Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen weigert de aanvraag.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
De heer Ignace Van Hijfte met als contactadres Muizelstraat 15, 9041 Gent en De heer Pascal Van Hijfte met als contactadres Vaartstraat 8, 9931 Lievegem hebben een aanvraag (OMV_2023146316) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 5 november 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen handelt over:
• Onderwerp: het bouwen van twee gekoppelde eengezinswoningen
• Adres: Molenwalstraat , 9030 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 29 sectie A nrs. 518D en 518E
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 4 januari 2024.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 12 maart 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
De aanvraag omvat het bouwen van twee nieuwe woningen (type halfopen en gesloten) op een braakliggend terrein langs de Molenwalstraat in Mariakerke.
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
De nieuwe woningen worden voorzien op 7,85 m van de straat en op 2,60 m van de rechterperceelsgrens en tegen de linkerperceelsgrens. De woningen tellen twee bouwlagen, afgewerkt met een hellend dak (kroonlijst hoofdvolume: 5,60 m ; nokhoogte: 10,25 m). De bouwdieptes op zowel het gelijkvloers als de verdieping bedraagt bij beide woningen 9,30 m. De gevels worden in hoofdzaak afgewerkt met een roodbruine gevelsteen.
De woningen zijn niet voorzien van een inpandige garage.
Bij elke woning wordt een hemelwaterput met een volume van 5000 liter geplaatst en een buffer van 1500 liter en 4 m².
2. HISTORIEK
Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Overeenkomstig artikel 35 van het omgevingsvergunningsbesluit zijn er geen externe adviezen vereist.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Gewestplan
Het project ligt in woongebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Gewestelijk RUP
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
BPA
Het project ligt in het bijzonder plan van aanleg MOLENWALSTRAAT, goedgekeurd op 24 januari 1991, en is bestemd als zone voor halfopen bebouwing, zone voor koeren en tuinen en zone voor voortuinstroken.
De aangevraagde handelingen zijn getoetst op hun conformiteit met de stedenbouwkundige voorschriften van de geldende plannen. De aanvraag is niet in overeenstemming met volgende stedenbouwkundige voorschriften:
1/ Zone voor halfopen bebouwing
- Bij kopgebouwen moet de zijdelingse afstand minstens 3 m bedragen.
De zijdelingse afstand tussen de rechterwoning en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 2,60 m.
2/ Zone voor voortuinstroken
- Opritten zijn een nevenfunctie binnen deze bestemmingszone en mogen 30% van de zone innemen.
De voortuinstrook bij de linker woning heeft een oppervlakte van ca. 47 m² wat resulteert in een mogelijke bezetting van ca. 14 m². De oprit heeft een oppervlakte van 23,58 m².
De voortuinstrook bij de rechter woning heeft een oppervlakte van ca. 67,30 m² wat resulteert in een mogelijke bezetting van ca. 20,19 m². De oprit heeft een oppervlakte van 23,58 m².
- Afsluitingen op alle perceelsgrenzen zullen bestaan uit een levende haag eventueel versterkt met palen en draad (maximum hoogte 2 m).
Op de perceelsgrens met de links aanpalende woning wordt een muurtje met een hoogte van 60 cm geplaatst.
3/ Zone voor koeren en tuinen
- Afsluitingen op alle perceelsgrenzen zullen bestaan uit een levende haag eventueel versterkt met palen en draad (maximum hoogte 2 m).
Er worden houten afsluitingen geplaatst.
Overeenkomstig artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan beperkt afgeweken worden van de stedenbouwkundige voorschriften van een BPA, wat betreft de perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van de constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.
Artikel 4.4.9/1 van de VCRO bepaalt dat het vergunningverlenende bestuursorgaan bij het afleveren van een omgevingsvergunning mag afwijken van de stedenbouwkundige voorschriften van een BPA, voor zover dit plan ouder is dan 15 jaar op het moment van de indiening van de aanvraag en mits het in acht nemen van een aantal voorwaarden:
Daarnaast blijft de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening onverminderd gelden bij de afweging of het gebruik van zo’n afwijkingsbepaling al dan niet wénselijk is. De toetsing kan teruggevonden worden onder ‘omgevingstoets’. Voor deze aanvraag betreft dit een negatieve evaluatie.
Op 19/09/2019 werd door het college van burgemeester en schepenen het beleidskader ‘Ruimtelijk Rendement in relatie tot Ruimte voor Gent’ goedgekeurd. In dit beleidskader wordt onder meer benadrukt dat BPA’s in het verleden al de goede ruimtelijke ordening voor specifieke gebieden hebben vastgelegd en vaak ook blijvend een actuele weergave van de ruimtelijke visie (inclusief een verhogen van het ruimtelijk rendement) kunnen zijn. De stedenbouwkundige voorschriften in de BPA’s kunnen dus niet steeds zomaar achterwege gelaten worden.
De afwijkingen op de voorschriften van het BPA zijn niet aanvaardbaar om volgende redenen:
1/ Zone voor halfopen bebouwing
Afwijken op de breedte van de zijtuinstrook binnen een BPA kan enkel in functie van een verdere verdichting. Dit betekent een aantal open of halfopen bebouwingen vervangen door een groep van rijwoningen met daarnaast een ruime groene zijtuinstrook in functie van doorzichten, kleinschaligheid en ontharding. Het BPA voorziet hier ruimte voor twee eengezinswoningen dus we kunnen niet stellen dat de aanvraag kadert in het verder verdichten van de beschikbare ruimte.
Een zijtuinstrook van 3 m is het minimum. De aanpalende woning staat op 3,40 m van de gemeenschappelijke perceelsgrens wat de onderlinge afstand op 6 m brengt. Voor de aanpalende woning geldt echter ook de regel dat de zijdelingse strook minimum 3 m breed moet zijn bij mogelijke toekomstige uitbreidingen.
2-3/ Tuinzones
Het verharden van voortuinstroken wordt verder besproken bij de toetsing aan het Algemeen Bouwreglement (paragraaf 4.3 in dit verslag). Het beleidskader ‘Ruimtelijk Rendement in relatie tot Ruimte voor Gent’ is hier ook zeer duidelijk in. We houden de beperking van het verhardingspercentage aan en verstrengen het zelfs. Als er een voortuin is, moet die groen zijn. De enige verharding die is toegelaten, is de strikt noodzakelijke verharding om de woning te bereiken.
Dit alles met het oog op het creëren van een groene omgeving. Het plaatsen van een houten of stenen afsluiting draagt hier niet aan bij. Er wordt afgeweken van de algemene strekking van het plan dat een groene omgeving voorop stelt.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
4.3. Verordeningen
Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 24 april 2023, van kracht sinds 23 juni 2023.
Het ontwerp is niet in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement, het wijkt af op volgende punten:
- Artikel 3.2 – Beperken van verhardingen
Het verharden van oppervlaktes moet tot een minimum beperkt worden. De strikt noodzakelijke verhardingen moeten waar mogelijk als verharding met natuurlijke infiltratie of als waterdoorlatende verharding aangelegd worden.
Bij beide woningen wordt in de voortuin een oprit geplaatst zonder dat de woningen over een garage beschikken. Deze opritten kunnen bijgevolg niet beschouwd worden als strikt noodzakelijke verharding.
- Artikel 4.18 – Samenstelling en afmetingen van de woningen
De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van de woonkamer, de keuken en de slaapkamer mag bij nieuwbouw niet lager zijn dan 2,50 m.
De vrije hoogte op de eerste verdieping, waar twee slaapkamers voorzien worden, bedraagt 2,40 m.
- Artikel 4.20 – Natuurlijke verlichting
In een appartement, een eengezinswoning, een schakelwoning en een hospitawoning moeten de
woonkamer, de keuken en de slaapkamer daglicht ontvangen. Deze daglichten moeten cumulatief aan volgende voorwaarden voldoen:
voor een keuken en een woonkamer in een appartement of een eengezinswoning moet de totale oppervlakte van het daglicht minimum 1/10 van de netto vloeroppervlakte van de keuken of de woonkamer bedragen, met een minimum van 1 m²;
De keukens in beide woningen hebben maar één raam, dat in de voorgevel. Bij beide woningen heeft dit raam een oppervlakte van slechts 0,90 m², dit is te weinig.
Gewestelijke verordening hemelwater
De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023 (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023): zie waterparagraaf.
4.4. Uitgeruste weg
Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.
5. WATERPARAGRAAF
5.1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van Stad Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- het hele perceel is integraal gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is middelgroot (gebied waar er jaarlijks meer dan 1% kans is op overstroming).
- niet gelegen in een signaalgebied.
Het terrein is momenteel braakliggend.
5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.
HEMELWATERPUT
De nieuwe woningen hebben elk een horizontale dakoppervlakte van 55,80 m². Hierdoor moet een hemelwaterput voorzien worden met een minimale inhoud van 5000 liter.
De hemelwaterput wordt uitgerust met een pompinstallatie die voorziet in het hergebruik van het opgevangen hemelwater voor toiletspoeling, poetswater, wasmachine en gebruik buiten.
INFILTRATIEVOORZIENING
Beide percelen zijn groter dan 120 m², waardoor er verplicht een infiltratievoorziening aangelegd moet worden. De overloop van de hemelwaterput moet aangesloten worden op een voldoende ruim gedimensioneerde bovengrondse infiltratievoorziening.
Op de plannen staat aangeduid dat in de voortuinstroken bij beide woning een buffer met een volume van 1500 liter en een oppervlakte van 4 m² wordt aangelegd. Dit voldoet niet aan de hemelwaterverordening.
Er moet bij beide woningen een bovengrondse infiltratievoorziening aangelegd worden met een oppervlakte van 4,50 m² en een buffervolume van 1841,40 liter.
GROENDAK
De woningen hebben beiden een hellend dak. Er worden geen nieuwe platte voorzien die als groendak aangelegd kunnen worden.
BODEM
De aanleg van de ondergrondse constructie mag er geenszins voor zorgen dat er een permanente drainage optreedt met lagere grondwaterstanden tot gevolg. Een dergelijke permanente drainage is immers in strijd met de doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid waarin is opgenomen dat verdroging moet voorkomen worden, beperkt of ongedaan gemaakt. De ondergrondse constructie dient dan ook uitgevoerd te worden als volledig waterdichte kuip en zonder kunstmatig drainagesysteem.
Een grondwaterbemaling kan noodzakelijk zijn voor de bouwkundige werken of de aanleg van de openbare nutsvoorzieningen. Bij bemaling moet volgens Vlarem minstens een melding van de activiteit gebeuren. Ze kan evenwel vergunningsplichtig zijn en zelfs merplichtig naargelang de ligging, de diepte van de grondwaterverlaging en het opgepompte debiet. De akte of vergunning moet verleend zijn door de bevoegde instantie vooraleer de bemalingswerken kunnen gestart worden.
In een aanvraagdossier voor een vergunning of melding moeten steeds de effecten naar de omgeving onderzocht worden, op basis van de gemodelleerde debieten en het bemalingsconcept, en moet steeds vermeld worden op welke manier zal omgegaan worden met het opgepompte bemalingswater (toepassing van de bemalingscascade). De bemalingsinstallatie dient geplaatst te worden door een erkend boorbedrijf.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Volgens de pluviale overstromingskaart bestaat er een middelgrote overstromingskans ter hoogte van het project. Om de impact op het overstromingsregime te vermijden dienen ruimten met kwetsbare functies te worden beschermd tegen wateroverlast door het volgen van de richtlijnen omtrent overstromingsveilig bouwen https://www.vmm.be/water/overstromingen/hoe-je-woning-beschermen.
Ernstiger overstromingen dan in het verleden zijn niet uit te sluiten en er kan geen sluitende garantie gegeven worden dat er zich op het perceel in de toekomst geen wateroverlast meer zal voordoen.
Het ontwerp houdt op geen enkele manier rekening met de overstromingsgevoeligheid op het perceel.
Waterkwaliteit
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
5.3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag de watertoets niet doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag heeft geen milieueffectrapport of project-MER-screening nodig.
7. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 12 januari 2024 tot 10 februari 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werden geen bezwaren ingediend.
8. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft het bouwen van twee eengezinswoningen op twee percelen gelegen in het BPA Molenwalstraat en in overstromingsgebied. Omdat de aanvraag onvoldoende rekening houdt met deze twee factoren komt de aanvraag niet voor vergunning in aanmerking. Hieronder wordt dit nog verder gemotiveerd.
De invulling van het terrein met twee eengezinswoningen, één gesloten en één halfopen, is ruimtelijk de beste oplossing voor dit terrein en is ook wat het BPA voorstelt. Beide woningen zijn met een bouwdiepte van 9,30 m op het gelijkvloers en de verdieping zeer compacte woningen.
De leefruimtes staan in een zeer goede relatie met de ruime tuinzone door de de plaatsing van omvangrijke glaspartijen in de achtergevels. Aan de voorzijde wordt telkens een zeer smal raam voorzien met een glasoppervlakte van minder dan 1 m² waardoor de natuurlijke lichtinval in de keuken beperkt is. Bij de gesloten woning is dit onaanvaardbaar omdat er slechts lichtinval is langs twee kanten. Bij woningen van het driegeveltype zijn er meer mogelijkheden om licht diep in de woning te trekken. In dit geval is de rechter zijgevel echter zeer gesloten met slechts één smal raam op het gelijkvloers en één smal raam in de zolder. In de eerste verdieping zit geen raam in de zijgevel. Slechts 90 cm van de 9,30 m bestaat uit glas, de rest is een blinde gevel. Dit is niet aanvaardbaar. De halfopen woning houdt naar vormgeving en afwerking toe geen rekening met de specifieke vereisten die een halfopen woning met zich meebrengt.
Ook het creëren van een bredere zijtuinstrook draagt bij aan het halfopen karakter van de woning. Een bredere zijtuinstrook heeft tot gevolg dat de woning smaller zal worden dan 6 m wat ook strijdig is met de voorschriften van het BPA. Dit is echter wel een afwijking waar we akkoord mee kunnen gaan zolang er nog voldoende woonkwaliteit gegarandeerd kan worden. Het is mogelijk om zowel op het gelijkvloers als op de verdieping dieper te bouwen en toch nog compact te blijven.
De voorziene woonkwaliteit op het gelijkvloers is over het algemeen positief behalve als het aankomt op natuurlijk daglicht. De ruimtes zijn allemaal voldoende groot.
Hoewel in de woningen geen inpandige garages worden voorzien, worden in de voortuinstroken elk een oprit aangelegd. In functie van het respecteren en benadrukken van het groene karakter van de onmiddellijke omgeving dient een voortuinstrook maximaal als tuin te worden aangelegd. Voortuinen zijn een wezenlijk deel van het straatbeeld en vervullen een verfraaiende functie met de omgeving. De verharding van de voortuinen in functie van de toegankelijkheid van de woningen moet om deze redenen worden beperkt zodat de voortuin maximaal als groene buitenruimte kan worden ingericht. Er moet ook opgemerkt worden dat er drie straatbomen voor het terrein staan. De oprit van de gesloten woning houdt onvoldoende rekening met deze bomen waar minstens 1 m afstand van gehouden moet worden.
Tenslotte wordt er op geen enkele manier rekening gehouden met de overstromingsgevoeligheid van het terrein. Ook de gewestelijke hemelwaterverordening wordt verkeerdelijk geïnterpreteerd als het aankomt op de infiltratievoorziening. Bij een volgende aanvraag moet er in de beschrijvende nota een aparte paragraaf toegevoegd worden met een toetsing aan de overstromingskaarten en de gewestelijke hemelwaterverordening.
Bovenstaande argumenten bevestigen dat de aanvraag getuigd van weinig terreinkennis zeker wanneer ook blijkt dat de percelen gelegen zijn in Mariakerke in plaats van Oostakker zoals in de beschrijvende nota wordt beweerd.
CONCLUSIE
Ongunstig, de aanvraag is strijdig met de voorschriften van het BPA Molenwalstraat, is niet in overeenstemming met artikel 3.2 en 4.20 van het algemeen bouwreglement van de stad Gent en doorstaat de watertoets niet.
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen weigert de omgevingsvergunning voor het bouwen van twee gekoppelde eengezinswoningen aan de heer Ignace Van Hijfte en de heer Pascal Van Hijfte gelegen te Molenwalstraat , 9030 Gent.