Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
CAR LOGISTICS BRUSSELS NV met als contactadres Skaldenstraat 142, 9042 Gent heeft een aanvraag (OMV_2024000841) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 19 februari 2024.
De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:
• Onderwerp: het veranderen van een logistiek bedrijf door uitbreiding met een werkzone voor metaalbewerking
• Adres: Fritiof Nilsson Piratenstraat 10 en Skaldenstraat 62, 9042 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 13 sectie B nrs. 194R2, 194N2, 194P2 en 194H
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 5 april 2024.
De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 16 mei 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Het betreft het veranderen (door uitbreiding) van een logistiek bedrijf.
Car Logistics Brussels betreft een inrichting voor de opslag en orderpicking van diverse goederen.
Er vinden geen productieprocessen plaats.
De lopende vergunning dateert van 28 mei 2009 en werd verleend door het college van burgemeester en schepenen voor een termijn van 20 jaar. Daarnaast werd er nogomgevingsvergunningen verleend op 12 maart 2020 en 7 december 2023 voor het bouwen en exploiteren van nieuwe magazijnen waarbij de IIOA werden verleend tot het einde van de lopende vergunning.
Met voorliggende aanvraag wenst Car Logistics Brussels zijn activiteit uit te breiden met een werkzone voor metaalbewerking (rubriek 29.5.2.1.a). De overige reeds vergunde rubrieken zijn allemaal ‘ongewijzigd’.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Diverse toestellen voor het behandelen van de metalen voor een totaal vermogen van 119,99kW | klasse 3 | Nieuw | 119,99 kW |
Volgende rubrieken zijn ongewijzigd:
3.6.1. | Het lozen van 3150 m³/jaar huishoudelijk afvalwater via 6 IBA-installaties | 3150 m³/jaar
6.4.2° | De opslag van verschillende brandbare vloeistoffen in kleine recipiënten voor een totale opslag van 5.000.000 liter | 5000000 liter
12.2.2° | Het hebben van 2 Transformatoren van 2.000 kVA(3a) en 2 transformatoren van 1.600 kVA (3b) | 7200 kVA
15.1.2° | het stallen van 80 voertuigen. Deze voertuigen bestaan uit reachttrucks, transpaletten, vorkliften en kuismachines | 80 voertuigen
16.3.2°b) | Het hebben van verschillende koelinststallaties voor een maximaal samengesteld vermogen van 242,3 kW. Het gebruikte koelmiddel is het koelgas R32 en R410a. 46 airco's van 5 kW (5a en 5c), 2 airco's van 4 kW en 1 van 4,3 kW(5b) | 2423 kW
17.3.2.1.2.2° | De opslag van brandbare vloeistoffen | 200 ton
17.3.2.2.2°b) | De opslag van 50 ton brandbare vloeistoffen | 50 ton
17.3.4.2°a) | De opslag van maximaal 100 ton bijtende vloeistoffen en vaste stoffen | 100 ton
17.3.6.2°a) | De opslag van 100 ton schadelijke producte | 100 ton
17.3.7.2°a) | De opslag van maximaal 50 ton op lange termijn gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen | 50 ton
17.3.8.2° | De opslag van 200 ton milieugevaarlijke stoffen | 200 ton
17.4. | De opslag van onderhoudsproducten in kleinhandelsverpakkingen | 5000 kg
19.6.1°c) | De opslag van houten paletten | 390000 m³
23.3.1°c) | De opslag van 189.877 ton kunststoffen en kunstoffen voorwerpen | 187877 ton
33.4.1°c) | De opslag van 189.877 ton papier en karton | 189877 ton
36.4.1° | De opslag van 189.877 ton rubber en rubberen voorwerpen | 189877 ton
41.5. | De opslag van 189.877 ton textiel en voorwerpen uit textiel | 189877 ton
43.1.2°a) | Het hebben van 39 gasluchtverhitters met een individueel vermogen van 91,8 kW | 3580,2 kW
48.1.2. | De opslag van 189.877 ton goederen andere dan IMDG goederen | 189877 ton
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Milieuvergunningen
Op 28/05/2009 werd door het college van burgemeester en schepenen een vergunning afgeleverd voor het exploiteren van een bedrijf gespecialiseerd in de opslag en doorvoer van allerhande niet gevaarlijke goederen. (12470/E/1)
Melding van overdracht
Op 21/11/2019 werd door het college van burgemeester en schepenen een aktename afgeleverd voor de melding van overdracht van de milieuvergunningen vroeger vergund op naam van Ghent Handling and Distribution aan Car Logistics Brussels (OMV_2019137128).
Omgevingsvergunningen
* Op 12/03/2020 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het bouwen en exploiteren van nieuwe magazijnen 80/81 en 90/91 met burelen en omgevingsaanleg en de regularisatie van de magazijnen 70/71 met burelen (OMV_2019103316).
* Op 15/12/2022 werd een aktename afgeleverd voor het breken van puin om nadien terug te hergebruiken als fundering op de site (OMV_2022159329).
* Op 20/04/2023 werd een aktename afgeleverd voor de exploitatie van een bronbemaling in functie van de aanleg van een infiltratiebekken (OMV_2023049022).
* Op 01/06/2023 werd een aktename afgeleverd voor het exploiteren van een bronbemaling voor het plaatsen van drainage (OMV_2023069264).
* Op 07/12/2023 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het veranderen (door uitbreiding en toevoeging) van een logistiek bedrijf, het bouwen van nieuwe magazijnen (100, 101 en 111) met burelen, hs-cabines en omgevingsaanleg, het slopen van een gebouw en de regularisatie van de magazijnen 80, 81, 90 en 91 met burelen en hs-cabines (OMV_2022159954).
Stedenbouwkundige vergunningen
* Op 28/11/1987 werd een vergunning afgeleverd voor het uitbreiden van een fabriekshall en portiersgebouw. (1987/1803)
* Op 02/04/1990 werd een vergunning afgeleverd voor het plaatsen van een watertank voor bluswater. (1990/50109)
* Op 17/03/1992 werd een vergunning afgeleverd voor het uitbreiden van een bestaande parking. (1990/50207)
* Op 06/11/2008 werd een vergunning afgeleverd voor het slopen van een bovengrondse tank. (2008/50195)
* Op 09/02/2012 werd een vergunning afgeleverd voor het aanleggen van wegenis en draadafsluiting. (2011/50216)
* Op 26/07/2013 werd een vergunning afgeleverd voor de bouw van 6 windturbines in het skaldenpark. (2013/50065)
* Op 30/04/2014 werd een vergunning afgeleverd voor het ontbossen van een terrein. (2014/50017)
* Op 03/03/2016 werd een weigering afgeleverd voor het bouwen van magazijnen 60 & 61 met aanhorigheden. (2015/01237)
* Op 01/12/2016 werd een vergunning afgeleverd voor het bouwen van magazijnen 60 & 61 met aanhorigheden. (2016/01107)
* Op 17/02/2017 werd een vergunning afgeleverd voor de oprichting van 4 windturbines. (2016/01137)
* Op 24/05/2017 werd een vergunning afgeleverd voor het bouwen van een bureel in magazijn 60. (2017/01049)
* Op 09/11/2017 werd een vergunning afgeleverd voor het bouwen van magazijnen 70-71 met aanhorigheden. (2017/01152 Dig)
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgende externe adviezen zijn gegeven:
Voorwaardelijk gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 11 april 2024 onder ref. 044891-020/JT/2024.
Geen bezwaar van North Sea Port afgeleverd op 18 april 2024 onder ref. 2024-081.
Geen tijdig advies van Polder Moervaart en Zuidlede. De adviesvraag is verstuurd op 5 april 2024. Op 16 mei 2024 is nog géén advies ontvangen. Omdat de decretaal omschreven adviestermijn verstreken is, kan aan de adviesvereiste voorbij gegaan worden.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 28 oktober 1998).
Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, distributiebedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen evenals toeleveringsbedrijven en synergiebedrijven van de watergebonden bedrijven en de bestaande gevestigde productiebedrijven. In dit gebied worden ook de volgende dienstverlenende bedrijven toegelaten, voor zover zij complementair zijn met de voornoemde bedrijven: bankagentschappen, benzinestations en collectieve restaurants ten behoeve van de in de zone gevestigde bedrijven.
Er wordt een bufferzone aangelegd aan de grens met de omliggende gebieden. In deze bufferzone worden geen handelingen en werken toegelaten die afbreuk doen aan de bufferfunctie, of aan de bestemming en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het aangrenzend gebied. Het gebied en de bufferzone die het omvat, kunnen slechts worden gerealiseerd en beheerd door de overheid.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening Zeehavengebied Gent - Inrichting R4-oost en R4-west' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 juli 2005). De locatie is volgens dit RUP gelegen in Afbakening Zeehavengebied Gent - Fase 2.
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
5. WATERPARAGRAAF
5.1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Polder Moervaart en Zuidlede. Het project ligt in de nabijheid van waterloop in beheer van Polder Moervaart en Zuidlede.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is middelgroot (gebied waar er jaarlijks meer dan 1% kans is op overstroming).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein (gebied waar er jaarlijks 0,1 tot 1 % kans is op overstroming).
- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein onder klimaatverandering.
- niet gelegen in een signaalgebied.
5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat regenwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkte hoeveelheid water met een vertraging wordt afgevoerd. De plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.
Het aspect hemelwater werd besproken in de omgevingsvergunningen met referentie OMV_2019103316 en OMV_2022159954.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Er worden geen wijzigingen aangebracht aan gebouwen, verhardingen, waterlopen of het reliëf. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Waterkwaliteit
De activiteit of inrichting heeft geen betekenisvolle impact op de waterkwaliteit.
5.3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag de watertoets doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag heeft geen milieueffectrapport of project-MER-screening nodig.
7. BEKENDMAKING
De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.
8. OMGEVINGSTOETS
Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
Aspect afval
De activiteiten van het bedrijf bestaan voornamelijk uit opslag en orderpicking van goederen. Er is geen productie of verwerking waardoor op het bedrijf geen tot weinig afvalstoffen worden gegenereerd.
De afvalstoffen die vrijkomen dienen selectief te worden ingezameld in daartoe voorziene afvalrecipiënten en afgevoerd door daartoe erkende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars (IHM) naar ter zake vergunde verwerkingscentra.
Aspect bodem en grondwater
Metaalbewerkingswerkplaats
Onder de rubriek 29.5.2.1°a) worden diverse toestellen voor het behandelen metalen met een totaal vermogen van 119,99 kW aangevraagd.
De vloer van de werkplaats is effen en ondoordringbaar. In de werkplaats is absorptiemateriaal voorzien. De nodige maatregelen worden genomen om het morsen van vloeibare producten en de verontreiniging van de bodem, het grond- en oppervlaktewater te voorkomen.
Vlarebo
Conform het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) is een oriënterend onderzoek verplicht om de 20 jaar en bij overdracht, sluiting en faillissement. Dit wordt opgenomen als opmerking.
Aspect geluid
Het magazijn waar de metaalbewerking plaatsvindt is gelegen in de industriezone Skaldenpark te Desteldonk en wordt omgeven door andere bedrijven. De activiteiten van de metaalbewerking zijn beperkt tot de dagperiode (tussen 7u en 19u). Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met gesloten deuren en poorten.
Gezien de bovenvermelde maatregelen en rekening houdend met de ligging van het bedrijf in een industriële omgeving wordt er geen belangrijke geluidshinder verwacht ten gevolge van de activiteiten. Er dient te allen tijde voldaan te worden aan de geluidsnormen van Vlarem II. Dit wordt opgenomen als opmerking.
Aspect brandveiligheid
Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. De voorwaarden uit het advies (met referentie 044891-020/JT/2024) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
Aspect gecoördineerde bijzondere voorwaarden
De actualisatie van de bijzondere milieuvoorwaarden zal gebeuren vanaf het verlenen van de vergunning voor onbepaalde duur. De in de lopende vergunningen opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden blijven onverminderd van toepassing.
CONCLUSIE
De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.
Volgende rubriek wordt gunstig beoordeeld:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Diverse toestellen voor het behandelen van de metalen voor een totaal vermogen van 119,99kW | Nieuw | 119,99 kW |
De geactualiseerde vergunningstoestand van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit (inrichtingsnummer 20190711-0074) is:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallatie (+ lozen effluentwater en ontwateren slibproductie) voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³ per jaar | Het lozen van 3150 m³/jaar huishoudelijk afvalwater via 6 IBA-installaties | klasse 3 | 3150 m³/jaar |
6.4.2° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 l tot en met 5.000.000 l | De opslag van verschillende brandbare vloeistoffen in kleine recipiënten voor een totale opslag van 5.000.000 liter | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 5000000 liter |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA | Het hebben van 2 Transformatoren van 2.000 kVA(3a) en 2 transformatoren van 1.600 kVA (3b) | klasse 2 | 7200 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte waarin de volgende voertuigen gestald worden: meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of voertuigen zijn | het stallen van 80 voertuigen. Deze voertuigen bestaan uit reachttrucks, transpaletten, vorkliften en kuismachines | klasse 2 | 80 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (meer dan 200 kW) | Het hebben van verschillende koelinststallaties voor een maximaal samengesteld vermogen van 242,3 kW. Het gebruikte koelmiddel is het koelgas R32 en R410a. 46 airco's van 5 kW (5a en 5c), 2 airco's van 4 kW en 1 van 4,3 kW(5b) | klasse 2 | 2423 kW |
17.3.2.1.2.2° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton | De opslag van brandbare vloeistoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 200 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | De opslag van 50 ton brandbare vloeistoffen | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 50 ton |
17.3.4.2°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van maximaal 100 ton bijtende vloeistoffen en vaste stoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 100 ton |
17.3.6.2°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van 100 ton schadelijke producte | vlarebo : A | klasse 2 | 100 ton |
17.3.7.2°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van maximaal 50 ton op lange termijn gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 50 ton |
17.3.8.2° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton | De opslag van 200 ton milieugevaarlijke stoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 200 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van onderhoudsproducten in kleinhandelsverpakkingen | klasse 3 | 5000 kg |
19.6.1°c) | opslag van hout e.d. volledig gelegen in industriegebied - andere dan rubriek 48 en 19.8 (meer dan 400 m3 in een lokaal) | De opslag van houten paletten | klasse 2 | 390000 m³ |
23.3.1°c) | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen - andere dan rubriek 41 en 48 (meer dan 200 ton in lokaal) indien volledig gelegen in een industriegebied | De opslag van 189.877 ton kunststoffen en kunstoffen voorwerpen | klasse 2 | 187877 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Diverse toestellen voor het behandelen van de metalen voor een totaal vermogen van 119,99kW | vlarebo : O | klasse 3 | 119,99 kW |
33.4.1°c) | opslag voor papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton - andere dan rubriek 48 (meer dan 200 ton in een lokaal, volledig in industriegebied) | De opslag van 189.877 ton papier en karton | klasse 2 | 189877 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal | De opslag van 189.877 ton rubber en rubberen voorwerpen | klasse 2 | 189877 ton |
41.5. | opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton | De opslag van 189.877 ton textiel en voorwerpen uit textiel | klasse 3 | 189877 ton |
43.1.2°a) | stookinstallaties (meer dan 2 000 kW tot en met 5 000 kW) wanneer het een inrichting betreft vermeld in sub 1°, a) of b) | Het hebben van 39 gasluchtverhitters met een individueel vermogen van 91,8 kW | klasse 2 | 3580,2 kW |
48.1.2. | opslagplaatsen voor andere goederen dan IMDG-goederen | De opslag van 189.877 ton goederen andere dan IMDG goederen | klasse 3 | 189877 ton |
TERMIJN
De gevraagde vergunning voor de ingedeelde inrichting of activiteit kan verleend worden voor een termijn tot en met 27 mei 2029, overeenkomstig de basisvergunning.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het veranderen van een logistiek bedrijf door uitbreiding met een werkzone voor metaalbewerking aan CAR LOGISTICS BRUSSELS nv (O.N.:0464430654) gelegen te Fritiof Nilsson Piratenstraat 10 en Skaldenstraat 62, 9042 Gent.
De rubrieken voor de inrichting/activiteit Car Logistics Brussels met inrichtingsnummer 20190711-0074 beslist het college als volgt:
Vergunde rubriek:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Diverse toestellen voor het behandelen van de metalen voor een totaal vermogen van 119,99kW | Nieuw | 119,99 kW |
De geactualiseerde vergunningstoestand van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit (inrichtingsnummer 20190711-0074) is:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallatie (+ lozen effluentwater en ontwateren slibproductie) voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³ per jaar | Het lozen van 3150 m³/jaar huishoudelijk afvalwater via 6 IBA-installaties | klasse 3 | 3150 m³/jaar |
6.4.2° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 l tot en met 5.000.000 l | De opslag van verschillende brandbare vloeistoffen in kleine recipiënten voor een totale opslag van 5.000.000 liter | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 5000000 liter |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA | Het hebben van 2 Transformatoren van 2.000 kVA(3a) en 2 transformatoren van 1.600 kVA (3b) | klasse 2 | 7200 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte waarin de volgende voertuigen gestald worden: meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of voertuigen zijn | het stallen van 80 voertuigen. Deze voertuigen bestaan uit reachttrucks, transpaletten, vorkliften en kuismachines | klasse 2 | 80 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties (meer dan 200 kW) | Het hebben van verschillende koelinststallaties voor een maximaal samengesteld vermogen van 242,3 kW. Het gebruikte koelmiddel is het koelgas R32 en R410a. 46 airco's van 5 kW (5a en 5c), 2 airco's van 4 kW en 1 van 4,3 kW(5b) | klasse 2 | 2423 kW |
17.3.2.1.2.2° | overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton | De opslag van brandbare vloeistoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 200 ton |
17.3.2.2.2°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | De opslag van 50 ton brandbare vloeistoffen | vlarebo : A,A* | klasse 2 | 50 ton |
17.3.4.2°a) | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van maximaal 100 ton bijtende vloeistoffen en vaste stoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 100 ton |
17.3.6.2°a) | schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van 100 ton schadelijke producte | vlarebo : A | klasse 2 | 100 ton |
17.3.7.2°a) | op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 50 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | De opslag van maximaal 50 ton op lange termijn gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 50 ton |
17.3.8.2° | voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton | De opslag van 200 ton milieugevaarlijke stoffen | vlarebo : A | klasse 2 | 200 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | De opslag van onderhoudsproducten in kleinhandelsverpakkingen | klasse 3 | 5000 kg |
19.6.1°c) | opslag van hout e.d. volledig gelegen in industriegebied - andere dan rubriek 48 en 19.8 (meer dan 400 m3 in een lokaal) | De opslag van houten paletten | klasse 2 | 390000 m³ |
23.3.1°c) | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen - andere dan rubriek 41 en 48 (meer dan 200 ton in lokaal) indien volledig gelegen in een industriegebied | De opslag van 189.877 ton kunststoffen en kunstoffen voorwerpen | klasse 2 | 187877 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | Diverse toestellen voor het behandelen van de metalen voor een totaal vermogen van 119,99kW | vlarebo : O | klasse 3 | 119,99 kW |
33.4.1°c) | opslag voor papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton - andere dan rubriek 48 (meer dan 200 ton in een lokaal, volledig in industriegebied) | De opslag van 189.877 ton papier en karton | klasse 2 | 189877 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal | De opslag van 189.877 ton rubber en rubberen voorwerpen | klasse 2 | 189877 ton |
41.5. | opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton | De opslag van 189.877 ton textiel en voorwerpen uit textiel | klasse 3 | 189877 ton |
43.1.2°a) | stookinstallaties (meer dan 2 000 kW tot en met 5 000 kW) wanneer het een inrichting betreft vermeld in sub 1°, a) of b) | Het hebben van 39 gasluchtverhitters met een individueel vermogen van 91,8 kW | klasse 2 | 3580,2 kW |
48.1.2. | opslagplaatsen voor andere goederen dan IMDG-goederen | De opslag van 189.877 ton goederen andere dan IMDG goederen | klasse 3 | 189877 ton |
De gevraagde vergunning voor de ingedeelde inrichting of activiteit kan verleend worden voor een termijn tot en met 27 mei 2029, overeenkomstig de basisvergunning.
Legt volgende voorwaarden op:
Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:
Brandveiligheid
De voorwaarden uit het advies (met referentie 044891-020/JT/2024) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden.
Volgende geactualiseerde milieuvoorwaarden zijn van toepassing op de inrichting:
De actualisatie van de bijzondere milieuvoorwaarden zal gebeuren vanaf het verlenen van de vergunning voor onbepaalde duur. De in de lopende vergunningen opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden blijven onverminderd van toepassing.
Gebruik van een KWS-afscheider:
- De KWS-afscheider dient regelmatig gereinigd te worden.
- De afvalstoffen die hierbij vrijkomen dienen opgehaald door een daartoe erkende ophaler en afgevoerd naar een vergunde verwerker (de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid).
- De KWS-afscheider dient voldoende gedimensioneerd en voorzien van een sedimentvang, automatische afsluiter en coalescentiefilter (lozing in oppervlaktewater) en moet (minstens) voldoen aan EN 858 en DIN 1999.
- De exploitant inspecteert om de drie maanden de afscheider; van de inspecties wordt een logboek bijgehouden. Ofwel voorziet de exploitant een alarmsysteem teneinde de goede werking van de KWS-afscheider continu op te volgen.
Stationair draaien van motoren:
Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de tankwagens, vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d..
Licht:
- Enkel functionele buitenverlichting is toegelaten (bvb. in functie van de veiligheid).
- De buitenverlichting die wordt voorzien, dient in de richting van de gebouwen en weg van de woongebieden te worden voorzien en dient naar beneden te worden gericht.
Mobiliteit:
De aanbeveling uit het MOBER van 2017 om voldoende zichtbaarheid te garanderen ter hoogte van de in- en uitrit dient te worden uitgevoerd.
Meldpunt (Gentse Kanaalzone):
In de Gentse Kanaalzone is door het projectbureau Gentse Kanaalzone een milieuklachtenmeldpunt opgericht. In de communicatie van het bedrijf met de omwonenden wordt gevraagd om te verwijzen naar dit milieuklachtenmeldpunt. De exploitant geeft aan het projectbureau Gentse Kanaalzone door op welk nummer zij permanent bereikbaar zijn. Zodoende kan vanuit het milieuklachtenmeldpunt de vermoedelijke veroorzaker op de hoogte gebracht worden van de klacht.
Opvang van hemelwater
Het hemelwater afkomstig van het dak van de bedrijfsgebouwen dient opgevangen te worden in één of meerdere regentanks met een gezamenlijke inhoud van 60.000 liter. Het opgevangen hemelwater wordt maximaal aangewend en minstens gebruikt voor de toiletspoeling en/of andere laagwaardige toepassingen (reinigen lokalen, …).
Opslag van gevaarlijke producten
Bij elke transactie van gevarengoed dient de exploitatie na te gaan of de sommatieregel, zoals vermeld in het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016, wordt gerespecteerd. De lage Sevesodrempel mag op geen enkel moment overschreden worden. Hierbij worden ook de sommatieregels in rekening gebracht. De berekening van de betreffende sommatieregel dient op elk ogenblik aan de bevoegde controlerende ambtenaren te kunnen worden voorgelegd.
Opslag van afvalstoffen
- De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een adequate wijze kunnen worden verwijderd.
- Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing.
- Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen.
Brandveiligheid:
Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer zoals bepaald in artikel 4.1.12.1.§1 van VLAREM II. De voorwaarden uit het advies (met referentie 044891-020/JT/2024) van de Brandweerzone Centrum, Afdeling Brandpreventie dienen steeds nageleefd te worden.
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.
Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:
Vlarebo
Conform het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) is een oriënterend onderzoek verplicht om de 20 jaar en bij overdracht, sluiting en faillissement.
Geluid
Er dient te allen tijde voldaan te worden aan de geluidsnormen van Vlarem II.