Op 05/02/2024 werd er een adviesvraag gesteld aan het college van burgemeester en schepenen door het Departement Omgeving, Team Milieueffectrapportage met volgend onderwerp:
Aanvrager | ELECTRABEL NV ALCOGROUP NV |
Omschrijving | scopingadvies voor het project North C Hydrogen-, e-Methanol & Battery Energy Storage System BESS |
Referentienummer van de aanvraag | PR3617 |
Adres van het project | Rodenhuizekaai 3 9042 Gent |
Kadastrale gegevens | Gent (afd. 13) sectie R 58 T, (afd. 13) sectie R 58 H2 en (afd. 13) sectie R 1121 Z |
De Dienst Milieu en Klimaat vroeg verschillende stadsdiensten om advies. Volgend gecoördineerd advies werd uitgebracht door de Dienst Milieu en Klimaat op 21 maart 2024:
1. MOTIVERING
1.1. Omschrijving
ENGIE Electrabel is de Belgische energieafdeling van de Franse multinational ENGIE en verkoopt elektriciteit, aardgas, energieproducten en energiediensten aan zakelijke klanten en particulieren op de Belgische Consumentenmarkt. Hierbij beschikken ze over een gediversifieerd productiepark van kerncentrales tot installaties die werken op hernieuwbare energiebronnen,…
Alcogroup is één van de grootste producenten en distributeurs van bio-ethanol binnen Europa.
Alcogroup heeft verschillende vestigingen verspreid over de wereld waarvan de belangrijkste productie-units gesitueerd zijn in Rotterdam en Gent. De maatschappelijke zetel bevindt zich in Brussel. Naast bio-ethanol worden ook nog andere alcoholen en DDGS (proteïnerijk dierenvoeder) geproduceerd op de verschillende vestigingen. De geproduceerde producten wordt in verschillende industrieën gebruikt. Dit in zowel farmaceutische en cosmetische industrieën als in de biochemische als voedingssector.
Voorliggend project bestaat uit drie deelprojecten.
ENGIE Electrabel wil op het terrein aan de centrale Rodenhuize (Energiestraat 2; 9042 Gent) het North C-Hydrogen project opstarten waarbij waterstofgas via elektrolyse wordt geproduceerd uit hernieuwbare energie.
Alcogroup wenst op deze site een productie-unit voor e-methanol te plaatsen. Hierbij zal een industriële installatie voor het produceren en destilleren van e-methanol geïnstalleerd worden. Voor de productie van e-methanol zal het waterstofgas afkomstig van het North-C-Hydrogenproject gebruikt worden.
ENGIE Electrabel zal tevens instaan voor de installatie van het batterijenproject BESS (Battery Energy Storage System), waarbij een opslagcapaciteit van 800 MWh elektriciteit zal worden voorzien op de site.
Om deze projecten (elektrolyse + e-methanol + Batterijproject BESS) te kunnen realiseren, dienen delen van de projectlocaties te worden ontbost. Het betreft een oppervlakte van meer dan 3ha. Afhankelijk van de aard van het bos is een bepaalde compensatiefactor van toepassing.
Voor deze projecten zullen tal van leidingen voorzien worden op de site. Dit enerzijds voor het transport van waterstofgas van de waterstofgasinstallatie naar de e-methanol installatie en anderzijds voor de afvoer van bijproducten naar naburige bedrijven (warmte, zuurstof, methanol,…).
De leidingen hebben geen openbaar karakter maar worden 100% gealloceerd aan het huidig project. De leidingen die in het projectgebied zullen aangelegd worden, maken deel uit van de scope van voorliggend project-MER voorzover de technische gegevens hiervan op tijd gekend zijn tussen ENGIE Electrabel, Alcogroup en derden. Aanvoerleidingen afkomstig van derden (CO2 en demiwater) die buiten het projectgebied gelegen zijn, maken ook deel uit van de scope. De overige transportleidingen die buiten het projectgebied vallen (o.a. voor de afvoer van warmte, O2,…), zullen via een apart project aangevraagd worden.
De milieueffecten van de 3 projecten worden zowel apart als cumulatief meegenomen. Het is de bedoeling dat de vergunningsaanvraag van de 3 projecten los van elkaar zal gebeuren. De vergunningsaanvraag zal als een ‘op zichzelf losstaand’ project aangevraagd worden en zal los staan van de centrale Rodenhuize.
De e-methanol productie-installatie is ingedeeld onder bijlage I van het MER-besluit. Met name volgende categorie is van toepassing:
Bijlage I – categorie 6 ‘Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van:
- organische basischemicaliën;
- anorganische basischemicaliën;
Om deze projecten (North-C-Hydrogen + E-Methanol + Batterijproject BESS) te kunnen realiseren, dienen de projectlocaties te worden ontbost. Het betreft een oppervlakte van meer dan 3ha. Bijgevolg is ook volgende categorie van toepassing:
Bijlage II - categorie 1d ‘Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voor zover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is.’
Het North-C-Hydrogenen het BESS- project vallen aldus onder Bijlage II t.g.v. ontbossing (cumulatief met de ontbossing van het e-Methanol-project). Het e-Methanol-project valtonder Bijlage I-project. Een project-MER is dus vereist voor de volledigheid van de omgevingsvergunningsaanvraag.
1.2. Beoordeling
Algemene opmerkingen
- Basisproces van dit project: hernieuwbare elektriciteit omzetten naar waterstof om dat vervolgens om te zetten naar methanol. Is dit de meest efficiënte vorm van gebruik van groene elektriciteit? Vraag om te motiveren/duiden en om het elektriciteitsverbruik van de elektrolyse te vergelijken met de totale hernieuwbare energieproductie op Gents grondgebied.
- Aandacht voor ruimte-efficiëntie. Er komt ca. 7,7 ha verharding bij in het project (ongeveer 7 keer de oppervlakte die Stad Gent kan ontharden op jaarbasis). Ook in de haven is de ruimte beperkt en moet nu maximaal ingezet worden op meervoudig ruimtegebruik om latere schaarste te vermijden. De stad Gent vraagt om hier zelf kritisch naar te kijken en optimalisatievoorstellen te doen, rekening houdende met de verschillende initiatieven die voor deze zone op tafel liggen (vb. combineren en/ of stapelen van functies, parkeergebouw, kantoren, ….).
- Verharding: Vraag naar ontwerp volgens de principes en bepalingen opgenomen in de GSV (2023) en het ABR (Algemeen Bouwreglement) van de Stad Gent: maximaal beperken van verhardingen, maximaal waterdoorlatend of natuurlijk infiltrerend uitvoeren van noodzakelijke verhardingen, hergebruik en groendaken, bovengrondse infiltratie.
- Infiltratie: er wordt nu sterk uitgegaan van de infiltratievoorzieningen in het MER om veel effecten als verwaarloosbaar of beperkt negatief te omschrijven. Indien bij omgevingsvergunning zou blijken dat dit toch niet kan, vb. tgv van bodemvervuiling door het vliegasstort of beperkte infiltratiecapaciteit, zou dit scenario eigenlijk hier ook ondervangen moeten zijn. De stad vraagt om de infiltratiemogelijkheden verder concreet te onderzoeken en eventuele alternatieven uit te werken en te boordelen.
- Hitte/verdroging: De stad Gent vraagt om de risico-analyse voor overstromingsgevoeligheid uit te breiden met de thema’s hitte en droogte/ waterbeschikbaarheid. Gezien de waterschaarste in Vlaanderen die zich van 2016-2022 reeds meermaals (ook economisch) liet voelen, is dit geen overbodig onderzoek.
Ruimtelijke aspecten
Er wordt in het ontwerp-MER te weinig rekening gehouden wordt met bestaande factoren en projecten op de site die een zekere impact kunnen hebben of invloed ondervinden van de nieuwe projecten. Tijdens de voorbesprekingen voor het zonnepanelenpark werd kort vermeld wat de toekomstvisie zou zijn voor de site aan de hand van onderstaande schets. Dit is een zeer summiere weergave van een toekomstvisie, maar het is meer dan wat er in het MER wordt vermeld.
Omdat het onderwerp van de vraag destijds enkel het zonnepanelenpark was, werd toen niet verder ingegaan op bovenstaande zonering. Nu het duidelijk wordt dat Engie en Alco Group de site verder willen ontwikkelingen, verwacht de stad Gent dat ook hier een duidelijk visie over opgemaakt wordt en dat deze gedeeld wordt met de adviserende en/of vergunningverlenende overheden.
Door het ontbreken van dergelijke totaalvisie ontbreekt cruciale achtergrondinformatie over bijvoorbeeld de keuzes die gemaakt zijn rond de inplanting van het batterijenpark. Waarom ligt dat op de locatie die nu voorzien is en niet, bijvoorbeeld, meer ten noorden van het zonnepanelenpark?
Het zonnepanelenpark wordt nergens in het MER vermeld. Dit zonnepanelenpark lijkt nochtans cruciaal te zijn voor de werking van het batterijenpark. De hoedanigheid van het zonnepanelenpark en de voorwaarden opgenomen in de vergunning van het zonnepanelenpark zijn cruciaal voor de werking van het batterijenproject. Het zonnepanelenpark werd tijdelijk vergund tot wanneer de zorgplicht voor het vliegasstort afloopt. Op welke manier wordt omgegaan met de tijdelijkheid van deze vergunning in de toekomstvisie van de site? Wat betekent dit voor het batterijenproject?
Het MER spreekt ook amper over het vliegasstort dat toch een groot deel van de gronden van Engie in beslag neemt zoals te zien is op onderstaande foto's (ook uit de presentatie van het voortraject van het zonnepanelenpark).
Het lijkt vanzelfsprekend dat de historiek, gelaagdheid, fasering, zorgplicht etc. van dit stort ook wordt meegenomen in de milieueffectrapportage. De stadf Gent ook af wat er met het stort zal gebeuren eens de nazorgplicht is afgelopen in 2040. Zal dit blijven liggen zoals het er nu bij ligt? Kan hier ontwikkeld worden? Is dit een brownfield en wordt er nagedacht over een brownfieldconvenant of behoort dit tot de mogelijkheden?
Gelet op bovenstaande opmerkingen en overwegingen, vind de stad Gent het noodzakelijk dat er voor heel deze site een masterplan of inrichtingsplan opgemaakt wordt waarin een duidelijke totaalvisie over de hele site naar voor gebracht wordt zowel op korte termijn als op lange termijn.
Mobiliteit
Er zijn geen opmerkingen voor dit thema op het ontwerp-MER. Het betreft een beperkte verkeersgeneratie van personenwagens en vrachtverkeer, in een industriezone die zeer goed ontsloten is met R4.
Ontbossing – natuur
- Er zijn grenzend aan dit gebied andere lopende projecten, zoals bijvoorbeeld North C Circular en Green Primary, waarvoor ontbost zal moeten worden. Gezien de grote druk op compensatiegronden en de maatschappelijke gevoeligheid raadt de stad Gent aan voldoende op voorhand met alle stakeholders samen te zitten om de compensatie te voorzien en deze te communiceren.
- Op het terrein is ook een aanvraag ingediend voor een zonnepanelenpark. Hiervoor is ook een ontbossing noodzakelijk. Hieromtrent is niets terug te vinden in het document. Dit betekent dat er dus nog mogelijks een extra ontbossing plaats zal vinden. Vraag naar verwijzing en bespreking cumulatieve effecten.
- De impact van het batterijenpark wordt beschreven bij de bouw en exploitatiefase. Welke is echter de impact op de productie van dergelijke batterijen (is er een impact op klimaat door productie elementen van de batterijen). Waar komen deze vandaan en zorgen ontginningen voor natuurverlies aldaar?
Klimaat – energie
- Vraag naar verduidelijking over het gebruik van de reststromen , vnl. warmte (maar ook zuurstof en watersof). Bij elektrolyse komt er veel warmte vrij, maar nu is nog onduidelijk hoe die zal gevaloriseerd worden gezien er nog geen concrete plannen beschreven zijn. Vraag om dit luik beter uit te werken.
- De stad Gent vraagt om voor de drie projecten apart en voor het geheel samen er een overzicht te maken van de inputs en de outputs voor energie (elektrisch en thermisch, beide incl. de specificaties), materialen en water zodat de totale impact én efficiëntie in beeld worden gebracht. Dit kan in de vorm van balansen voor elk van de projecten apart, en over de drie projecten samen.
- Vraag naar bijkomende duiding: Hoeveel J elektrische energie en hoeveel J thermische energie is nodig voor de productie van 1 J methanol?
Opmerkingen m.b.t. milieu effecten per hoofdstuk
- H2: Vraag om het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en het Klimaatplan 2020-2025 (Stad Gent) mee op te nemen.
- H3:
- Kunnen veiligheidszones in grind aangeduid worden op plan en kan aangegeven worden waarom deze in grind zijn uitgevoerd? De noodzaak om deze zone te verharden moet geduid worden, aangezien het om een aanzienlijke oppervlakte gaat.
- Algemeen: Efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte en minimaal verharden is een belangrijk aandachtspunt, ook in de haven. Hier wordt in de beschrijving te weinig aandacht aan besteed.
- Kunnen bureauruimten gestapeld worden (vb. bureau boven parking, Zon-PV project boven BESS of op andere daken, controlekamer op verdiep, …)? De vraag stelt zich of dit kan en zo niet, waarom.
- In alle projecten is veel wegenis aanwezig (vb. 7750m² in het E-Methanol project). Vraag om ook deze noodzaak te duiden en maximaal te beperken!
- H 5.3: Vraag om te refereren naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de Green Deal (met impact op beleid rond biodiversiteit, bodem en verharding)
- H6.1:
- 6.1.2.a Beschrijving en karakterisering kwaliteit omgevingslucht, tabel 14:
- De jaargemiddelde en de daggemiddelde waarde in deze tabel zijn dezelfde, vraag om te verifiëren of dit correct is.
- Als jaargemiddelde concentratie voor PM10 staat er 25 µg/m3, terwijl er onder de tabel vermelding is van 26 – 30 µg/m³ voor het gebied. Vraag om te verduidelijken.
- I.v.m. de “dagen in overschrijding”: voor PM10 toetst men dit met een dagconcentratie 50 µg/m3 (cfr de richtlijn luchtkwaliteit)? Waarmee wordt getoetst voor PM2,5 (er is immers geen daggrenswaarde van toepassing)? Of werd getoetst met de WGO-waarde? Graag verduidelijken.
- 6.1.2.b Juridische en beleidsmatige context:
- Er wordt meegegeven dat de grenswaarden van de richtlijn 2008/50/EG actueel in herziening zijn.
- Bijlagen, p. 56, BBT Lucht
- art 3.9.2.7.1: er is hier bij de “invulling door de exploitant” een verwijzing naar “berekende diffuse emissies van 20t/j”: klopt dit hier? Graag verifiëren.
- p. 139, 6.2.3: Aanlegfase: graag aangeven naar welke regelgeving gerefereerd wordt, aangezien dit argument ingezet wordt om een potentieel effect weg te schrijven.
- Koelinstallatie:
- De koeltoren die reeds aanwezig is, is wel in gebruik? Capaciteit die te groot is, is motivatie om te delen: kunnen de verschillende koelvragen gecombineerd worden?
- Voor inschatting van impact levering water door Alco bio Fuel en Waterlink: vermelden van bron (waar komt water vandaan- KGT? ). Aangeven welke impact dit heeft- met referentie aan de Droogtestudie van Stad Gent (!) impact op hoeveelheid water/ waterkwaliteit in het kanaal- risico’s op beschikbaarheid van dit water in beeld brengen (hier of bij H 6.6- eventueel met kruisverwijzing). 240.000m³ verdampt water/ jaar is een aanzienlijke hoeveelheid! Wat is de verhouding tussen de verwachtte hoeveelheid water via Alco Bio Fuel en Waterlink?
- Wat is de temperatuur van de waterdamp op moment dat deze de koeltoren verlaat? Bespreking potentiële impact?
- Wordt de tank voor brandbestrijding gevuld met hemelwater? Zo nee: waarom niet?
- Werd de nodige capaciteit voor externe verwerking van verontreinigd hemelwater afgetoetst bij een ‘externe verwerker’? Wat zijn de opties?
- 6.2.5.a: Goed dat er BBT ingezet zullen worden. Dit kan echter niet de verantwoording zijn waarom een effect ‘beperkt negatief’ beoordeeld wordt. De beoordeling dus graag beter verantwoorden. Eventueel hier ook verwijzen naar de impact op droogte (zie H6.6)
- 6.2.5.b: Het inzetten van circulair water is beter dan vb. het inzetten van leidingwater. Op zich betekent dit echter geen ‘verbetering’ t.o.v. de referentiesituatie. De effectbeoordeling lijkt daarom te positief ingeschat of moet beter verantwoord worden. De situatie lijkt immers niet te verbeteren t.o.v. de oorspronkelijke situatie als er geen proceswater ingezet moet worden en er dus geen vervuiling plaats vindt.
- 6.2.5.b.1, 6.2.7.b.1, 6.2.9.a.1:
- In de referentiesituatie kan alle hemelwater infiltreren op de site.
- De beschrijving geeft aan dat het project zoveel mogelijk hemelwater zal infiltreren. Terwijl dit een positieve intentie is, zal dit geen verbetering zijn tov de huidige situatie en lijkt het daarom niet mogelijk om van een ‘beperkt’ positief effect te spreken, maar eerder ‘beperkt negatief’. Beter begroten van het effect zou een meerwaarde zijn.
- 6.2.7.a: graag de waterbesparende maatregelen benoemen
- 6.2.9.a: graag cijfers (of minstens meer uitgewerkte argumentatie) om ‘verwaarloosbaar effect’ te motiveren. Vb. Wat bij worst case in dit geval, als infiltratiecapaciteit minimaal is,…
- Zijn er mogelijke ruimtewinsten en efficiëntiewinsten te maken door infrastructuur samen te nemen voor de verschillende projecten (vb. de IBA’s)?
- Cumulatieve impact zowel mbt structuurkwaliteit als waterkwaliteit? Referentie aan doelstellingen uit stroomgebiedbeheerplannen opnemen.
- 6.3.5.b Strategische geluidsbelastingskaarten industrielawaai agglomeratie Gent:
de nieuwe (2021) geluidsbelastingkaarten zijn terug te vinden op het open data portaal van de Stad Gent (data.stad.gent) - Hoofdstuk 6.3.6: Vraag om ook voor het e-methanolproject een overzicht van de geluidsemissies van de bronnen weer te geven? Graag voor de 3 projecten consistent in LWtotaal en LW dB(A).
- Bij de milderende maatregelen onder 6.3.11 en in de samenvattende tabel 121 (met voor geluid als beoordeeld effect: -2/-1): luidt de aanbeveling als volgt: “de technische installaties zoals beschreven door de opdrachtgever en bij de inputgegevens van geluidsmodellering als bestek-eis opnemen in de contracten met de verschillende leveranciers van de technische installaties.”
Evenwel, gelet op het feit dat:
- Uit tabel 87 blijkt dat het berekend specifiek geluid Lsp, weliswaar onder de RW voor bestaande richtingen blijft, maar de nachtelijke belasting toch opvallend is, gezien activiteiten met diverse geluidsbronnen 24u op 24u en 7d op 7d doorgaan;
- Er ter hoogte van de bewoning reeds een achtergondbelasting voor geluid is;
- De geluidsemissie van toestellen en machines stijgt in gebruik door veroudering en verslijten van onderdelen;
wordt gevraagd om de aanbeveling (qua milderende maatregelen) sterker geformuleerd te formuleren, zoals specifieke aandacht voor stillere toestellen (technische installaties) en regelmatig goed onderhoud met aandacht voor geluid.
- H6.6:
- 6.6.2.d.3: Vraag om adaptatiedoelstellingen (Klimaatplan 2020-2025) te vermelden en te verwijzen naar kwetsbaarheidsstudies van de Stad Gent.
- 6.6.5: Beschrijving van geplande situatie: het zou goed zijn om de structuur voor adaptatie ook aan te houden en hier te beschrijven of te refereren naar beschrijving elders in het document.
- 6.6.6.b.2: Niet enkel het albedo zal de hitte problematiek op de site bepalen: ook beschaduwing en verdamping door bomen is relevant (? Temperatuur van verdampt koelwater=?).
- 6.6.6.b.2:
- Het zal belangrijk zijn om het advies van de Dienst Maritieme Toegang mbt effectieve overstromingsgevoeligheid (fluviaal, Moervaart- KGT) voor de site te bespreken, ook bij uitzonderlijke neerslag (vb. winter 2023-2024).
- Daarnaast is het advies om zo snel als mogelijk te starten met o.a. infiltratiemetingen, zodat de fluctuatie van grondwaterpeil op de site in kaart gebracht kan worden en hiermee rekening gehouden kan worden bij het ontwerp van o.a. de infiltratievoorziening. Deze metingen worden een jaar lang opgevolgd om de seizoensveranderingen in kaart te brengen.
- De drie impacten hitte, droogte en wateroverlast zouden best elk afzonderlijk een beoordeling krijgen (vb. 3 paragrafen). Hitte en droogte worden nu op het einde van de effectbespreking samengenomen, wat tot incorrecte uitspraken leidt: “Voor de nieuwe projecten wordt maximaal ingezet op infiltratie. De mogelijke geaggregeerde impact van hittestress en droogte veroorzaakt door klimaatverandering is hierdoor eerder laag t.h.v. de verschillende projectgebieden”. Er is geen reden om hier uit te gaan dat de toename in hitte gereduceerd zou worden door infiltratie. Duidelijker zijn in effectbeoordeling en motivering.
- 6.6.6.b.3:
- Lijkt op eerste zicht te kort door de bocht. Een klein voorbeeld: de neerslagreeks van deze winter heeft wel degelijk impact op veel bouwprojecten.
- 6.6.6.c.2, 6.6.6.d.2 en 6.6.6.e.2:
- Vraag om mogelijke impact op verdroging mee te nemen (tgv verdamping, proceswaterverbruik,…) gezien droogterisico’s in Vlaanderen. Zijn mogelijke impact op hitte vanuit processen elders benoemd/ beoordeeld? Zo niet, graag dit nog opnemen.
- 6.6.6.c.3, 6.6.6.d.3 en 6.6.6.e.3: zie advies Dienst Maritieme Toegang? Ook impact van hitte op ruimere omgeving, werknemers, bezoekers en de specifieke producten/ processen, dient meegenomen, incl. bespreking van hoe deze impact beperkt zal worden.
- 6.6.6.f.2: “Een deel van de impacten kunnen gemitigeerd worden door de projecten zo klimaat adaptief te ontwikkelen”. Vraag om te expliciteren. Dit is heel vaag om als lezer te interpreteren, ‘een deel’ zegt niet in welke mate en deze inschatting maken is niet evident met de gegeven info (ev. referentie opnemen naar waar dit wel expliciet beschreven is).
- 6.6.6.f.3: hittedrempelwaarden: Er is toch een significante impact op de plek zelf. Er ontbreekt een beoordeling naar de impact op de omgeving door het project. Vraag om beter uit te werken.
- 6.6.8: Het is positief om een risicoanalyse uit te voeren. Deze uitbreiden met aspect hitte en droogte lijkt relevant, gezien belang van watervoorziening voor projecten.
- 6.6.10: “Het voorkomen van CO2e op zo’n schaal stelt de kleine negatieve effecten van het verlies van wat klimaatrobuustheid van het projectgebied teniet.”: ongelukkige formulering. Beide aspecten zijn aan elkaar verwant, maar verdienen een afzonderlijke beoordeling. Het bijkomend verharden van 7,7 ha is een aanzienlijke hoeveelheid, met wel degelijk een impact op het hitte-eiland effect, de nood aan koeling (en dus energievraag) en de waterhuishouding van het terrein. Het efficiënt omgaan met de gegeven ruimte (en middelen zoals water en materialen) is een prioriteit in zowel het ruimtelijk, klimaat- en groenbeleid van de Stad Gent.
- H6.7:
- Vraag om de potentiële impact van de bodemverontreiniging op de infiltratievoorziening beschrijven.
- 6.7.4.c.2: “mede gezien de omliggende waterlopen, aanwezige bodemtypes en vlakke reliefstructuur wordt niet verwacht dat de grondwaterstand significant zal wijzigen”: staat in contrast met beoogde nivellering (6.7.3)? Wat zijn de ‘ondergrondse constructies’? Gaat dit enkel over funderingen? Graag een meer concrete beschrijving- of referentie naar waar die beschrijving te vinden is (lengte, diepte, …).
2. CONCLUSIE
Het voorliggende ontwerpMER moet aangevuld worden conform bovenstaande opmerkingen.