Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
IMMER VOORUIT IN DEUGD EN IN VREUGD VZW met als contactadres Sint-Baafskouterstraat 15, 9040 Gent, De heer Jacques De Vlieger met als contactadres Johannes Hartmannlaan 17, 9040 Gent en De heer Roger De Graeve met als contactadres Hans Memlingstraat 61, 9040 Gent hebben een aanvraag (OMV_2024012148) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 13 februari 2024.
De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen handelt over:
• Onderwerp: de afbraak van de vergunde schuttersmast en het heroprichten van eenzelfde staande mast in verzinkt staal met een rolkooi
• Adres: Sint-Baafskouterstraat 15, 9040 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 19 sectie C nr. 850D2
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 13 maart 2024.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 27 mei 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
Het perceel uit voorliggende aanvraag bevindt zich achter de tuinzones van de woningen langs de Johannes Hartmannlaan, Sint-Baafskouterstraat en Kriekerijstraat, in de deelgemeente Sint-Amandsberg. Het perceel is bereikbaar via een doorgang aan de Sint-Baafskouterstraat. Het terrein is bebouwd met een schuttersmast, een schiettoren en een clubhuis.
Voorliggende aanvraag strekt tot het regulariseren oprichten van een nieuwe schuttersmast na afbraak van de bestaande. De afgebroken mast dateerde van 1968. De nieuwe mast is identiek aan die van intussen afgebroken en heeft een hoogte van 29,05 meter (gemeten ten opzichte van het maaiveld). Het bestaat uit een staande mast in verzinkt staat met een rolkooi. De nieuwe mast werd enkele meters oostelijker ten opzichte van de vorige opgericht, op een nieuwe verharde zone van 5 op 3 meter. De afstanden tot de oostelijke en zuidelijke grens bedragen respectievelijk 17,80 en 26,30 meter. De grindverharding (ca. 5 op 3,60 meter) waarop de vorige mast stond blijft behouden.
2. HISTORIEK
Volgende relevante vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
* Op 23/05/1966 werd een weigering afgeleverd voor het bouwen van een schutterstoren (1966 SA 12.182).
* Op 18/08/1966 werd een vergunning afgeleverd voor het oprichten van een clubhuis (1966 SA 12.291).
* Op 02/05/1998 werd een vergunning afgeleverd voor het oprichten van een clubhuis en schiettoren (1968 SA 079).
* Op 29/01/1979 werd een vergunning afgeleverd voor het bouwen van een berging aan het schutterslokaal (1978/203 SA).
Volgend bouwmisdrijf is gekend:
* Er werd op 25 januari 2021 vastgesteld dat de staande wip, metalen constructie - pyloon met muit werd gesloopt en vervangen door een nieuwe constructie (muitwip).
Er werd op 1 februari 2021 een aanmaning verstuurd voor aanvraag tot het indienen van een Omgevingsvergunning.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgend extern advies is gegeven (integraal te raadplegen via het Omgevingsloket):
Gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 19 maart 2024 onder ref. 067955-003/ML/2024:
Besluit: GUNSTIG
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in woongebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977). De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
Het project ligt in het bijzonder plan van aanleg ‘Sint-Baafskouter’, goedgekeurd op 21 september 1992, in een zone voor actieve recreatie.
De aanvraag is niet in overeenstemming met de voorschriften, maar wijkt af op volgend punt:
- Binnen de zone voor actieve recreatie staan de voorschriften uitdrukkelijk het behoud (of herbouw) van de bestaande 30,50 meterhoge schiettoren toe, staande binnen de zone voor hoofdgebouwen, net zoals het clubhuis. De voorschriften zeggen evenwel niets over een ‘schuttersmast’, laat staan dat deze buiten de zone voor hoofdgebouwen mag staan en met een hoogte van 29,05 meter zoals gevraagd. De voorschriften hebben het enkel over ‘groenaanleg, parking en toegangswegen’ buiten de zone voor hoofdgebouwen.
Overeenkomstig artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) kan beperkt afgeweken worden van de stedenbouwkundige voorschriften van een BPA, wat betreft de perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van de constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.
De hierboven vastgestelde afwijking heeft evenwel betrekking op de bestemming, waardoor geen toepassing van artikel 4.4.1 VCRO kan worden gemaakt.
Artikel 4.4.9/1 van de Vlaamse codex ruimtelijk ordening bepaalt dat het vergunningverlenende bestuursorgaan bij het afleveren van een omgevingsvergunning mag afwijken van de stedenbouwkundige voorschriften van een bijzonder plan van aanleg, voor zover dit plan ouder is dan 15 jaar en mits het in acht nemen van een aantal voorwaarden:
1) Afwijkingen kunnen niet toegestaan worden voor wat betreft wegenis, openbaar groen en erfgoedwaarden.
2) Afwijkingen kunnen enkel op voorschriften die een aanvulling vormen op onder meer ‘woongebied/dienstverleningsgebieden/industriegebieden in de ruime zin/gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen’ cfr. het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen.
3) Afwijkingen kunnen niet toegestaan worden op voorschriften van een BPA die voorzien in agrarisch gebied, ruimtelijk kwetsbaar gebied of recreatiegebied in afwijking op het gewestplan of voor gebieden die in uitvoering van artikel 5.6.8 van de VCRO aangeduid zijn als watergevoelig openruimtegebied.
4) Elke aanvraag tot afwijking wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek.
Artikel 4.3.1, § 1, 1° bepaalt tevens dat de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening onverminderd blijft gelden. Een afwijking kan bijgevolg enkel toegestaan worden indien deze uitgaat van de goede ruimtelijke ordening, waarbij het ‘verhogen van het ruimtelijk rendement’ een nieuw onderdeel is.
Om de kansen die deze verruimde afwijkingsmogelijkheden bieden te stroomlijnen met de principes van Ruimte voor Gent (het ruimtelijk structuurplan), werd de beleidsnota Ruimtelijk rendement in relatie tot Ruimte voor Gent opgesteld. In deze beleidsnota worden per deelruimte (binnenstad, kernstad, groeistad, buitengebied) de principes van het BPA waarop al dan niet kan afgeweken worden, besproken. Deze afweging wordt telkens gemaakt in relatie tot de principes van Ruimte voor Gent.
De toetsing met de goede ruimtelijke ordening en het beleidskader Ruimtelijk rendement in relatie tot Ruimte voor Gent kan teruggevonden worden onder de rubriek “OMGECINGSTOETS”. Voor deze aanvraag betreft dit een positieve evaluatie.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling (ref. nr. 1965 SA 036/00 van 17 juni 1965). De aanvraag heeft betrekking op lot 10. De zonering volgens deze verkaveling is parkeerplein met overdekte wip, clubhuis en schuifwip.
Verkavelingsvoorschriften van verkavelingen ouder dan 15 jaar, zoals deze waarbinnen de aanvraag zich situeert, vormen op zich geen weigeringsgrond meer voor aanvragen voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen (art. 4.3.1, §1 en 4.4.1§2). Dat betekent dat aanvragen binnen de contour van zo’n verkaveling ook getoetst moeten worden aan de goede ruimtelijke ordening en niet louter aan de verkavelingsvoorschriften (zie “OMGEVINGSTOETS”). Voor deze aanvraag betreft dit een positieve evaluatie.
4.3. Verordeningen
Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 24 april 2023, van kracht sinds 23 juni 2023.
Het ontwerp is niet volledig in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement, maar wijkt af op volgend artikel:
Artikel 3.2 Beperken van verhardingen stelt dat het verharden van oppervlaktes tot een minimum moet beperkt worden. De strikt noodzakelijke verhardingen moeten waar mogelijk als verharding met natuurlijke infiltratie of als waterdoorlatende verharding aangelegd worden.
Toetsing: De grindverharding (5 op 3,60 meter) waarop de vorige schuttersmast stond blijft behouden. Het betreft hier kennelijk geen strikt noodzakelijke verharding en in de nota werd geen motivatie voor het behoud aangegeven.
Vanuit deze overwegingen wordt als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de grindverharding van 5 op 3,60 meter verwijderd dient te worden.
Gewestelijke verordening hemelwater
De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023 (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023): Zie waterparagraaf.
Gewestelijke verordening toegankelijkheid
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.
Gewestelijke verordening voetgangersverkeer
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.
Gewestelijke verordening publiciteit
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van de gewestelijke publiciteitsverordening. (Besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023)
Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.
4.4. Uitgeruste weg
Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.
5. WATERPARAGRAAF
5.1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Vlaamse Milieumaatschappij - Afdeling Operationeel Waterbeheer - Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).
- niet gelegen in een signaalgebied.
Het terrein is momenteel bebouwd.
5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.
De voorliggende aanvraag voorziet geen wijzigingen aan het afvoerstelsel. Er worden geen nieuwe platte daken aangelegd. Hieruit volgt dat er vanuit de GSV of het algemeen bouwreglement van de stad Gent geen verplichtingen zijn voor de aanleg van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of een groendak.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Waterkwaliteit
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
5.3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag de watertoets doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (MER-besluit) en heeft geen betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. De opmaak van een milieueffectrapport of project-m.e.r.-screening is voor voorliggend project dan ook niet vereist.
7. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 21 maart 2024 tot en met 19 april 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werd 1 bezwaarschrift (namens 11 partijen) ingediend.
De bezwaren worden als volgt samengevat:
- De aanvraag is foutief wat betreft de locatie van de mast:
Het is foutief om te zeggen dat de mast op eenzelfde plaats werd herbouwd. Het is ook niet duidelijk wat zal gebeuren met de betonverharding op de locatie waar de mast vroeger was opgericht. Ook het plan dat wijst op de vergunde toestand van de mast is niet correct nu voor de initiële mast nooit een vergunning werd verleend.
- De schuttersmast is een vergunningsplichtige constructie:
Bezwaarindieners zijn het niet eens met de stelling van de aanvrager dat hier sprake zou zijn van een vrijgestelde handeling. De schuttersmast is zondermeer een constructie die onderworpen is aan de vergunningsplicht. Het vrijstellingsbesluit is niet van toepassing vermits er voor de schuttersmast nooit een vergunning werd verleend, waardoor er geen sprake is van een hoofdzakelijk vergunde constructie.
- Voorkomen van de geluidshinder via de nodige vergunningsvoorwaarden:
Bezwaarindieners wensen de absolute garantie dat de mast geen aanleiding (meer) zal geven tot geluidshinder en vragen daarom dat de Omgevingsvergunning minstens zou verleend worden onder volgende uitdrukkelijke vergunningsvoorwaarden:
Naar aanleiding van het stedenbouwkundig onderzoek van deze aanvraag worden de bezwaren als volgt besproken:
- Uit de aangeleverde inplantingsplannen kan opgemaakt worden dat de inplanting van de oude en nieuwe mast beperkt verschilt. Uit diezelfde inplantingsplannen kan ook afgeleid worden dat de (grind)verharding waar de mast vroeger was opgericht behouden blijft. De functie van deze verharding wordt echter niet meegegeven, waardoor als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat deze grindverharding (5 op 3,60 meter) verwijderd dient te worden om het verharden van oppervlaktes tot een minimum te beperken (zie ook rubriek “TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMTENTAIRE VOORSCHRIFTEN”). De intussen afgebroken mast betrof wel degelijk een vergunde constructie.
- Het standpunt dat het vervangen van de schuttersmast door een nieuw exemplaar een vergunningsplichtige stedenbouwkundige handeling betreft, wordt bijgetreden. De bepalingen van het vrijstellingsbesluit zijn immers maar van toepassing voor zover de handelingen niet strijdig zijn met voorschriften van o.a. bijzondere plannen van aanleg. Uit de toetsing aan de wettelijke en reglementaire voorschriften blijkt het onderwerp van voorliggende aanvraag niet in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het van kracht zijnde bijzonder plan van aanleg (zie rubriek “TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMTENTAIRE VOORSCHRIFTEN”).
- De onmiddellijke context van het perceel, en meer bepaald de afwerking van de straatwanden van het betreffende bouwblok, worden gekenmerkt door een woonfunctie. Het treffen maatregelen om geluidshinder naar de bewoning toe te vermijden is dan ook niet onredelijk. Bij de Dienst Toezicht Wonen, Bouwen en Milieu van Stad Gent werd in het verleden reeds een klacht m.b.t. de schuttersmast geregistreerd. De eerste voorgestelde voorwaarde is voldoende concreet en staat in verhouding tot het aangevraagde. Deze wordt dan ook overgenomen als bijzondere voorwaarde. De tweede bijzondere voorwaarde daarentegen is moeilijk uitvoerbaar/controleerbaar gezien er geen normen of andere wetgeving voorhanden is vanuit stedenbouwkundig oogpunt waarmee indien objectief kan gecontroleerd worden of deze voorwaarde al dan niet wordt nageleefd.
8. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Voorliggende aanvraag strekt tot het regulariseren van de afbraak van de bestaande schuttersmast en het voorzien van een nieuwe identieke mast, op een licht gewijzigde locatie.
Het terrein is van oudsher bebouwd met constructies die te maken hebben met boogschieten. Het van kracht zijnde BPA bestendigt deze activiteiten in zekere mate door het expliciet toelaten van een schiettoren en clubhuis. Buiten de zone voor hoofdgebouwen zijn constructies zoals de aangevraagde schuttersmast evenwel niet voorzien. Uit de door de aanvrager aangeleverde informatie blijkt dergelijke constructie (benoemd als ‘(schuif)wip’) ook wel al sinds oudsher voor te komen op het sporterrein.
De nieuwe mast is in hoogte en voorkomen identiek aan de afgebroken mast. Enkel de inplanting werd beperkt gewijzigd, maar niet in die mate dat dit voor de omwonenden een merkbare impact zal hebben. Er kan dus gesteld worden dat de impact voor de aanpalende eigendommen, en bij uitbreiding voor de omgeving, ten opzichte van de vergunde toestand beperkt is. Uit het ingediende bezwaarschrift (ondertekend door 11 partijen) blijkt ook niet dat er bezwaar is tegen de ruimtelijke impact van de mast, maar wel tegen de geluidshinder die deze teweeg brengt. In het bezwaarschrift wordt voorgesteld om volgende bijzondere voorwaarden hieromtrent op te nemen:
Gelet op het feit dat de onmiddellijke omgeving een woonomgeving betreft, is het treffen van maatregelen om geluidshinder naar de bewoning toe te vermijden niet onredelijk. Bij de Dienst Toezicht Wonen, Bouwen en Milieu van Stad Gent werd in het verleden reeds een klacht m.b.t. de schuttersmast geregistreerd. De eerste voorgestelde voorwaarde is voldoende concreet en staat in verhouding tot het aangevraagde. Deze wordt dan ook overgenomen als bijzondere voorwaarde. De tweede bijzondere voorwaarde daarentegen is moeilijk uitvoerbaar/controleerbaar gezien er geen normen of andere wetgeving voorhanden is vanuit stedenbouwkundig oogpunt waarmee indien objectief kan gecontroleerd worden of deze voorwaarde al dan niet wordt nageleefd.
De grindverharding (5 op 3,60 meter) waarop de vorige schuttersmast stond blijft behouden. Het betreft hier kennelijk geen strikt noodzakelijke verharding en in de nota werd geen motivatie voor het behoud aangegeven. Vanuit deze overwegingen wordt als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de grindverhard van 5 op 3,60 meter verwijderd dient te worden.
Op basis van voormelde redenen kan de aanvraag vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening worden aanvaard, mits het naleven van de bijzondere voorwaarden.
CONCLUSIE
Voorwaardelijk gunstig, mits voldaan wordt aan de bijzondere voorwaarden is de aanvraag in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor de afbraak van de vergunde schuttersmast en het heroprichten van eenzelfde staande mast in verzinkt staal met een rolkooi aan IMMER VOORUIT IN DEUGD EN IN VREUGD vzw (O.N.:0407874805), de heer Jacques De Vlieger en de heer Roger De Graeve gelegen te Sint-Baafskouterstraat 15, 9040 Gent.
De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.
Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.
Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.
Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.
Legt volgende voorwaarden op:
Voorwaarden voortvloeiend uit externe adviezen:
De brandweervoorschriften, die betrekking hebben op deze omgevingsvergunning, moeten strikt nageleefd worden (zie advies van 19 maart 2024 met kenmerk 067955-003/ML/2024).
Geluid:
Het op permanente wijze dichten van alle uitvloei- en ontluchtingsgaten in de mast, dit aangevuld met een gedegen onderhoud naar de toekomst toe om ervoor te zorgen dat gaten die opnieuw zouden open gaan onmiddellijk opnieuw dienen gedicht te worden.
Verharding:
De grindverhard van 5 op 3,60 meter (waarop de verwijderde mast stond) dient verwijderd te worden.