Terug
Gepubliceerd op 05/04/2024

2024_CBS_03431 - OMV_2023169314 R - aanvraag omgevingsvergunning voor verbouwen van een eengezinswoning - met openbaar onderzoek - Heiveldstraat, 9040 Gent - Vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 04/04/2024 - 09:02 Virtueel - via Microsoft Teams
Datum beslissing: do 04/04/2024 - 09:07
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Filip Watteeuw

Aanwezig

Filip Watteeuw, schepen; Sofie Bracke, schepen-voorzitter; Isabelle Heyndrickx, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Evita Willaert, schepen; Rudy Coddens, schepen; Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Verontschuldigd

Mathias De Clercq, burgemeester; Tine Heyse, schepen; Astrid De Bruycker, schepen; Sami Souguir, schepen; Bram Van Braeckevelt, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Secretaris

Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Voorzitter

Sofie Bracke, schepen-voorzitter
2024_CBS_03431 - OMV_2023169314 R - aanvraag omgevingsvergunning voor verbouwen van een eengezinswoning - met openbaar onderzoek - Heiveldstraat, 9040 Gent - Vergunning 2024_CBS_03431 - OMV_2023169314 R - aanvraag omgevingsvergunning voor verbouwen van een eengezinswoning - met openbaar onderzoek - Heiveldstraat, 9040 Gent - Vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

Bob Lootens - Ans Gosselé met als contactadres Haenhoutstraat 153a, 9070 Destelbergen hebben een aanvraag (OMV_2023169314) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 28 december 2023.

 

De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen handelt over:

Onderwerp: verbouwen van een eengezinswoning

• Adres: Heiveldstraat 219, 9040 Gent

Kadastrale gegevens: afdeling 19 sectie C nr. 526H7

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 15 januari 2024.

De aanvraag volgde de gewone procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 26 maart 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

1.       BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

Het perceel van de aanvraag is gelegen in de Heiveldstraat in de deelgemeente Sint-Amandsberg. De onmiddellijke omgeving wordt aan de zijde van de bouwaanvraag gekenmerkt door gesloten woningbouw en aan de overzijde van de straat door open en halfopen woningbouw. Het pand in kwestie betreft een rijwoning (2 bouwlagen en een dak). In de achtertuin bevindt zich een tuinberging.

 

Vorig jaar werd een aanvraag tot het verbouwen van de woning geweigerd omdat het niet in overeenstemming was met artikel 4.21 (destijds artikel 31) van het Algemeen Bouwreglement.

 

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

De aanvraag betreft het verbouwen en uitbreiden van de bestaande woning na het slopen van de bestaande achterbouw. Het hoofdgebouw blijft behouden, maar wordt heringedeeld en geïsoleerd. De aanbouwen achteraan worden gesloopt en vervangen door een nieuwe uitbreiding.

 

Met deze aanvraag wordt de gelijkvloerse aanbouw gesloopt en vervangen door een nieuwe. De totale bouwdiepte na verbouwing (incl. hoofdvolume) bedraagt op de linker perceelsgrens 12,1 m en op de rechter perceelsgrens 17,15 m. De nieuwe dakrand ligt op een hoogte van 3,40 m gemeten vanaf het nulpeil van de woning, dat 25 cm hoger ligt dan de rooilijn. De nieuwe vloerpas van de woning ligt 10 cm boven de huidige vloerpas en 25 cm boven het voorliggende voetpad.

Hiervoor moet de scheidingsmuur aan de rechterzijde beperkt opgehoogd worden met 70 cm over een diepte van ca. 7 m. 

 

Voor het overige wordt het hoofdvolume intern heringericht. De garage, die in bestaande toestand doorloopt tot de tuin, wordt ingekort tot een diepte van 5,15 m. Het achterste deel wordt ingericht met een sas, apart toilet en berging/wasruimte. De nieuwe aanbouw wordt volledig voorzien voor de keuken.

 

Op de verdieping wordt het linkerdeel van de woning, dat zich nu 1,20 m achter het rechterdeel bevindt, gelijk getrokken tot een diepte van 9,60 m. Hierdoor krijgt de bestaande badkamer meer ruimte. Centraal links op de eerste verdieping wordt een trap toegevoegd naar de zolderruimte in plaats van het zolderluik. Hierdoor verkleind één van de slaapkamers aan de straatzijde. Onder de trap wordt een bijkomend toilet geplaatst. De zolderruimte onder het dak blijft een zolder.

 

De woning wordt langs de buitenzijde geïsoleerd. De voorgevel op gelijkvloers wordt geïsoleerd door de bestaande gevelsteen weg te kappen en te vervangen door ca. 22 cm isolatie, bekleed met steenstrips (22 mm + lijm) zodat de overschrijding van de bouwlijn beperkt is tot 10 cm. De overschrijding van het openbaar domein bestaat dus voor 2/3 uit isolatie (7 cm) en 1/3 uit afwerking (3 cm). De bestaande uitbouw op verdieping blijft behouden en wordt eveneens uitbekleed met isolatie (+/-17cm) en steenstrips (22 mm +lijm). Hierdoor start de uitbouw op 2,90 m boven het voetpad en springt de uitbouw 30 cm voorbij de rooilijn/bouwlijn. Op gelijkvloers blijven de ramen en deuren hun positie achter de rooilijn behouden. Op verdiep komen de ramen in de bestaande dagopening en dus 10 cm voorbij de rooilijn, om isolatie-technische redenen (doorlopen van de isolatie-lijn doorheen het raam).

 

Grenzend aan de achterbouw wordt een terras met een pad naar de achterdeur, samen 22,92 m², aangelegd. Het terras heeft een diepte van 3 m en een breedte van 5,20 m. De terrasverharding komt tot op 90 cm van de zijdelingse perceelsgrenzen. Het bijgebouw (30,60 m²) achteraan het perceel blijft behouden, evenals het terras (18,36  m²) en één pad (8,28m²) ernaartoe.

 

Er wordt een hemelwaterput met een volume van 5000 l geplaatst bijkomend aan de bestaande hemelwaterput waarvan het volume onbekend is. De nieuwe hemelwaterput loopt over naar een ondergrondse infiltratievoorziening (1800 l, 3,84 m²).

2.       HISTORIEK

Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:

 

Stedenbouwkundige vergunningen

* Op 19/03/1987 werd een vergunning afgeleverd voor het plaatsen van een tuinhuisje (1987/131).

 

Omgevingsvergunningen

* Op 16/11/2023 werd een weigering afgeleverd voor het verbouwen van een eengezinswoning (OMV_2023101973).

 

BEOORDELING AANVRAAG

3.       EXTERNE ADVIEZEN

Overeenkomstig artikel 35 van het omgevingsvergunningsbesluit zijn er geen externe adviezen vereist.

4.       TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

4.1.   Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Gewestelijk RUP
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.

 

Gewestplan
Het project ligt in woongebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
 

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.


BPA
Het project ligt in het bijzonder plan van aanleg WESTVELD, goedgekeurd op 13 april 1988, en is bestemd als zone voor gesloten bebouwing en zone voor koeren en tuinen.

De aangevraagde handelingen zijn getoetst op hun conformiteit met de stedenbouwkundige voorschriften van de geldende plannen. De aanvraag is niet in overeenstemming met volgende stedenbouwkundige voorschriften:
 

-      Algemene voorschriften: volume- vormgeving- materialen
De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het peil op de rooilijn tot de bovenkant van de kroonlijst. Aan een bouwlaag wordt een minimum hoogte van 1,70 m en een maximum hoogte van 3,20 m toebedacht.
De nieuwe aanbouw heeft een hoogte van 3,65 m gemeten ten opzichte van de rooilijn.

 

Overeenkomstig artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan beperkt afgeweken worden van de stedenbouwkundige voorschriften van een BPA, wat betreft de perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van de constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.

 

De afwijking op de voorschriften van het BPA is aanvaardbaar om volgende redenen:

-      Er is geen oneigenlijke wijziging van de voorschriften van de het BPA. De afwijking geeft geen aanleiding tot een bestemmingswijziging.

-      De algemene strekking van het BPA blijft geëerbiedigd.

-      Het gaat slechts om een beperkte afwijking van 45 cm op de hoogte van een aanbouw. Een hoogte van 3,65 m is niet abnormaal in een stedelijk weefsel.

4.2.   Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

4.3.   Verordeningen

Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 24 april 2023, van kracht sinds 23 juni 2023.

 

Het ontwerp is niet in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement, het wijkt af op volgende punten:

 

Artikel 2.7 – Uitsprongen boven de openbare weg

Gebouwonderdelen mogen in principe niet uitspringen voorbij de rooilijn. Er zijn wel enkele uitzonderingen. Bij gebouwen waarvan de voorgevel tegen de rooilijn staat, mogen bepaalde onderdelen van het gebouw uitspringen uit het gevelvlak tot voorbij de rooilijn:

-       tot op een hoogte van 2,20 m boven het peil van het trottoir of van de openbare weg mogen zowel constructieve als niet-constructieve elementen maximaal 10 cm uitspringen voorbij de rooilijn.

-      van 2,20 m tot 3 m boven het peil van het trottoir of van de openbare weg mogen constructieve elementen maximaal 10 cm en niet-constructieve elementen maximaal 20 cm uitspringen voorbij de rooilijn.

-      van 3 m tot 4 m boven het peil van het trottoir of van de openbare weg mogen constructieve elementen maximaal 20 cm en niet-constructieve elementen maximaal 60 cm uitspringen voorbij de rooilijn.

 

De uitsprong boven de rooilijn bedraagt 30 cm vanaf een hoogte van 2,90 m. Er wordt een afwijking gevraagd omdat deze hoogte amper 10 cm lager is dan voorzien in het bouwreglement (20 cm vanaf een hoogte van 3 m). Rekening houdend met de breedte van het voorliggend voetpad (1,55 m) en de extra breedte van de parkeerstrook van 1,70 m is de kans op aanrijding bijna onbestaand.

 

We kunnen akkoord gaan met een beperkte afwijking en een uitsprong van maximum 20 cm toestaan. Dit wil zeggen dat er tussen een hoogte van 2,90 m en 3 m een uitsprong van 20 cm zal toegestaan worden in plaats van 10 cm.

 

Gewestelijke verordening hemelwater

De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023. (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023)

Zie waterparagraaf.

 

Gewestelijke verordening toegankelijkheid

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

 

Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.

 

Gewestelijke verordening voetgangersverkeer

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.

 

Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.

4.4.   Uitgeruste weg

Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.

5.       WATERPARAGRAAF

 

5.1. Ligging project

Het project ligt in een afstroomgebied van de Ledebeek in beheer van Vlaamse Milieumaatschappij - Afdeling Operationeel Waterbeheer - Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.

 

Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:

- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).

- niet gelegen in een signaalgebied.

 

Het perceel is momenteel bebouwd.

 

5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.

 

-      Hemelwaterput

Met voorliggende aanvraag wordt de bestaande woning uitgebreid met een gelijkvloers aanbouwvolume. Hierdoor is de aanleg van een hemelwaterput verplicht.

 

Er is een bestaande hemelwaterput aanwezig met een onbekende inhoud. De hemelwaterput is vermoedelijk niet uitgerust met een pompinstallatie die voorziet in het hergebruik van het opgevangen hemelwater gezien er op het rioleringsplan geen leidingen vanuit deze put worden getrokken richting de woning.

 

Aanvullend aan de bestaande hemelwaterput wordt een bijkomende hemelwaterput met een volume van 5000 l geplaatst.

 

De horizontale dakoppervlakte die in principe in rekening moet gebracht worden bedraagt 109 m². Hierdoor moet een hemelwaterput voorzien worden met een minimale inhoud van 7500 l.  Gezien er al een bestaande hemelwaterput aanwezig is en deze wordt aangesloten op de nieuwe hemelwaterput kunnen we akkoord gaan met de situatie hoe ze aangevraagd wordt.

 

De nieuwe hemelwaterput wordt uitgerust met een pompinstallatie die voorziet in het hergebruik van het opgevangen hemelwater voor toiletspoeling, poetswater, wasmachine en gebruik buiten.

 

-      Infiltratievoorziening

Het perceel is groter dan 120 m², waardoor er verplicht een bovengrondse infiltratievoorziening aangelegd moet worden waarop de overloop van de hemelwaterput is aangesloten.

 

Er wordt een ondergrondse infiltratievoorziening (PVC-kratten) met een volume van 1800 l en een oppervlakte van 3,84 m² op 70 cm onder het maaiveld aangelegd. Dit is niet in overeenstemming met de hemelwaterverordening naar zowel grootte als inplanting.

 

De in rekening te brengen afwaterende oppervlakte bedraagt 79 m². De infiltratievoorziening hiervoor zal een oppervlakte van 6,32 m² moeten hebben met een bufferend volume van 2607 l. Dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.

 

De vergunningsaanvrager toont bijkomend gemotiveerd aan dat de ondergrondse aanleg onvermijdbaar is, omwille van de helling van het terrein. Het infiltratiebekken zou hierdoor vrij diep komen te liggen (het terrein loopt op naar de achterste perceelsgrens toe), en zou hierdoor de beperkte tuinzone hypothekeren. Bovendien zou bij overlopen van het bovengronds infiltratiebekken het risico bestaan dat het water de woning binnenloopt.

 

In de hemelwaterverordening is de mogelijkheid om af te wijken ingebouwd. Dit werd verder gespecifieerd in het technisch achtergronddocument bij deze verordening. Hierin worden de afwijkingsmogelijkheden voor het plaatsen van een bovengrondse infiltratievoorziening opgesomd: te hoge grondwaterstand, lage infiltratiecapaciteit van de bodem, gebrek aan ruimte, bodemverontreiniging of de aanwezigheid van een waterloop. De gevraagde afwijking komt niet voor op deze lijst. De vraag tot afwijking moet gemotiveerd aangetoond worden. Om dit aan te tonen moeten bijvoorbeeld bij de vergunningsaanvraag afwateringskaarten ed. toegevoegd worden. Dit werd niet gedaan. De gevraagde afwijking kan bijgevolg niet aanvaard worden.

 

-      Groendak

Er wordt een nieuw plat dak aangelegd met een oppervlakte van 38,18 m². Dit dak is volledig geschikt om als groendak aan te leggen.

 

Het algemeen nuttig hergebruik (ANG) wordt berekend op 4920 l. De dakoppervlakte die kan instaan voor opvang en hergebruik van hemelwater bedraagt (ANG/50) bedraagt 98,40 m².

 

Het nuttig gebruik wordt eerst toegekend aan de schuine daken en bij een verbouwing ook de bestaande platte daken van een gebouw en pas nadien aan de nieuwe daken met een hellingsgraad tot 15 graden. Het voorste dakvlak van het hellend dak wordt niet aangesloten op de hemelwaterput waardoor er ca. 73 m² dakoppervlakte dient voor hergebruik.

 

De horizontale dakoppervlakte bedraagt minder dan de dakoppervlakte die kan instaan voor opvang en hergebruik van hemelwater, dit impliceert dat er geen groendak moet aangelegd worden.
 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

Overstromingen

Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.

 

Waterkwaliteit

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

5.3. Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.

6.       PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag heeft geen milieueffectrapport of project-MER-screening nodig.

7.       OPENBAAR ONDERZOEK

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 23 januari 2024 tot 21 februari 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werd 1 bezwaar ingediend.

 
De bezwaren worden als volgt samengevat:
 

-      Lichtinval en zicht

De achterbouw van de woning van de bezwaarindiener is noordwest georiënteerd ten opzichte van de nieuwe aanbouw. De dakkoepel van de achterbouw van de woning van de bezwaarindiener ligt ten westen naast de muur die de aanvrager wil optrekken. Deze verbouwingen doet de inspanningen van de bezwaarindiener om meer licht in hun woning te trekken teniet.

De hoge muur belemmert het zicht van de bezwaarindiener vanuit de dakkoepel.

 

-      Foutieve plannen

1/ Op het plan profiel lengte staat in stippellijn het profiel van de woning van de bezwaarindiener. Hierop duidt de architect met stippellijn aan dat de kelder van de bezwaarindiener naast de kelder van nr. 219 ligt, terwijl er op het plan van de bezwaarindiener te zien is dat diens kelder aan de voorkant van hun huis ligt.

 

2/ Op het plan profiel lengte is te zien hoe het niveau van de tuin van nr. 219 afloopt naar voor tot op zijn maaiveld (punt vanwaar er begint te bouwen). Wat de architect niet aangeeft is dat de tuinen van zowel nr. 217 als van nr. 221 achteraan even hoog liggen als de tuin van de bouwheer.

 

3/ Op het plan komt de nieuwe achterbouw 25 cm onder de rand van het slaapkamerraam van de bezwaarindiener dat 75 cm boven de aanbouw van de bezwaarindiener ligt en dus slechts 5 cm hoger ligt dan de nieuwe aanbouw.

 

4/ De hoogte van de achtgevel is onjuist. De achtergevel van nr. 219 wordt lager ingetekend dan de achtergevel van de woning van de bezwaarindiener. In werkelijkheid is het omgekeerd.

 


Naar aanleiding van het stedenbouwkundig onderzoek van deze aanvraag worden de bezwaren als volgt besproken:
 

-      Lichtinval en zicht

In stedelijke gebieden wordt een scheidingsmuur met een hoogte van ongeveer 3,50 m als algemene stedenbouwkundige norm aanvaard. Vanaf het tuinniveau zal de nieuwe aanbouw een hoogte hebben van 3,50 m. De hoogte van 3,65 m is gemeten ten opzichte van het straatniveau terwijl de aanbouw zich achteraan de woning op tuinniveau bevindt. Het tuinniveau ligt 20 cm hoger dan de straat waardoor de aanbouw gemeten vanaf tuinniveau een hoogte van 3,45 m heeft.

 

Deze scheidingsmuur dient op een kwalitatieve wijze te worden afgewerkt. Het uitzicht van deze muur zal, mits kwalitatieve afwerking, geen afbreuk doen aan het uitzicht van de woning van de bezwaarindiener.

 

-      Foutieve plannen

Het valt onder de verantwoordelijkheid van de architect om correcte plannen op te maken. Bij de beoordeling van een stedenbouwkundige aanvraag baseert men zich op deze plannen.

 

8.       OMGEVINGSTOETS

Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Voorliggende aanvraag heeft tot doel het aanpassen van een bestaande eengezinswoning  aan de hedendaagse comforteisen. De verbouwing gebeurt zodanig dat er een visuele verbinding tussen de leefruimtes en de tuin, die in de huidige situatie door de bestaande gebouwenconfiguratie volledig ontbreekt, gecreëerd wordt. De bouwdiepte van de nieuwe achterbouw wordt beperkt tot 16 m en de gelijkvloerse oppervlakte wordt, op de garage en berging na, ingericht als één aaneengesloten ruimte waarin de keuken en de leefruimtes worden ondergebracht. Deze ruimte wordt door middel van een brede glaspartij met de tuin verbonden. Door de koppeling van de leefruimtes aan elkaar en aan de buitenruimte wordt daglicht tot diep in de woning naar binnen getrokken.

Het isoleren van de voorgevel zal een positief effect hebben op zowel het wooncomfort als de energie-efficiëntie van de woning. De gevel wordt op een kwalitatieve manier afgewerkt en zal daardoor ook een opwaardering van het straatbeeld betekenen. Na het plaatsen van de isolatie en de afwerking blijft het voetpad voldoende breed. Het materiaalgebruik en de vormgeving zijn duurzaam en esthetisch verantwoord.

De bouwhoogte van de nieuwe achterbouw bedraagt 3,65 m gemeten vanaf de straat en 3,45 m gemeten vanaf het niveau van de tuin. Algemeen wordt een hoogte van 3,50 m aanvaard in stedelijke context. De aanvraag voldoet hier aan. Er wordt geen noemenswaardige hinder verwacht.

Omwille van voormelde redenen kan de aanvraag vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening worden aanvaard.


CONCLUSIE 

Voorwaardelijk gunstig, mits voldaan wordt aan de bijzondere voorwaarden is de aanvraag in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

 

Waarom wordt deze beslissing genomen?

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor verbouwen van een eengezinswoning aan Bob Lootens - Ans Gosselé gelegen te Heiveldstraat 219, 9040 Gent.

De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.

Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.

Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.

Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.

 

 

Artikel 2

Legt volgende voorwaarden op:

Infiltratievoorziening:

Er moet een bovengrondse infiltratievoorziening geplaatst worden met een oppervlakte van 6,32 m² en een bufferend volume van 2607 l die als overloop dient voor de nieuwe hemelwaterput.

 

Gevelisolatie:

De uitsprong over de rooilijn mag tussen een hoogte van 2,90 m en 4 m maximum 20 cm bedragen.

 

Riolering:
De aansluiting op het rioleringsnet is verplicht en wordt, wat betreft het gedeelte op het openbaar domein, uitgevoerd door FARYS. Een aanvraag tot het bekomen van een huisaansluiting moet ingediend worden bij FARYS via www.farys.be/nl/rioolaansluiting (voor telefonische info: 078 35 35 99).

 

De afvoer van het regen- en afvalwater moeten op kosten en op risico van de bouwheer, binnen zijn eigen terrein uitgevoerd worden. Het afvoeren kan hetzij door natuurlijke afloop, hetzij door oppompen.
 

Een bestaande aansluiting of een wachtaansluiting dient in regel gebruikt/ (her)bruikt te worden. De  locatie en de diepteligging ervan zijn bindend. De bestaande aansluiting dient ter hoogte van de rooilijn opgezocht, opgemeten en gemarkeerd te worden. Indien ze (tijdelijk) niet in dienst blijft is het de taak van de bouwheer om deze ter hoogte van de rooilijn dicht te maken om elke instroom te vermijden.

Bij een nieuwe huisaansluiting wordt het traject bepaald in overleg tussen rioolbeheerder en klant. De algemene veiligheid, de instandhouding en de normale werking van de elementen van de huisaansluiting moeten verzekerd zijn en het toezicht, de controle en het onderhoud moeten gemakkelijk uitgevoerd kunnen worden. Voor de diepteligging dient er rekening mee gehouden te worden dat de huisaansluiting in regel door FARYS wordt gerealiseerd vóór aanleg van de privéwaterafvoer op een maximale diepte van 50 cm onder het maaiveld. Indien de diepteligging van de hoofdriolering of (kruisen van de) nutsleidingen deze diepte niet toelaten, zal de huisaansluiting op de meest haalbare diepte worden aangelegd.

 

De aanvrager dient zich te houden aan de bepalingen van het Bijzonder Waterverkoopreglement huisaansluitingen. Dit reglement is terug te vinden op www.farys.be/wettelijke-bepalingen.

De bijzondere aandacht wordt gevestigd op :

  • De openbare riolering kan onder druk komen tot het maaiveld niveau, wat neerkomt op een stijging van het waterpeil in de buizen en de aansluitingen (code van goede praktijk voor  rioleringssystemen : www.vmm.be/wetgeving/code-van-goede-praktijk-voor-rioleringssystemen).
    De bouwheer moet hier dan ook rekening mee houden bij de aanleg van (en de aansluitingen op) zijn privéwaterafvoer. Het Stadsbestuur kan onder geen enkele voorwaarde aansprakelijk gesteld worden voor schade door wateroverlast die een gevolg is van een onoordeelkundige aanleg van de privéwaterafvoer.
  • Door de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels, zowel op openbaar als op privaat domein, kan er sneller geurhinder ontstaan als gevolg van het geconcentreerde (onverdunde) afvalwater.
    De aanvrager dient bij geurhinder op eigen initiatief en kosten elke instroomopening op zijn privéwaterafvoer door middel van een waterslot geurdicht af te schermen.
    Om geurhinder als gevolg van de eigen private riolering te reduceren werden er enkele richtlijnen opgesteld, die je via deze link kan terugvinden: www.farys.be/richtlijnengeurhinder.

De interne riolering moet zo ontworpen worden dat een aansluiting op het gescheiden rioleringsstelsel mogelijk is (afzonderlijke aansluitingen voor regenwater en afvalwater).

Het is toegestaan het regenwater ter plaatse te laten infiltreren.

 

De keuring van de privéwaterafvoer is verplicht volgens het Algemeen Waterverkoopreglement bij aanbouw en/of het voorzien van een nieuwe aansluiting. Meer informatie vind je op www.farys.be/keuring-privewaterafvoer. 

 

Er moet blijvend voorzien worden in een septische put, enkel alle toiletten dienen aangesloten te worden op de septische put.


De regenwaterpijp op de straatgevel mag maximaal 10 cm uitspringen. Deze moet onderaan, tot 1 m hoogte, uitgevoerd worden in gietijzer of in een ander materiaal dat evengoed bestand is tegen breuk of blijvende beschadiging.
Indien de regenwaterpijp verder dan 1,5 m van de rioolvertakking verwijderd is, moet de bouwheer deze binnenshuis op het interne rioleringssysteem aansluiten.

 

Afbeelding met tekst, lijn, schermopname, diagram

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

De aanleg van privé-putten en privé-leidingen vóór de rooilijn wordt niet toegestaan.

 

 

Artikel 3

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Openbaar domein:
De bouwheer/vergunninghouder is steeds verantwoordelijk voor beschadigingen aan de inrichting van het openbaar domein, groenaanleg, bermen, trottoirs, boordstenen, (straat)kolken en de rijweg, die te wijten zijn aan de bouwactiviteit. De dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen herstelt deze beschadigingen op kosten van de bouwheer/vergunninghouder.

 

De bouwheer/vergunninghouder moet voor de aanvang van de werken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opmaken van de omliggende trottoirs en wegenis met bijzondere aandacht voor de (straat)kolken.

Deze dient bezorgd te worden aan de dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, via afgifte op het Stadkantoor Gent, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent, tel.: 09/266 79 .00, via e-mail: tdwegen@stad.gent of per post aan Stad Gent t.a.v. Dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen, Botermarkt 1, 9000 Gent.

Deze dient ten laatste twee weken voor aanvang van de werken verstuurd of afgegeven te worden, indien deze laattijdig ingediend wordt kan deze niet als tegensprekelijk beschouwd worden.

U kan dit door een architect of landmeter laten doen maar u mag dit ook zelf opnemen. (u maakt een aantal algemene foto’s vergezeld van detailfoto’s met reeds aanwezige schade aan het openbaar domein. Bij elke foto zet u een beschrijving en u voegt een plannetje toe met aanduiding van de positie van de foto’s).

 

In functie van de werfzone op het openbaar domein is een vergunning Inname Publieke Ruimte noodzakelijk. U vraagt dit digitaal aan via de website www.stad.gent (typ tijdelijke werfzone in het zoekveld).