Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
Jo Debaveye - Ann Van Hoorebeke met als contactadres Grensstraat 7, 9840 De Pinte hebben een aanvraag (OMV_2023158949) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 19 december 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen handelt over:
• Onderwerp: het renoveren van een meergezinswoning
• Adres: Voorhoutkaai 36-37, 9000 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 4 sectie D nr. 533/52 A
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 3 januari 2024.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 29 februari 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Het te verbouwen pand bevindt zich langsheen de Voorhoutkaai in de wijk Macharius - Heirnis. Deze straat wordt gekenmerkt door de ligging langs de Leie, recht tegenover het Van Eyck zwembad en nabij de Sint-Baafsabdij. Het pand bestaat uit 3 bouwlagen afgewerkt met een plat dak. De onmiddellijke omgeving bestaat uit een combinatie van een- en meergezinswoningen
van een min of meer vergelijkbare schaal, al dan niet afgewerkt met een hellend dak.
Het pand betreft een rechtmatig tot stand gekomen meergezinswoning met 3 woonentiteiten.
Volgens de kadastrale legger werd het gebouw opgericht in 1967. Het heeft voor die periode geen vooruitstrevende of toonaangevende architectuur.
Het perceel grenst aan de Sint-Baafsabdij die beschermd is als monument bij besluit van 28/12/1936 omwille van het algemeen belang gevormd door de historische (in casu kunsthistorische) en archeologische (in casu oudheidkundige) waarde.
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
De aanvraag heeft betrekking op het verbouwen van de woonentiteit op het gelijkvloers en de woonentiteit op de eerste verdieping. De woonentiteit op de 2de verdieping behoort tot een andere eigenaar en maakt geen deel uit van deze aanvraag.
Gelijkvloerse woonentiteit
Ter hoogte van het gelijkvloers wordt de veranda gesloopt en wordt een nieuwe gelijkvloerse uitbreiding voorzien, Een beperkt deel van de gelijkvloerse aanbouw blijft hierbij behouden.
De totale gelijkvloerse bouwdiepte na verbouwing (incl. hoofdvolume) bedraagt 18,79m over een breedte van 2,34m gemeten vanaf de linker perceelsgrens, en een bouwdiepte van 16,30m voor het overige gedeelte (4,74m gemeten vanaf de rechter perceelsgrens). De nieuwe en vernieuwde uitbreiding wordt afgewerkt met een plat dak (groendak). De nieuwe dakrand ligt op een hoogte van 3,77m gemeten ten opzichte van het trottoirpeil. De nieuwe achtergevel van de gelijkvloerse aanbouw wordt afgewerkt met crepi in een grijze tint.
Hiervoor moeten de scheidingsmuren aangepast worden.
De rechter scheidingsmuur wordt opgehoogd met maximaal ca. 79cm, dit over een diepte van ca. 3,83m. De linker scheidingsmuur wordt verlaagd met ca. 42cm over een diepte van 3,88m en verlaagd met ca. 88cm, dit over een diepte van ca. 1,00m.
Voor het overige wordt de gelijkvloerse woonentiteit intern heringericht. De garage die hoort bij deze woonentiteit wordt deels ingericht als fietsenberging, deels als berging. De zitplaats en eetplaats worden gekoppeld aan de gelijkvloerse buitenruimte en opener voorzien. Ter hoogte van de slaapkamer wordt een patio voorzien. Achteraan, gekoppeld aan de leefruimte, wordt een bureau voorzien.
De gelijkvloerse buitenruimte wordt onthard en integraal ingericht als groene tuinzone, gedeeltelijk ingericht als grasperk en gedeeltelijk als plantenzone. Verder wordt de vrijstaande tuinberging (4,00 m²) integraal gesloopt. In de bestaande toestand is de bestaande onbebouwde buitenruimte (ca. 57,93m2) voor 43,88m2 verhard. In de nieuwe toestand is de onbebouwde buitenruimte (ca. 59,16m2) integraal onthard.
Woonentiteit eerste verdieping
De woonentiteit op de eerste verdieping wordt intern beperkt heringericht. De inkomhal wordt gewijzigd (verkleind), de badkamer wordt verruimd en ook de slaapkamers worden licht gewijzigd. De muur tussen de keuken en leefruimte wordt opengebroken zodat een meer open plan ontstaat.
Het rioolstelsel wordt ook aangepast, zo wordt er een gescheiden riolering voorzien tot aan de rooilijn. De bestaande hemelwaterput (3.000 liter) wordt hergebruikt. Hierachter wordt er een ondergrondse infiltratievoorziening (infiltratiekratten) voorzien (buffervolume: 2.400 liter, infiltratieoppervlakte: 5,8 m²). Er wordt een nieuwe septische put voorzien met een capaciteit van 3.000 liter.
Deze aanvraag is een herneming van een recent geweigerde omgevingsvergunning, zie historiek. In deze vorige aanvraag werd geoordeeld dat de aanvraag betrekking had op een rechtmatig tot stand gekomen meergezinswoning met 2 woonentiteiten. Op basis van nieuwe aangeleverde informatie en documenten wordt het pand op heden beschouwd als een rechtmatig tot stand gekomen meergezinswoning met 3 woonentiteiten.
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Omgevingsvergunningen
* Op 25/05/2023 werd een weigering afgeleverd voor het verbouwen van een meergezinswoning (OMV_2022159857).
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgende externe adviezen zijn gegeven:
Voorwaardelijk gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 24 januari 2024 onder ref. 070232-002/NVDV/2024. Het advies kan integraal worden nagelezen op het omgevingsloket.
Besluit: GUNSTIG, mits te voldoen aan de hiervoor vermelde maatregelen en reglementeringen.
Gunstig advies van De Vlaamse Waterweg afgeleverd op 22 februari 2024 onder ref. AB/2024/029. Het advies kan integraal worden nagelezen op het omgevingsloket.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in woongebied met cultureel, historische en/of esthetische waarde volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
De gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
Het project ligt in het bijzonder plan van aanleg BINNENSTAD - DEEL SINT-MACHARIUS, goedgekeurd op 31 juli 1991, en is bestemd als zone A voor woningen en klasse 3 voor tuinstrook en binnenkern.
De aangevraagde handelingen zijn getoetst op hun conformiteit met de stedenbouwkundige voorschriften van de geldende plannen. De aanvraag is niet in overeenstemming met volgende stedenbouwkundige voorschriften van het bijzonder plan van aanleg:
1/ Bouwhoogte gelijkvloerse aanbouw gelegen in de strook voor hoofd- en bijgebouwen
Volgens het BPA is de strook voor hoofd- en bijgebouwen vastgelegd op een bouwdiepte van 16,30m (uitgaande van een perceelsdiepte van 25,78m). De voorgeschreven gelijkvloerse bouwdiepte van de woning is bijgevolg beperkt tot deze 16,30m. Binnen voorliggende aanvraag bedraagt de vergund geachte bouwdiepte op het gelijkvloers in bestaande toestand 18,65m dewelke in de nieuwe toestand wordt uitgebreid tot 18,79m in functie van het isoleren van de achtergevel. Het gedeelte van de gelijkvloerse aanbouw vanaf een bouwdiepte van 16,30m tot een bouwdiepte van 18,79m is gelegen in de tuinstrook.
De hoogte van de bijgebouwen (opgericht in de strook voor hoofd- en bijgebouwen) wordt bepaald t.o.v. het straatpeil. De hoogte van de constructies opgericht in de tuinstrook en op de binnenkern wordt bepaald t.o.v. het maaiveld. Op de perceelsgrenzen mag de hoogte maximum 3,50m bedragen.
Voorliggende aanvraag voorziet voor de gelijkvloerse aanbouw gelegen in de strook voor hoofd- en bijgebouwen (tot een bouwdiepte van 16,30m) een hoogte van 3,77m gemeten ten opzichte van het straatpeil. Voor het gedeelte van de gelijkvloerse aanbouw gelegen in de tuinstrook (vanaf een bouwdiepte van 16,30m tot een bouwdiepte van 18,79m) bedraagt de bouwhoogte 3,28m gemeten ten opzichte van het maaiveld.
Overeenkomstig artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan beperkt afgeweken worden van de stedenbouwkundige voorschriften van een bijzonder plan van aanleg, wat betreft de perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van de constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen. Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft de bestemming, de maximaal mogelijke vloerterreinindex en het aantal bouwlagen.
De betreffende afwijking binnen huidige aanvraag heeft betrekking op de afmetingen, meer bepaalt de kroonlijsthoogte van het gedeelte van de gelijkvloerse aanbouw gelegen in de strook voor hoofd- en bijgebouwen. Deze afwijking op het BPA inzake de kroonlijsthoogte is aanvaardbaar. Er wordt geoordeeld dat de vooropgestelde bouwhoogte van het gelijkvloerse bouwvolume zich op een aanvaardbare wijze inpast in de omgeving. De vooropgestelde hoogte valt binnen de gebruikelijke normen qua bouwhoogte. De afwijking is in overeenstemming met de goede ruimtelijke aanleg van het gebied. De afwijking heeft geen negatieve impact op de samenhang van de omgeving en wordt positief beoordeeld.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
4.3. Verordeningen
Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 24 april 2023, van kracht sinds 23 juni 2023.
Het ontwerp is niet in overeenstemming met dit Algemeen Bouwreglement, volgende punten worden besproken:
Artikel 4.12: Fietsenberging; Iedere meergezinswoning moet in of buiten het gebouw op eigen terrein beschikken over één of meerdere afzonderlijke fietsenberging(en). Iedere fietsenberging moet overdekt zijn, bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke circulatieruimte en vanop de openbare weg goed toegankelijk zijn.
De fietsenberging kan individueel of gemeenschappelijk voorzien worden.
De oppervlakte van de fietsenberging(en) wordt afgestemd op het aantal en de omvang van de in de meergezinswoning voorziene woningen. Zij worden als volgt berekend:
- 1m2 per kamer of studio
2m2 per appartement, te vermeerderen met 1m2 per slaapkamer vanaf de tweede slaapkamer.
Een individuele fietsenberging mag nooit kleiner zijn dan 2m2, een gemeenschappelijk nooit kleiner dan 3m2.
Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager kan de vergunningverlenende overheid in volgende gevallen een afwijking op deze bepalingen toestaan:
- bij verbouwing van een rechtmatig tot stand gekomen meergezinswoning waarbij het aantal woningen niet verhoogd wordt;
- wanneer aangepaste woningen worden voorzien;
- bij verbouwing van een pand waarin zich op het gelijkvloers een andere functie dan wonen bevindt en die functie de realisatie van een fietsenberging volgens bovenstaande normen bemoeilijkt;
- bij verbouwing van gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed.
Toetsing: niet conform: Voorliggende aanvraag voorziet een gedeelde fietsenberging voor de woonentiteit op het gelijkvloers (1 slaapkamer-appartement) en de woonentiteit op de 1ste verdieping (2 slaapkamerappartement). De woonentiteit op de 2de verdieping beschikt over een voldoende ruime eigen fietsenberging. De gedeelde fietsenberging die wordt voorzien voor de gelijkvloerse entiteit en de entiteit op de 1ste verdieping, beschikt over een oppervlakte van 4m2. Volgens bovenvermeld artikel moet de oppervlakte evenwel minimaal 5m2 bedragen.
Aangezien het aantal entiteiten in deze meergezinswoning niet verhoogt, kan een beperkte afwijking op dit artikel verleend worden inzake de oppervlakte van de fietsenberging. De aanvraag streeft voor de te verbouwen woonentiteiten naar een minimale nuttige vloeroppervlakte van 75m2. Het voorzien van een grotere fietsenberging zou ten koste gaan van de gewenste minimale woonoppervlakte van de gelijkvloerse entiteit. Omwille van deze reden kan akkoord gegaan worden met een fietsenberging van 4m2. Het is binnen voorliggende aanvraag een gunstige ingreep dat de bestaande garage wordt ingericht als enerzijds een gedeelde fietsenberging, en anderzijds een kwalitatieve bergruimte voor de gelijkvloerse woonentiteit.
Gewestelijke verordening hemelwater
De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023. (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023)
Zie waterparagraaf.
4.4. Uitgeruste weg
Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.
5. WATERPARAGRAAF
5.1 Beschrijving van het project en de kenmerken van het watersysteem die door het project kunnen beïnvloed worden
Het projectgebied is gelegen langs en stroomt af naar de Vertakking De Pauw (beheerder: De Vlaamse Waterweg nv). Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten 2023 niet overstromingsgevoelig: het terrein kent geen overstroming gemodelleerd voor fluviale, pluviale overstromingen en voor overstromingen vanuit de zee.
De volgende gegevens zijn relevant voor de watertoets:
- De horizontale dakoppervlakte bedraagt 102 m2;
- De bijkomende verharding bedraagt 0 m2;
- Het hemelwater zal worden opgevangen in een bestaande hemelwaterput met een volume van 3.000 liter en hergebruik (aansluiting op het gelijkvloerse appartement - geen aangetoond nuttig hergebruik), met overloop naar een infiltratievoorziening (buffervolume: 2400 liter, infiltratieoppervlakte: 5,8 m²) met overloop naar de openbare riolering in de straat;
- Er dient geen nieuwe hemelwaterput te worden voorzien aangezien het een verbouw betreft van een gebouw met meer dan één woongelegenheid en er is al minstens één hemelwaterput aanwezig die in gebruik zal blijven
- Er worden geen ondergrondse constructies voorzien
5.2 Op het project toepasselijke voorschriften uit het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde
Het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde formuleert maatregelen om wateroverlast (en watertekort) in het bekken te voorkomen. De strategie "vasthouden-bergen-afvoeren" is hierbij van toepassing. Dit kan door het vermijden van de toename van verharde oppervlakte, het afkoppelen van hemelwater van de riolering, hergebruik ter plaatse, infiltreren waar mogelijk, bufferen, vertraagd afvoeren, vermijden van inbuizingen, aanleggen van groendaken, ... Via het instrument van de watertoets worden schadelijke effecten van nieuwe plannen, programma’s en vergunningen vermeden door het opleggen van gepaste maatregelen of het niet toestaan van nieuwe ontwikkelingen.
Er zijn geen acties opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde (2022-2027) die betrekking hebben op de vergunningsaanvraag.
5.3 Beoordeling van verenigbaarheid met het watersysteem
5.3.1 gewijzigd overstromingsregime
Het projectgebied is niet overstromingsgevoelig . Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
5.3.2 gewijzigd afstromingsregime en gewijzigde infiltratie naar het grondwater
De gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater (GSVH) is van toepassing gezien de nieuwe horizontale dakoppervlakte 102 m² bedraagt. Het project voorziet geen plaatsing van een nieuwe hemelwaterput wat in overeenstemming is met de GSVH 2023. Het strekt wel tot aanbeveling om een hemelwaterput te voorzien die volledig overeenstemt met de vooropgestelde rekenregels van de GSVH.
De infiltratievoorziening dient gedimensioneerd te worden voor een totale afwaterende verharde oppervlakte van 102 m², waarvan 30m² mag worden afgetrokken omwille van het aansluiten van 1 woongelegenheid op de hemelwaterput. (opgelet: Het is verplicht om de nodige aftappunten te plaatsen zodat hergebruik gegarandeerd wordt (sanitair, wasmachine, dienstkraan onderhoud). Dit wordt zo opgenomen als bijzondere voorwaarde).
De totale oppervlakte komt hierdoor op 72 m², waardoor het buffervolume minimaal 2.376 liter dient te zijn en de infiltratieoppervlakte minimaal 5,76 m². De voorziene infiltratievoorziening voldoet hieraan. Hierbij mogen enkel de verticale wanden van de ondergrondse infiltratievoorziening in rekening worden gebracht en de infiltratievoorziening mag niet onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand voorzien worden.
Bijgevolg wordt verwacht dat het afstromingsregime en het infiltratieregime van het hemelwater onder invloed van het project niet significant zullen wijzigen.
5.3.3 gewijzigde oppervlaktewaterkwaliteit en gewijzigd aantal puntbronnen
Ten gevolge van de geplande ingrepen worden er geen betekenisvol nadelige effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit verwacht. De riolering wordt gescheiden en de vuilwaterriolering wordt aangesloten op de openbare riolering in de straat.
5.3.4 gewijzigd grondwaterstromingspatroon en gewijzigde grondwaterkwaliteit
Het project voorziet geen nieuwe ondergrondse constructies, waardoor er geen impact op het grondwaterstromingspatroon wordt verwacht. Er wordt geen impact op de grondwaterkwaliteit verwacht.
5.4 Toetsing aan doelstellingen en beginselen DIWB
Het project voldoet aan het standstillbeginsel. De aanvraag is onder hoger vermelde voorwaarden verenigbaar met de beginselen en doelstellingen van het ‘Decreet Integraal Waterbeleid’.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (MER-besluit) en heeft geen betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. De opmaak van een milieueffectrapport of project-m.e.r.-screening is voor voorliggend project dan ook niet vereist.
7. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 12 januari 2024 tot 10 februari 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werd 1 bezwaar ingediend.
Het bezwaarschrift worden als volgt samengevat:
De bezwaarindiener geeft aan dat de verlaging van de tuinmuur ter hoogte van de link perceelsgrens niet voorafgaand werd besproken met de aanpalende. De verlaging van de tuinmuur is volgens het bezwaarschrift niet wenselijk.
Naar aanleiding van het stedenbouwkundig onderzoek van deze aanvraag worden het bezwaar als volgt besproken:
Bezwaar is ongegrond. Vanuit ruimtelijk oogpunt is er geen bezwaar tegen het verlagen van de bestaande tuinmuur. We kunnen als vergunningverlenende overheid enkel maar betreuren dat er tussen de buren géén of onvoldoende overleg is geweest. Omdat de vermelde zaken in hoofdzaak tussen burgers onderling moeten worden geregeld, kunnen ze niet verder weerhouden worden bij het beoordelen van voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag.
8. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
De stedenbouwkundige voorschriften van het BPA Binnenstad – deel Sint-Macharius zijn voldoende gedetailleerd opgesteld en worden geacht de criteria van de goede ruimtelijke ordening weer te geven. De afwijkingen betreffende de bouwhoogte van het gedeelte van de gelijkvloerse aanbouw gelegen in de strook voor hoofd- en bijgebouwen kan worden toegestaan (zie hoger in punt 4.1).
Het vernieuwde aanbouwvolume valt binnen de gebruikelijke normen qua bouwdiepte en hoogte. De impact op de aanpalende eigendommen en bij uitbreiding de omgeving is bijgevolg beperkt.
De voorgestelde verbouwingswerken voorzien in een meerwaarde in wooncomfort voor de woonentiteit op het gelijkvloers en deze op de eerste verdieping ten aanzien van de bestaande toestand. Dit is een gunstige ingreep. De vernieuwde indeling beantwoordt aan meer hedendaagse comforteisen. De voorziene ruimtes zijn voldoende groot en worden van genoeg daglicht voorzien.
De bestaande bebouwing heeft geen erfgoedwaarde, er is daarom geen bezwaar vanuit erfgoedoogpunt tegen de voorgestelde ingrepen die zich in hoofdzaak aan de achterzijde of intern in het gebouw situeren.
De aanvraag voorziet in het ontpitten en ontharden van de bestaande buitenruimte. Dit is een gunstige ingreep en heeft een positieve invloed op de woonkwaliteit op voorliggend perceel.
Door in de tuin integraal te ontharden is er meer ruimte voor groen en voor water hetgeen vanuit de klimaatdoelstellingen een gunstige en wenselijke ingreep is.
Voorliggende aanvraag komt mits toepassing van de bijzondere voorwaarden in aanmerking voor vergunning.
CONCLUSIE
Voorwaardelijk gunstig, mits voldaan wordt aan de bijzondere voorwaarden is de aanvraag in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het renoveren van een meergezinswoning aan Jo Debaveye - Ann Van Hoorebeke gelegen te Voorhoutkaai 36-37, 9000 Gent.
De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.
Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.
Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.
Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.
Legt volgende voorwaarden op:
Voorwaarden voortvloeiend uit externe adviezen
-Advies Brandweerzone Centrum
De brandweervoorschriften, die betrekking hebben op deze omgevingsvergunning, moeten strikt nageleefd worden (zie advies van 24 januari 2024 met kenmerk 070232-002/NVDV/2024).
- Advies De Vlaamse Waterweg nv, Afdeling Regio West
De voorwaarden opgenomen in het advies van De Vlaamse Waterweg nv, Afdeling Regio West (advies van 22/02/2024, met kenmerk AB/2024/029) moeten strikt nageleefd worden.
Erfgoedwaardering
De geplande werken mogen geen rechtstreekse impact hebben op de beschermde erfgoedwaarde van de Sint-Baafsabdij (zoals bijvoorbeeld aanpassingen aan de gemeenschappelijke tuinmuur).
Hemelwaterput met hergebruik:
Het is verplicht om de nodige aftappunten te plaatsen zodat hergebruik uit de bestaande hemelwaterput gegarandeerd wordt (sanitair, wasmachine, dienstkraan onderhoud). De hemelwaterput moet worden uitgerust met een operationele pompinstallatie en een of meer aftappunten die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken, tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden. Er moeten aanvoerleidingen worden aangelegd (voor de gelijkvloerse woonentiteit) naar elk toilet en naar de plaats waar de wasmachine is gepland, en naar de tuin. Het opgevangen hemelwater moet maximaal gebruikt worden voor toepassingen waar geen drinkwaterkwaliteit voor nodig is, waaronder toiletspoeling, poetswater, wasmachine en gebruik buiten.
Riolering:
De aansluiting op het rioleringsnet is verplicht en wordt, wat betreft het gedeelte op het openbaar domein, uitgevoerd door FARYS. Een aanvraag tot het bekomen van een huisaansluiting moet ingediend worden bij FARYS via www.farys.be/nl/rioolaansluiting (voor telefonische info: 078 35 35 99).
De afvoer van het regen- en afvalwater moeten op kosten en op risico van de bouwheer, binnen zijn eigen terrein uitgevoerd worden. Het afvoeren kan hetzij door natuurlijke afloop, hetzij door oppompen.
Een bestaande aansluiting of een wachtaansluiting dient in regel gebruikt/ (her)bruikt te worden. De locatie en de diepteligging ervan zijn bindend. De bestaande aansluiting dient ter hoogte van de rooilijn opgezocht, opgemeten en gemarkeerd te worden. Indien ze (tijdelijk) niet in dienst blijft is het de taak van de bouwheer om deze ter hoogte van de rooilijn dicht te maken om elke instroom te vermijden.
Bij een nieuwe huisaansluiting wordt het traject bepaald in overleg tussen rioolbeheerder en klant. De algemene veiligheid, de instandhouding en de normale werking van de elementen van de huisaansluiting moeten verzekerd zijn en het toezicht, de controle en het onderhoud moeten gemakkelijk uitgevoerd kunnen worden. Voor de diepteligging dient er rekening mee gehouden te worden dat de huisaansluiting in regel door FARYS wordt gerealiseerd vóór aanleg van de privéwaterafvoer op een maximale diepte van 50 cm onder het maaiveld. Indien de diepteligging van de hoofdriolering of (kruisen van de) nutsleidingen deze diepte niet toelaten, zal de huisaansluiting op de meest haalbare diepte worden aangelegd.
De aanvrager dient zich te houden aan de bepalingen van het Bijzonder Waterverkoopreglement huisaansluitingen. Dit reglement is terug te vinden op www.farys.be/wettelijke-bepalingen.
De bijzondere aandacht wordt gevestigd op :
De interne riolering moet zo ontworpen worden dat een toekomstige aansluiting op een gescheiden rioleringsstelsel mogelijk is (afzonderlijke aansluitingen voor regenwater en afvalwater).
Er is nog geen aparte regenwaterafvoer (RWA)-aansluiting mogelijk. Voor zover het niet mogelijk is om het regenwater ter plaatse te laten infiltreren is de RWA-leidingen naar de straat te voorzien als wachtaansluiting. Voorlopig moeten het regen- en afvalwater gezamenlijk naar de riolering afgevoerd worden. Bovendien moeten de RWA-, en DWA-afvoeren naast elkaar worden aangeboden met een tussenafstand van 40 tot 60 cm. Hierbij loopt het DWA-gedeelte in een rechte lijn door naar de openbare riolering.
Bij een toekomstige aanleg van het openbaar domein zal de riolering gescheiden worden.
De keuring van de privéwaterafvoer is verplicht volgens het Algemeen Waterverkoopreglement bij aanbouw en/of het voorzien van een nieuwe aansluiting. Meer informatie vind je op www.farys.be/keuring-privewaterafvoer
Er moet blijvend voorzien worden in een voldoende grote septische put, enkel alle toiletten dienen aangesloten te worden op deze septische put.
Openbaar domein:
Oprit:
Er zal slechts één oprit met een breedte van maximum 3,5 meter op het openbaar domein worden toegestaan en dit voor de ruimte “Garage/(fietsen)berging”. Er wordt geen oprit meer voorzien voor de ruimte “Fietsenberging app gelvl & +1”.
Het is de bouwheer niet toegestaan om zelf een oprit op openbaar domein aan te passen.
Na het beëindigen van de werken zal de oprit op het openbaar domein aangepast worden door de Stad Gent op kosten van de bouwheer volgens het geldende retributiereglement. Opritten op openbaar domein, die niet aangelegd zijn door de stad kunnen worden opgebroken. Dit dient, na de werken, verplicht aangevraagd te worden, het aanvraagformulier kan u downloaden via de website www.stad.gent (typ trottoirs en opritten in het zoekveld).
Dit document dient bezorgd te worden aan de Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Stadskantoor, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent, tel.: 09/266 79 00, mail: tdwegen@stad.gent. Of per post; Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Botermarkt 1, 9000 Gent
Opbouw:
Bij het vastleggen van de vloerpassen en dorpelpeilen van het gebouw moet de bouwheer rekening houden met het bestaande peil van de dichtst bijgelegen rand van de openbare verhardingen. Het openbaar domein (zowel verharde als onverharde stroken) wordt aangelegd met een dwarshelling van 2% richting de as van de straat. De peilen van de bestaande verhardingen worden niet aangepast in functie van aanpalende bouwwerken. Er worden ook geen trappen en/of hellingen toegestaan op het openbaar domein om de gebouwen toegankelijk te maken.
De poorten moeten volledig binnen de rooilijn open en dicht draaien, rollen, wentelen, schuiven of kantelen.
Deuren en ramen op het gelijkvloers mogen niet opendraaien over openbaar domein.
Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:
Hemelwarput:
Het strekt tot aanbeveling om een hemelwaterput te voorzien die volledig overeenstemt met de vooropgestelde rekenregels van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake Hemelwater 2023 (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023).
Openbaar domein:
De bouwheer/vergunninghouder is steeds verantwoordelijk voor beschadigingen aan de inrichting van het openbaar domein, groenaanleg, bermen, trottoirs, boordstenen, (straat)kolken en de rijweg, die te wijten zijn aan de bouwactiviteit. De dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen herstelt deze beschadigingen op kosten van de bouwheer/vergunninghouder.
De bouwheer/vergunninghouder moet voor de aanvang van de werken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opmaken van de omliggende trottoirs en wegenis met bijzondere aandacht voor de (straat)kolken.
Deze dient bezorgd te worden aan de dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, via afgifte op het Stadskantoor, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent, tel.: 09/266 79 00, via e-mail: tdwegen@stad.gent of per post aan Stad Gent t.a.v. Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Botermarkt 1, 9000 Gent.
Deze dient ten laatste twee weken voor aanvang van de werken verstuurd of afgegeven te worden, indien deze laattijdig ingediend wordt kan deze niet als tegensprekelijk beschouwd worden.
Je kan dit door een architect of landmeter laten doen maar je mag dit ook zelf opnemen. (je maakt een aantal algemene foto’s vergezeld van detailfoto’s met reeds aanwezige schade aan het openbaar domein. Bij elke foto zet je een beschrijving en u voegt een plannetje toe met aanduiding van de positie van de foto’s).
In functie van de werfzone op het openbaar domein is een vergunning Inname Publieke Ruimte noodzakelijk. Je vraagt dit digitaal aan via de website www.stad.gent (typ tijdelijke werfzone in het zoekveld).
De bouwheer moet alle nodige veiligheids- en voorzorgsmaatregelen treffen om het onder water lopen van lokalen met regenwater/oppervlaktewater te voorkomen. In ieder geval zal het Stadsbestuur onder geen enkele voorwaarde aansprakelijk kunnen gesteld worden voor het onder water lopen van laag gelegen constructies of constructies gelegen onder het straatniveau/omgevingsniveau.
Drinkwaterinstallatie:
Op 1 juli 2011 werd het Algemeen Waterverkoopreglement van kracht, zodat er voor bouwers en verbouwers een aantal rechten en plichten bijkwamen. Sinds 16 juli 2012 is tevens het Bijzonder Waterverkoopreglement van Water-Link van kracht. Het bijzonder waterverkoopreglement van Water-Link is een aanvulling op het Algemeen Waterverkoopreglement. Zowel het Algemeen Waterverkoopreglement, als het aanvullend Bijzonder Waterverkoopreglement kan geraadpleegd worden via de website www.water-link.be, publicaties. Op deze locatie staat eveneens een infobrochure over de verplichte keuring van de binneninstallatie en de privé-waterafvoer.
Rookmelder:
De woningentiteiten moeten uitgerust worden met een correct geïnstalleerde rookmelder die voldoet aan de norm NBN EN 14604 én die niet van het ionische type is. De detector moet reageren op rookontwikkeling bij een brand door het produceren van een scherp geluidssignaal.