Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
Michiel Elst met als contactadres Paleisstraat 44/1, 2018 Antwerpen en Necrete BV met als contactadres Paleisstraat 44/1, 2018 Antwerpen hebben een aanvraag (OMV_2023095356) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 23 oktober 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:
• Onderwerp: het exploiteren van een start-up bedrijf dat precursoren voor zwavelbeton ontwikkelt en produceert
• Adres: Nieuwevaart 51, 9000 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 7 sectie G nrs. 160L3 en 160M3
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 1 december 2023.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 21 februari 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Het betreft het exploiteren van een start-up bedrijf dat precursoren voor zwavelbeton ontwikkelt en produceert.
Deze ‘necrete’ grondstoffen kunnen vervolgens door andere bedrijven verder verwerkt worden tot eindproducten.
Op deze manier is geen klassiek cement meer nodig en wordt een verlaging van de CO2-uitstoot mogelijk in een sector die op dit vlak nog voor grote uitdagingen komt te staan.
Necrete gebruikt hiervoor zwavel in pelletvorm, afkomstig van de petrochemische industrie. Dit gebeurt op de site aan de Nieuwevaart 51 te Gent. Het zwavel wordt m.b.v. verwarmde mengers gemengd met zand en eventueel worden enkele andere stoffen toegevoegd. De eindproducten, of verschillende ‘necrete’ grades, zijn geschikt om cement te vervangen in tal van toepassingen.
Deze aanvraag betreft een nieuwe inrichting klasse 2 waardoor de gewone vergunningsprocedure van toepassing is. Bovendien wordt de vergunning aangevraagd voor een beperkte duur van 4 jaar.
Deze inrichting bevindt zich op een grotere bedrijfssite aan de Nieuwevaart in Gent waar er een aantal zaken gemeenschappelijk zijn, zoals de toegangscontrole. De overige inrichtingen op de site bestaan allen op zichzelf en beschikken over hun eigen vergunningen. (Deze aanvraag betreft enkel de uitbating van de Necrete werkplaats.) Er wordt gebruik gemaakt van een leegstaand gebouw. Hierdoor krijgt het gebouw nog maximum 4 jaar een nuttige invulling zonder dat hiervoor stedenbouwkundige handelingen nodig zijn.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | Opslag brandbare vloeistoffen: thermische olie | klasse 3 | Nieuw | 600 liter |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Stelplaats voertuigen | klasse 3 | Nieuw | 3 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | Persluchtcompressor productie, Hyundai Power Products, 5 kW, 50 liter Persluchtcompressor R&D, Hyundai Power Products, 5 kW, 50 liter | klasse 3 | Nieuw | 10 kW |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | Opslag van GHS07 producten | klasse 3 | Nieuw | 20 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | Opslag beperkte hoeveelheid gevaarlijke producten in kleine verpakkingen, zie bijlage voor de betreffende producten | klasse 3 | Nieuw | 200 liter |
24.4. | laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken wordt gegenereerd | Labo voor R&D | klasse 3 | Nieuw | 1 labo |
30.2.1°b) | productie van voorwerpen uit klei, gips, as, enz. of keramiek, gebakken aarde, beton en andere dergelijke materialen - andere dan rubriek 20.3.5, 30.2.2° en 30.9 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 10 kW tot en met 200 kW | Mixers voor het aanmaken van zwavelbeton precursoren en zwavelbeton | klasse 2 | Nieuw | 60 kW |
Volgende onderdelen zijn niet ingedeeld:
Lozen van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering < 600 m³/jaar
Opslag aërosolen: kleine hoeveelheid onderhoudsproducten (< 300 liter gezamenlijke netto inhoud)
Werkplaats voor het maken van houten mallen voor producttesten (geïnstalleerde drijfkracht < 5 kW)
Beperkte opslag van zand Big bags
Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:
Omschrijving: Het gaat om een inrichting of activiteit waarvoor conform het Bodemdecreet en het VLAREBO een oriënterend onderzoek verplicht is bij overdracht, sluiting en faillissement. Er wordt een vrijstelling voor dit oriënterend bodemonderzoek bij de stopzetting van de activiteiten (binnen maximum 4 jaar) gevraagd.
Motivatie: Het gaat om een inrichting die afwijkt van reguliere productieprocessen. Er zijn enkele verwarmde mixers voorzien om zwavelbeton en zwavelbeton precursoren aan te maken. Deze mixers staan binnen opgesteld boven een vloeistofdichte verharding. Bovendien ontstaat er geen bedrijfsafvalwater. Er is geen water nodig voor het productieproces, wat het risico op bodemverontreiniging aanzienlijk vermindert.
Het gaat om een bedrijf in opstart waardoor de verwachte productievolumes relatief laag zijn. Er wordt 60 kW aangevraagd voor rubriek 30.2.1°b). De mixers (ongeveer 10 kW per stuk) gaan echter nooit allen tegelijk in gebruik zijn. Er zijn meerdere mixers aangevraagd die voor R&D doelstellingen zullen dienen. Hierdoor komt het gebruik van de apparatuur in werkelijkheid eerder overeen met activiteiten die in te delen zijn onder rubriek 30.2.1°a) waarbij ook geen oriënterend bodemonderzoek vereist is.
Dit deel van de site werd na het beëindigen van de activiteiten die er voordien plaatsvonden nog onderworpen aan een bodemonderzoek.
Voorstel: Vrijstelling van het oriënterend bodemonderzoek bij overdracht, sluiting en faillissement.
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgende externe adviezen zijn gegeven:
Gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 11 december 2023 onder ref. 071929-001/JT/2023:
Besluit
GUNSTIG ADVIES, mits naleving van de hierboven vermelde maatregelen!
Geen tijdig advies van Onroerend Erfgoed. De adviesvraag is verstuurd op 1 december 2023. Op 17 februari 2024 is nog géén advies ontvangen. Omdat de decretaal omschreven adviestermijn verstreken is, kan aan de adviesvereiste voorbij gegaan worden.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in industriegebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
De voorgestelde inrichting of activiteiten zijn in overeenstemming met de voorgeschreven planologische bestemming en de stedenbouwkundige voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
5. WATERPARAGRAAF
1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Stad Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).
- niet gelegen in een signaalgebied.
2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat regenwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkte hoeveelheid water met een vertraging wordt afgevoerd. De plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Er worden geen wijzigingen aangebracht aan gebouwen, verhardingen, waterlopen of het reliëf. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Waterkwaliteit
Er wordt bodemvreemd materiaal opgeslagen (indelingsplichtig volgens Vlarem II, bijlage 1). De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem en grondwater. De opslag moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verontreiniging zal voorkomen worden.
3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.
Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.
7. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 9 december 2023 tot 7 januari 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werden geen bezwaren ingediend.
8. OMGEVINGSTOETS
Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
aspect algemeen
Het aanmaken van ‘necrete’ grondstoffen gebeurt met verwarmde mixers. Er worden sporadisch ook enkele eindproducten uit zwavelbeton gemaakt voor test doeleinden. Dit is ingedeeld volgens rubriek 30.2.1°b) met een opgesteld vermogen van 60 kW.
aspect afval
De voortgebrachte afvalstoffen worden volgens VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) beschouwd als bedrijfsafval. VLAREMA stelt dat bedrijfsafval gescheiden ingezameld moet worden en opgehaald moet worden door een erkende inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor verdere verwerking door een erkende verwerker. De bedrijfsafvalstoffen kunnen door het gemeentelijke inzamelsysteem opgehaald worden op voorwaarde dat hiervoor de reële kostprijs wordt betaald, dat de capaciteit van de gemeentelijke inzamelsystemen niet overbelast wordt en dat een zo goed mogelijke afzonderlijke registratie van dit bedrijfsafval wordt gevoerd. Het is ook verplicht om een afvalstoffenregister bij te houden. Dit wordt opgenomen als opmerking.
aspect afvalwater/hemelwater
De inrichting ligt in niet gerioleerd gebied volgens het zoneringsplan van Stad Gent.
Voor voorliggende exploitatie zijn geen stedenbouwkundige handelingen vereist. Het gebouwdeeldat uitgebaat wordt staat momenteel leeg en maakt deel uit van een grote bedrijfssite (ABB/Vynckiersite).
Er wordt in deze inrichting een beperkte hoeveelheid water aangewend (enkel huishoudelijk gebruik voor een 3-tal medewerkers en op termijn voor maximum 10 medewerkers).
Er ontstaat geen potentieel vervuild hemelwater. De producten worden steeds binnen het gebouw gemanipuleerd. Enkel tijdens het laden en lossen kan er gemorst worden. Het terrein ordelijk houden en gemorst product meteen opruimen volstaan om emissies naar het watersysteem te vermijden.
Er ontstaat geen bedrijfsafvalwater in deze inrichting.
De lozing van huishoudelijk afvalwater (< 600 m³/jaar)van deze inrichting in niet indelingsplichtig.
De rioleringsinfrastructuur is gemeenschappelijk voor de site en aangesloten op de openbare riolering van de Nieuwevaart. De gemeenschappelijke lozing van huishoudelijk afvalwater is vergund in volgend dossier: OMV_2018155628.
aspect bodem
Conform het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) is een oriënterend onderzoek verplicht bij overdracht, sluiting en faillissement. Dit wordt opgenomen als opmerking.
De opslag van zwavel in big bags is ingedeeld onder rubriek 17.3.6.1°a). Er wordt een opslagplaats voor 20 ton voorzien. De opslag gebeurt binnen op een vloeistofdichte vloer.
Er wordt een beperkte hoeveelheid onderhoudsproducten opgeslagen om de eigen installaties en mallen te onderhouden en om als additief bij R&D testen te gebruiken. Het gaat steeds om testen of processen waarbij geen bedrijfsafvalwater gegenereerd wordt. Het betreffen recipiënten van maximum 30 liter of 30 kg waardoor rubriek 17.4 van toepassing is. De maximum hoeveelheid bedraagt 200 liter. De opslag van alle gevaarlijke vloeistoffen moet gebeuren in een lekbak. Dit wordt opgenomen als opmerking.
Rubriek 6.4.1° is van toepassing voor de opslag van een beperkte hoeveelheid thermische olie voor onderhoud aan de verwarmde mixers. Het gaat in totaal om 600 liter in vaten boven een lekbak.
Het productieproces vindt binnen plaats. Hier worden de verschillende grades van de 'necrete' grondstoffen gemaakt. Er kan met deze producten gemorst worden maar dit vormt mits de werkplaats ordelijk gehouden wordt geen probleem voor emissies naar de bodem. Meteen opruimen van gemorste producten vormt bijgevolg ook een beheersmaatregel om verontreiniging te voorkomen.
Als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen dat bij de bedrijfsvoering alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen moeten genomen worden zodat bij laad-en losactiviteiten en de procesvoering verontreiniging van de bodem en het watersysteem wordt voorkomen.
aspect lucht
De enige mogelijke bron van stofemissies/geurhinder zijn de mixers voor de productie van zwavelbeton precursoren en zwavelbeton. Hierbij worden gedroogd zand en zwavel pellets gemengd in bepaalde verhoudingen in speciaal ontworpen mixers met een verwarmde mantel.
Door het mengen bij verhoogde temperatuur komen beperkte emissies vrij. Deze zijn afkomstig van eventueel aanwezige waterdamp en de zwavel pellets. Er wordt een actieve kool filter aangekocht om ervoor te zorgen dat eventueel aanwezige stofdeeltjes en geur uit de afgezogen luchtstroom verwijderd worden. Het productieproces wordt georganiseerd als een batch proces waardoor dit slechts kortstondig is.
Het gebouw is in de winter voldoende warm door de geplande activiteiten. De mixers worden verwarmd door middel van elektrische verwarming met thermische olie omdat hierdoor 'hotspots' vermeden worden (zones in de mixer waar de temperatuur te hoog oploopt). Door een goede temperatuurcontrole zijn geen negatieve effecten voor emissies naar de lucht te verwachten. Er is bijgevolg geen verwarmingsinstallatie in dienst.
aspect geluid
De productiemachines (mixers voor het aanmaken van precursoren voor zwavelbeton en zwavelbeton) zijn de enige mogelijke bron van trillingen en geluid. Hierbij gaat het voornamelijk om de opgestelde motoren en 2 kleine persluchtcompressoren. Deze staan allen binnen opgesteld.
Het aantal transportbewegingen is relatief laag.
Er kan worden gesteld dat het risico voor geluidshinder van de inrichting laag is.
aspect energie
Het bedrijf komt in aanmerking voor energiecoaching van de stad Gent. De energiecoach geeft professioneel advies op maat voor zowel renovaties, nieuwbouw of voor een algemene verlaging van het energieverbruik binnen het bedrijf.
Contact en meer info: Energiecoaching@stad.gent of 09 268 23 00 of http://www.stad.gent/energiecoaching. Dit wordt opgenomen als opmerking.
aspect (brand)veiligheid
Het product van het volume en de maximumdruk van de drukvaten van de persluchtcompressoren is lager dan 3000 bar.liter. Bijgevolg dienen de luchtcompressoren, conform artikel 5.16.3.2, §4 van Vlarem II, niet onderworpen te worden aan een onderzoek door een milieudeskundige erkend in de discipline houder voor gassen of gevaarlijke stoffen.
Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. De voorwaarden uit het advies (met referentie 071929-001/JT/2023) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
aspect bijstelling
De aangevraagde bijstelling betreft geen bijstelling van de sectorale voorwaarden van Vlarem II waarvoor een bijstelling kan worden aangevraagd, maar een verplichting cfr. het bodemdecreet en het Vlarebo. De aangevraagde bijstelling is zonder voorwerp.
CONCLUSIE
De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.
Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | Opslag brandbare vloeistoffen: thermische olie | Nieuw | 600 liter |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Stelplaats voertuigen | Nieuw | 3 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | Persluchtcompressor productie, Hyundai Power Products, 5 kW, 50 liter Persluchtcompressor R&D, Hyundai Power Products, 5 kW, 50 liter | Nieuw | 10 kW |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | Opslag van GHS07 producten | Nieuw | 20 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | Opslag beperkte hoeveelheid gevaarlijke producten in kleine verpakkingen, zie bijlage voor de betreffende producten | Nieuw | 200 liter |
24.4. | laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken wordt gegenereerd | Labo voor R&D | Nieuw | 1 labo |
30.2.1°b) | productie van voorwerpen uit klei, gips, as, enz. of keramiek, gebakken aarde, beton en andere dergelijke materialen - andere dan rubriek 20.3.5, 30.2.2° en 30.9 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 10 kW tot en met 200 kW | Mixers voor het aanmaken van zwavelbeton precursoren en zwavelbeton | Nieuw | 60 kW |
TERMIJN
De gevraagde vergunning kan verleend worden voor een termijn van 4 jaar.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een start-up bedrijf dat precursoren voor zwavelbeton ontwikkelt en produceert aan Michiel Elst en Necrete bv (O.N.:0777382645) gelegen te Nieuwevaart 51, 9000 Gent.
De rubrieken voor de inrichting/activiteit Necrete bv met inrichtingsnummer 20230710-0019 beslist het college als volgt:
Vergunde rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | Opslag brandbare vloeistoffen: thermische olie | Nieuw | 600 liter |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | Stelplaats voertuigen | Nieuw | 3 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (van 5 kW tot en met 200 kW) | Persluchtcompressor productie, Hyundai Power Products, 5 kW, 50 liter Persluchtcompressor R&D, Hyundai Power Products, 5 kW, 50 liter | Nieuw | 10 kW |
17.3.6.1°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | Opslag van GHS07 producten | Nieuw | 20 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | Opslag beperkte hoeveelheid gevaarlijke producten in kleine verpakkingen, zie bijlage voor de betreffende producten | Nieuw | 200 liter |
24.4. | laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken wordt gegenereerd | Labo voor R&D | Nieuw | 1 labo |
30.2.1°b) | productie van voorwerpen uit klei, gips, as, enz. of keramiek, gebakken aarde, beton en andere dergelijke materialen - andere dan rubriek 20.3.5, 30.2.2° en 30.9 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 10 kW tot en met 200 kW | Mixers voor het aanmaken van zwavelbeton precursoren en zwavelbeton | Nieuw | 60 kW |
De gevraagde vergunning kan verleend worden voor een termijn van 4 jaar.
Legt volgende voorwaarden op:
Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:
1. Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. De voorwaarden uit het advies (met referentie 071929-001/JT/2023) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden.
2. Alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen moeten genomen worden zodat bij laad-en losactiviteiten en de procesvoering verontreiniging van de bodem en het watersysteem wordt voorkomen.
Volgende sectorale voorwaarden wordt bijgesteld:
Volgende bijstelling is zonder voorwerp: "Het gaat om een inrichting of activiteit waarvoor conform het Bodemdecreet en het VLAREBO een oriënterend onderzoek verplicht is bij overdracht, sluiting en faillissement. Er wordt een vrijstelling voor dit oriënterend bodemonderzoek bij de stopzetting van de activiteiten (binnen maximum 4 jaar) gevraagd."
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.
Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:
afval
De voortgebrachte afvalstoffen worden volgens VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) beschouwd als bedrijfsafval. VLAREMA stelt dat bedrijfsafval gescheiden ingezameld moet worden en opgehaald moet worden door een erkende inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor verdere verwerking door een erkende verwerker. De bedrijfsafvalstoffen kunnen door het gemeentelijke inzamelsysteem opgehaald worden op voorwaarde dat hiervoor de reële kostprijs wordt betaald, dat de capaciteit van de gemeentelijke inzamelsystemen niet overbelast wordt en dat een zo goed mogelijke afzonderlijke registratie van dit bedrijfsafval wordt gevoerd. Het is ook verplicht om een afvalstoffenregister bij te houden.
bodem
Conform het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) is een oriënterend onderzoek verplicht bij overdracht, sluiting en faillissement. Dit wordt opgenomen als opmerking.
De opslag van alle gevaarlijke vloeistoffen moet gebeuren in een lekbak.
energie
Het bedrijf komt in aanmerking voor energiecoaching van de stad Gent. De energiecoach geeft professioneel advies op maat voor zowel renovaties, nieuwbouw of voor een algemene verlaging van het energieverbruik binnen het bedrijf.
Contact en meer info: Energiecoaching@stad.gent of 09 268 23 00 of http://www.stad.gent/energiecoaching. Dit wordt opgenomen als opmerking.