar heeft geen betrekking op de stedenbouwkundige handelingen die worden aangevraagd, maar handelt over de toegangsweg naar de landbouwsite, die gemeenschappelijk wordt gebruikt voor de huisnrs. 26, 28 en 30. Deze toegangsweg is in een slechte staat. Door het te verwachten zwaar vervoer naar de nieuwbouw en opslagplaats voor allerlei dierenvoeder (kuilmaïs, gras, ...) ter hoogte van nr. 28 (ook eigendom van de aanvrager) wordt verwacht dat de staat van de weg nog slechter zal worden.

 

Naar aanleiding van het stedenbouwkundig onderzoek van deze aanvraag worden de bezwaren als volgt besproken:
Het voorwerp van de aanvraag beperkt zich tot de bouw van een nieuw landbouwgebouw, de toegangsweg maakt geen deel uit van de aanvraag, waardoor het bezwaar niet wordt weerhouden.

 

Bovendien is het bezwaar burgerrechtelijk van aard, waardoor het ook niet weerhouden kan worden.

 

Het verbreden van de toegangsweg kan niet zonder vergunning. Het volledig verharden van deze weg is ook niet zomaar aanvaardbaar. De toegangsweg wordt bij voorkeur halfverhard gehouden.

9.       OMGEVINGSTOETS

Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft de bouw van een nieuw landbouwgebouw, bestaande uit een loods en een rundveestal. De aanvrager is landbouwer in bijberoep, waardoor de aanvraag principieel in overeenstemming is met de bestemming agrarisch gebied, waarin de site is gesitueerd. De nieuwe gebouwen worden ingeplant op de inplantingsplaats van het te slopen landbouwgebouw. Op die manier wordt het nieuwe gebouw opnieuw maximaal geclusterd met de bestaande bebouwing op de site. Het nieuwe gebouw staat ook op voldoende afstand van een waardevolle rij haagbeuken, waardoor dit groenmassief integraal behouden kan blijven en waardoor het gebouw meteen ook visueel wordt gebufferd naar de omgeving toe.

 

Rond de inrichting zijn er beperkte groenvoorzieningen aanwezig te noorden van de inrichting. Groenvoorzieningen en kleine landschapselementen bieden een grote meerwaarden voor zowel natuur (biotopen, uitrustplaatsen, verbindingsassen, schaduwplek...) als voor de mens (positieve belevingswaarde). Aangezien het gebouw een vrij industrieel uitzicht heeft wordt via bijzondere voorwaarde opgelegd om aan de noordzijde van het gebouw, behalve ter hoogte van de open zijde, een bijkomend opgaand groenscherm aan te planten.

 

Er moeten twee hoogstammige bomen (es) en wat struiken gerooid worden voor het bouwen van de stal. Deze spontane opslag is minder dan 20 jaar oud, en het verwijderen is dus wel te verantwoorden. De overloop van de citernes loopt tussen twee bestaande bomen, op ongeveer 6m van de stam van beide bomen. Dit is zeker haalbaar, maar de aanleg moet dan wel effectief zo uitgevoerd worden. Ter bescherming van de te behouden bomen wordt tijdens de volledige werftijd een gesloten hekwerk aangebracht van minstens 2m hoog, geplaatst op minstens 3m van de bomen.

 

Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten

aspect afval

De voortgebrachte afvalstoffen (pmd, papier en karton, glas, folie, groenafval, …) worden volgens VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) beschouwd als bedrijfsafval. VLAREMA stelt dat bedrijfsafval gescheiden ingezameld moet worden en opgehaald moet worden door een erkende inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor verdere verwerking door een erkende verwerker. De bedrijfsafvalstoffen kunnen door het gemeentelijke inzamelsysteem opgehaald worden op voorwaarde dat hiervoor de reële kostprijs wordt betaald, dat de capaciteit van de gemeentelijke inzamelsystemen niet overbelast wordt en dat een zo goed mogelijke afzonderlijke registratie van dit bedrijfsafval wordt gevoerd. Het is ook verplicht om een afvalstoffenregister bij te houden. Dit wordt opgenomen als opmerking.

 

De exploitant vraagt opslag aan van 95m³ dierlijke mest waarvan 75m³ vaste mest en 20m³ mestsappen.

De vaste mest wordt overdekt opgeslagen in de nieuwe stal (5m x 8m), de run-off van de mest vaalt wordt opgevangen in een citern van 20m³.

De mest wordt uitgespreid op eigen landbouwgronden.

 

aspect afvalwater

De inrichting ligt in niet gerioleerd gebied volgens het zoneringsplan van Stad Gent.

 

Het bedrijf produceert geen afvalwater. De stallen worden droog gereinigd.

 

aspect bodem en grondwater

Stallen

De dieren worden slechts beperkt gehouden in stallen en grazen meestal op de omliggende percelen.

 

De vloer van de stallen worden uitgevoerd in verhard materiaal.

 

De uitgemeste, vaste dierlijke mest wordt opgeslagen in een overdekte mestvaalt voorzien van

een betonnen vloer omwald met 3 betonnen muren. De wanden en muren zijn mestdicht. De

afvloei wordt verzameld in een vloeistofdichte citerne.

De stroboxen zijn voorzien van een ondoordringbare vloer, vervaardigd in beton. Deze

betonnen vloer wordt bedekt met een dikke laag stro. De gier wordt opgeslorpt door het stro.

De boxen worden regelmatig  uitgemest en terug ruim ingestrooid.

 

Mazouttank

Er wordt een nieuwe mazouttank met verdeelinstallatie aangevraagd.

Volgens het dossier is de mazouttank bovengronds en dubbelwandig. De tank wordt geplaatst in de nieuwe loods op een verharde vloer.

Volgens het dossier worden eventueel gemorste vloeistoffen bij het tanken, onmiddellijk verwijderd met absorberende materialen.

Binnen een termijn van 2 maanden na de in gebruik name van de tank dient een attest van vóór de ingebruikname te worden opgestuurd naar de Dienst Toezicht van stad Gent (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.

 

Opslag gevaarlijke producten

In een bestaande loods worden 100l fytoproducten, 5x 200l smeerolie en 200l afvalolie opgeslagen.

Volgens het dossier worden de producten opgeslagen op een lekbak.

Als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen dat binnen een termijn van 3 maanden na het verlenen van de vergunning een bewijs (foto) van de opslag van gevaarlijke producten op een lekbak gestuurd worden naar de Dienst Toezicht van de Stad Gent (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.

 

aspect hemelwater

Het opgevangen hemelwater wordt gebruikt voor laagwaardige toepassingen en als drinkwater voor de runderen.

 

aspect geluid

Van de inrichting kan er geluidshinder zijn door

- af-en aanrijden voertuigen

- dieren

 

Er zijn geen klachten gekend en tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend. Er zijn slechts een aantal woningen in de directe omgeving. Er kan aangenomen worden dat de geluidshinder zich tot een minimum beperkt.

 

Conform artikel 5.15.0.6. § 1. van Vlarem mogen geen rustverstorende werkzaamheden uitvoert worden op werkdagen tussen 19 uur en 7 uur alsmede op zon- en feestdagen. Dit wordt als opmerking opgenomen.

 

aspect lucht

geur

De stallen worden op natuurlijke manier verlucht en de dieren grazen in de zomer op de weide.

Om geurhinder te beperken worden de stallen ingestrooid. De gier wordt opgeslorpt door het stro.

De boxen worden regelmatig  uitgemest. 

 

stallen van voertuigen

Op het bedrijf worden 20 bedrijfsvoertuigen gestald.

Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen moeten, de motoren van de bedrijfsvoertuigen (productie, bestellingen en leveringen, ...) tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d… Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

aspect inplanting

De stallen zijn gelegen in agrarisch gebied en er zijn geen verbods- en afstandsregels van toepassing.


CONCLUSIE

De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.

 

 

Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | 1200 liter waarvan:

- 5 * 200 liter smeerolie

- 1 * 200 liter afvalolie | Nieuw

1200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | 1 verdeelslang | Nieuw

1 verdeelslang

15.1.1°

stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | 20 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens | Nieuw

20 voertuigen

17.3.2.1.1.1°b)

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt  ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | 4,166 ton (5000 liter) mazoutopslag bovengronds, dubbelwandig | Nieuw

4,166 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | 100 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | Nieuw

100 liter

19.6.2°b)

opslagplaatsen van hout van meer dan 200 m³ tot en met 800 m³ in open lucht, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is een een ander gebied dan industriegebied | Opslag van 750 m³ hooi en stro in openlucht | Nieuw

750 m³

28.2.c)1°

opslag dierlijke mest in een agrarisch gebied (van 10 m³ tot en met 5 000 m³) | 95 m³ dierlijke mest waarvan:

- 75 m³ vaste mest

- 20 m³ mestsappen | Nieuw

95 m³

 

 

Waarom wordt deze beslissing genomen?

 

 

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

 

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe loods en stal, het aanleggen van nieuwe betonverharding, het slopen van een afgebrande stal en het aanleggen van een infiltratievoorziening aan de heer Johan Cocquyt gelegen te Baarleveldestraat 30, 9031 Gent.

De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.

Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.

Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.

Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.

 

De rubrieken voor de inrichting/activiteit Cocquyt Johan met inrichtingsnummer 20231023-0064 beslist het college als volgt:

 

Vergunde rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | 1200 liter waarvan:

- 5 * 200 liter smeerolie

- 1 * 200 liter afvalolie | Nieuw

1200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | 1 verdeelslang | Nieuw

1 verdeelslang

15.1.1°

stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | 20 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens | Nieuw

20 voertuigen

17.3.2.1.1.1°b)

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt  ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | 4,166 ton (5000 liter) mazoutopslag bovengronds, dubbelwandig | Nieuw

4,166 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | 100 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | Nieuw

100 liter

19.6.2°b)

opslagplaatsen van hout van meer dan 200 m³ tot en met 800 m³ in open lucht, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is een een ander gebied dan industriegebied | Opslag van 750 m³ hooi en stro in openlucht | Nieuw

750 m³

28.2.c)1°

opslag dierlijke mest in een agrarisch gebied (van 10 m³ tot en met 5 000 m³) | 95 m³ dierlijke mest waarvan:

- 75 m³ vaste mest

- 20 m³ mestsappen | Nieuw

95 m³

 

 

Artikel 2

Legt volgende voorwaarden op:

Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:

Mazouttank

Binnen een termijn van 2 maanden na de in gebruik name van de tank dient een attest van vóór de ingebruikname te worden opgestuurd naar de Dienst Toezicht van stad Gent (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.

 

Opslag gevaarlijke producten

Binnen een termijn van 3 maanden na het verlenen van de vergunning een bewijs (foto) van de opslag van gevaarlijke producten op een lekbak gestuurd worden naar de Dienst Toezicht van de Stad Gent (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.

 

Motoren bedrijfsvoertuigen

Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen moeten, de motoren van de bedrijfsvoertuigen (productie, bestellingen en leveringen, ...) tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d…

 

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:

De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:  https://navigator.emis.vito.be/

Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

Bijzondere voorwaarde voor de geplande werken:

 

Externe adviezen

De brandweervoorschriften, die betrekking hebben op deze omgevingsvergunning, moeten strikt nageleefd worden (zie advies van 7 december 2023 met kenmerk 071938-001/KV/2023).

 

De voorwaarden opgenomen in het advies van Agentschap Wegen en Verkeer (advies van 19 januari 2024, met kenmerk AV/411/2023/02123) moeten strikt nageleefd worden.

 

De voorwaarden opgenomen in het advies van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur), afgeleverd op 23 januari 2024 onder ref. 2023_007916_v1 LGMU, moeten strikt nageleefd worden.
 

Impact op groen

- de overloop van de citernes wordt uitgevoerd zoals op de plannen uitgetekend werd (dus op ongeveer 6 m van de stam van de bomen).

- tijdens de volledige werftijd wordt een gesloten hekwerk aangebracht van minstens 2 m hoog, geplaatst op minstens 3 m van de te behouden bomen

 

Groenscherm

Aan de noordzijde van het gebouw, behalve ter hoogte van de open zijde, een bijkomend opgaand groenscherm aan te planten.

 

Infiltratievoorziening

De infiltratievoorziening moet minimum 36 611,2 liter groot moet zijn en moet een oppervlakte van 88,8 m² hebben.

 

Riolering

Volgens het zoneringsplan is het perceel gelegen binnen een niet te rioleren gebied of rode zone (d.w.z. er is geen openbare riolering aanwezig, die aangesloten is op een waterzuiveringsstation).

De bouwheer moet zijn woning verplicht uitrusten met een IBA of KWZI (kleinschalige waterzuivering) waarin een septische put voorzien wordt. De installatie, beheer en onderhoud hiervan kan gebeuren door Farys volgens de af te sluiten beheersovereenkomsten. De voorwaarden uit deze beheersovereenkomst zijn strikt op te volgen. Farys staat vervolgens in voor de plaatsing van de behandelingsinstallatie. De bouwheer dient hiervoor een aanvraag te richten tot Farys, Stropstraat 1 te 9000 Gent, Aquafoon 078 35 35 99.

Indien bij een actualisatie van het zoneringsplan de zonering van het perceel wijzigt naar een collectief gerioleerd gebied moet er minimaal een septische put voorzien worden.

 

De keuring van de privéwaterafvoer is verplicht volgens het Algemeen Waterverkoopreglement. Meer informatie vindt u op www.farys.be/keuring-privewaterafvoer

 

 

Artikel 3

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Afval

De voortgebrachte afvalstoffen (pmd, papier en karton, glas, folie, groenafval, …) worden volgens VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) beschouwd als bedrijfsafval. VLAREMA stelt dat bedrijfsafval gescheiden ingezameld moet worden en opgehaald moet worden door een erkende inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor verdere verwerking door een erkende verwerker. De bedrijfsafvalstoffen kunnen door het gemeentelijke inzamelsysteem opgehaald worden op voorwaarde dat hiervoor de reële kostprijs wordt betaald, dat de capaciteit van de gemeentelijke inzamelsystemen niet overbelast wordt en dat een zo goed mogelijke afzonderlijke registratie van dit bedrijfsafval wordt gevoerd. Het is ook verplicht om een afvalstoffenregister bij te houden.

 

Geluid

Conform artikel 5.15.0.6. § 1. van Vlarem II mogen geen rustverstorende werkzaamheden uitvoert worden op werkdagen tussen 19 uur en 7 uur alsmede op zon- en feestdagen.

 

Openbaar domein

De bouwheer/vergunninghouder is steeds verantwoordelijk voor beschadigingen aan de inrichting van het openbaar domein, groenaanleg, bermen, trottoirs, boordstenen, (straat)kolken en de rijweg, die te wijten zijn aan de bouwactiviteit. De dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen herstelt deze beschadigingen op kosten van de bouwheer/vergunninghouder.