Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 24 en 42.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen geeft ongunstig advies.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
DETA-COMPOSITES NV met als contactadres Kwartelstraat 11, 9000 Gent heeft een aanvraag (OMV_2023008349) ingediend bij de deputatie op 15 december 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:
• Onderwerp: het veranderen van een inrichting voor de productie van polymeerbetonkuipen en acrylaatharsen
• Adres: Hulsdonk 31, 9042 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 13 sectie A nr. 155A
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 24 januari 2024.
De deputatie heeft het college van burgemeester en schepenen om advies gevraagd op 24 januari 2024.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 21 februari 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Het betreft het veranderen van een inrichting voor de productie van polymeerbetonkuipen en acrylaatharsen.
De aanvraag betreft enerzijds de overname van de lopende vergunning op naam van CTI-Steuler door Deta- Composites. Anderzijds betreft de aanvraag de verandering door wijziging en uitbreiding van een vergunde inrichting klasse 1, meer bepaald een inrichting voor de productie van polymeerbeton en acrylaatharsen en de regeneratie van solventen.
De exploitatie beschikt over een lopende vergunning tot en met 28 oktober 2035. De exploitant wenst de vergunning uit te breiden met de activiteit voor solventgeneratie.
Daarnaast bevat het dossier ook een administratieve omzetting van de rubrieken voor de opslag van gevaarlijke producten (CLP-omzetting).
Omwille van de uitbreiding met de activiteit van solvenregeneratie is er een uitbreiding van de opslag van gevaarlijke producten (terpentijnen en solventen in verplaatsbare recipiënten).
De bestaande productieprocessen voor de productie van productie van polymeerbeton en acrylaatharsen en de bijhorende opslag van producten blijft ongewijzigd.
De oplosmiddeldamp wordt gekoeld via een watercondensorsysteem, hiervoor zal een chiller gebruikt worden. De installatie maakt ook gebruik van perslucht (bestaande compressoren).
Tot slot worden een aantal rubrieken geactualiseerd naar de huidige van toepassing zijnde rubrieken.
Er wordt een afwijking gevraagd van de bepalingen van artikel 5.2.1.5.§2 en §5 van Vlarem II m.b.t. het plaatsen van een weegbrug en het voorzien van een groenscherm.
Het dichtstbijzijnde SBZ is een Habitatrichtlijngebied gelegen op meer dan 5 km van de inrichting. Gelet op de afstand tot dit gebied en de aard van de activiteiten wordt van voorliggende aanvraag geen effect op dit gebied verwacht.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
2.2.5.d)2° | opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met mechanische behandeling organische oplosmiddelen, met een opslagcapaciteit (meer dan 1 ton) | terugwinning van solventen door middel van destillatie met een max. opslagcapaciteit van 54 ton | klasse 1 | Nieuw | 54 ton |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | uitbreiding met een chiller van 10 kW | klasse 3 | Verandering | 10 kW |
17.3.2.1.2.2° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton | uitbreiding met de opslag van 26,4 ton ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 | klasse 2 | Verandering | 26,4 ton |
17.3.2.2.3°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | uitbreiding met de opslag van 34,225 ton ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 | klasse 1 | Verandering | 34,225 ton |
17.3.2.3.2°a) | overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1 en 17.3.2.2 met een gezamelijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | uitbreiding met de opslag van 1,8 ton overige brandgevaarlijke vloeistoffen | klasse 2 | Verandering | 1,8 ton |
17.3.5.3° | giftige vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton | uitbreiding met de opslag van 8,825 ton producten met gevarenkenmerk GHS06 | klasse 1 | Verandering | 8,825 ton |
17.3.6.3° | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering met gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton | uitbreiding met de opslag van 25,4 ton producten met gevarenpictogram GHS07 | klasse 1 | Verandering | 25,4 ton |
17.3.7.3° | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton | uitbreiding met de opslag van 48,825 ton producten met gevarenpictogram GHS08 | klasse 1 | Verandering | 48,825 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | vermindering met de opslag van 1000 l | klasse 3 | Verandering | -4000 liter |
Volgende rubrieken zijn ongewijzigd:
6.4.1° | opslag van max. 10 000 l propyleenglycol en 7725 l diverse brandbare vloeistoffen | 17725 liter
6.5.1° | een brandstofverdeelslang bij de mazouttank van 1000 l | 1 verdeelslang
7.1.1° | productie van acrylaatharsen (incl. pasta) en/of premix met een gezamenlijke maximale jaarproductie van 1000 ton/jaar, zijnde: - de productie van acrylaatharsen door menging in een mengvat van 2000 l, uitgerust met roerwerk van 2,2 kW of een mengvat van 6000 l met een roerwerk van 3,5 kW - de productie van premix voor polymeerbeton in een mengvat van 5000 l met een roerwerk van 7,5 kW - de productie van pasta in een dissolver met een roerwerk van 24 kW en een doseerpomp van 7,5 kW | 1000 ton/jaar
15.1.1° | stalplaatsen voor 25 voertuigen/aanhangwagens andere dan personenwagens | 25 voertuigen
17.1.2.1.1° | opslag van propaangas in flessen met een totale waterinhoud van 300 l | 300 liter
17.3.2.1.1.2° | opslag van 26 000 l (22,1 ton) mazout in 2 bovengrondse houders van resp. 1 000 l en 25 000 l | 22,1 ton
17.3.4.2°a) | opslag van max. 20,6 ton diverse producten met gevarenpictogram GHS05 in verplaatsbare recipiënten | 20,6 ton
17.3.8.2° | opslag van max 2,5 ton diverse producten met gevarenpictogram GHS09 in verplantbare recipiënten | 2,5 ton
23.1.1°b) | diverse inrichtingen voor het vervaardigen van kunststoffen met een totaal vermogen van 44,7 kW (diverse roerwerken, pompen) | 44,7 kW
23.2.1°a) | diverse inrichtingen voor het vervaardigen van voorwerpen uit kunststof met een totaal vermogen van 73 kW | 73 kW
24.4. | labo voor ontwikkeling en kwaliteitscontrole | 1 labo
43.1.1°a) | 2 stookinstallaties met een thermisch vermogen van resp. 820 kW en 70 kW | 890 kW
Volgende rubrieken zijn niet meer van toepassing:
12.2.1 | een transformator van 250 kVA | 250 kVA
17.3.2.3 | opslag van max. 20 625 kg giftige stoffen (20 000 kg geformuleerde acrylaatharsen, 250 kg acetylaceton, 200 kg dimethylanilline en 175 kg methanol) | 20625 kg
17.3.3.3 | opslag van 116 200 kg schadelijke, irriterende en corrosieve stoffen, waarvan:
- 36 000 kg methylmethacrylaat in een bovengrondse houder
- 25 000 kg vinylesterhars in een bovengrondse houder
- 20 000 kg geformuleerde acrylaatharsen in verplaatsbare recipiënten
- 15 000 kg 2-ethylexylacrylaat in verplaatsbare recipiënten
- 20 600 kg diverse andere producten in verplaatsbare recipiënten | 116200 kg
17.3.4.2.b.3 | opslag van 58 025 liter licht ontvlambare producten warvan:
- 36 000 l methylmethacrylaat in een bovengrondse houder
- 20 000 l geformuleerde acrylaatharsen in verplaatsbare recipiënten
- 1000 l aceton, 600 l methylethylketon, 250 l ethylacetaat, 175 l methanol in verplaatsbare recipiënten | 58025 liter
17.3.5.2.b | opslag van 42 600 l P2-producten, waarvan:
- 25 000 l vinylestherhars in een bovengrondse houder
- 6000 l premix voor polymeerbeton in IBC-containers
- 4000 l styreen in verplaatsbare recipiënten
- 3000 l gelcoat/lamineerhars in verplaatsbare recipiënten
- 4600 l diverse andere producten in verplaatsbare recipiënten | 42600 liter
17.3.6.2.b | opslag van 44 000 liter P3-producten, waarvan:
- 25 000 l mazout in een bovengrondse houder
- 1000 l mazout in een bovengrondse houder
- 15 000 l 2-ethylhexylacrylaat in verplaatsbare recipiënten
- 3000 l diverse andere producten in verplaatsbare recipipiënten | 44000 liter
17.3.7.1 | opslag van 17 725 l P4-producten, waarvan:
- 10 000 l propyleenglycol in verplaatsbare recipiënten
- 7725 l diverse andere producten in verplaatsbare recipiënten | 17725 liter
17.3.8.2 | opslag van 2500 kg milieugevaarlijke stoffen in verplaatsbare recipiënten | 2500 kg
Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:
Artikel: Artikel 5.2.1.5.§5 van Vlarem II
Omschrijving: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen. De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Voor nieuwe inrichtingen wordt het groenscherm aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Indien geen bouwwerken worden uitgevoerd , wordt het groenscherm aangeplant in het eerste plantseizoen dat bij de aanvang van de uitbating aansluit.
Motivatie: De opslag en terugwinning van solventen gebeurt volledig binnen in afgesloten ruimtes. Bijgevolg is er geen visuele hinder, stofhinder of geluidshinder, een groenscherm biedt dus geen meerwaarde.
Artikel: Artikel 5.2.1.5.§2 van Vlarem II
Omschrijving: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of in dit besluit is de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie verplicht. De installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug is in ieder geval verplicht voor inrichtingen waar bedrijfs- of huishoudelijke afvalstoffen afkomstig van derden worden verwijderd. De ijking gebeurt overeenkomstig de ijkwet. De toegang van de aanvoerende vrachtwagens is slechts toegelaten over de in werking zijnde weegbrug.
Motivatie: Aan- en afgevoerde solventen kunnen gewogen worden op een weegplateau dat periodiek geijkt zal worden.
Voorstel: Er wordt gevraagd om gebruik te maken van een geijkt weegplateau.
2. HISTORIEK
De vergunningverlenende overheid staat in voor de historiek van de inrichting.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Wettelijk verplichte externe adviezen worden opgevraagd door de vergunningverlenende overheid.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 28 oktober 1998).
Een regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter is bestemd voor de vestiging van bedrijven zoals bedoeld in artikelen 7 en 8, lid 2.1.1. en lid 2.1.2. van het koninklijk besluit van 28 december 1972. Het kan evenwel alleen worden gerealiseerd door de overheid. Bij de inrichting van het gebied zal rekening gehouden worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving. Hierbij wordt aandacht besteed aan het karakter van het terrein, de aard van de aktiviteiten, de omvang van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende bufferzone.
De Vlaamse regering kan bepalen dat een bijzonder plan van aanleg voorafgaand aan de ontwikkeling van dat gebied dient goedgekeurd te worden.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening Zeehavengebied Gent - Inrichting R4-oost en R4-west' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 juli 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
5. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 3 februari 2024 tot 3 maart 2024.
Op het moment van opmaak van advies werd 1 bezwaar ingediend.
De vergunningverlenende overheid staat in voor de behandeling van de bezwaren.
6. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Gelet op de vele bouwmisdrijven die (recent) hebben plaatsgevonden wordt ongunstig advies gegeven:
er zijn recent meerdere bomen gerooid, er is bijkomend verhard en op deze plek worden constructies gestald.
Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
Er is bezwaar tegen het niet voorzien van het verplicht aan te brengen groenscherm van minstens 5 m breed (Art. 5.2,1.5 §5 van Vlarem II) en dit voor de perceelsgrenzen die zijn gelegen langsheen de wegenis (Hulsdonk, Braamtweg). De opslag en terugwinning gebeurt dan wel in afgesloten ruimtes, maar de verkeersbewegingen doen zich uiteraard ook voor in de buitenruimte van het bedrijventerrein. Op luchtfoto's is te zien dat al minstens vanaf 2002 containers / bakken staan gepositioneerd langs de perceelsrand die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Volgens het Inrichtingsplan Moervaart-Zuid opgemaakt door het Havenbedrijf Gent (nu North sea Port) en geakteerd door het college van de Stad Gent wordt langsheen de wegenis van het bedrijventerrein een minstens 10 m groene bufferzone ingericht. Het plan voorziet dus geen groenbuffer meer langsheen alle perceelsgrenzen van de bedrijven (5 m zoals vroeger veelal werd opgelegd), maar een meer (klimaat)robuuste bredere buffer langsheen infrastructuur (zoals wegenis).
We stellen dan ook dat de volgens Vlarem II verplicht groenscherm enkel te verzaken voor de perceelsgrenzen die zich niet bevinden langsheen de wegenis (Hulsdonk en Braamtweg) en dit in de lijn van het Inrichtingsplan Moervaart-Zuid.
Er wordt ongunstig advies gegeven voor het verzaken van de volgens Vlarem II verplichte aanleg van een groenscherm voor de perceelgrenzen gesitueerd langsheen de wegenis (Hulsdonk, Braamtweg)
Er kan enkel gunstig advies gegeven worden voor de wijzigingen mbt opslag en voor het verzaken van de volgens Vlarem II verplichte aanleg van een groenscherm voor de perceelgrenzen gesitueerd langsheen de oost en westelijke perceelsgrens (perceelsgrens niet gesitueerd langsheen Hulsdonk, Braamtweg).
CONCLUSIE
De gevraagde omgevingsvergunning is milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch NIET verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag ongunstig.
De aanvraag wordt beslist door de deputatie (art. 15 van het omgevingsvergunningsdecreet van 25 april 2014).
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet advies uitbrengen bij de deputatie over omgevingsvergunningsaanvragen die door de deputatie worden behandeld (klasse 1 inrichtingen en/of provinciale projecten).
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Niet van toepassing.
Het college van burgemeester en schepenen brengt ongunstig advies uit over de omgevingsaanvraag voor het veranderen van een inrichting voor de productie van polymeerbetonkuipen en acrylaatharsen van DETA-COMPOSITES nv, gelegen te Hulsdonk 31, 9042 Gent.
Er worden geen aandachtspunten meegegeven.