Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 24 en 42.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen geeft gunstig advies.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
De heer Jonathan Verbruggen met als contactadres Zeeschipstraat 100, 9000 Gent en Martin Verbruggen BV met als contactadres Zeeschipstraat 100, 9000 Gent hebben een aanvraag (OMV_2024024985) ingediend bij de deputatie op 6 mei 2024.
De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:
• Onderwerp: het verder exploiteren en veranderen van een opslagplaats voor schroothandel en mechanische behandeling (IIOA en SH) + bijstelling
• Adres: Zeeschipstraat 100, 9000 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 13 sectie S nrs. 418/2 R, 428H3, 428L3, 428K3 en 467P
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 12 juni 2024.
De deputatie heeft het college van burgemeester en schepenen om advies gevraagd op 12 juni 2024.
De aanvraag volgde de gewone procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 16 juli 2024.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
De aanvraag betreft een gecombineerde omgevingsvergunningsaanvraag met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
De aanvraag omvat het verder exploiteren en veranderen van een opslagplaats voor schroothandel en mechanische behandeling (IIOA en SH) + bijstelling.
De omgeving van de aanvraag wordt gekenmerkt door een industriële omgeving met magazijnen en productie bedrijven.
De aanvraag betreft het slopen van de bestaande woning en bijgebouwen. De bestaande loods wordt uitgebreid aan de zuidzijde. Ter hoogte van de oostelijke perceelsgrens wordt op de perceelsgrens gebouwd, palend aan de bestaande aanpalende bebouwing.
Ter hoogte van de zuidelijke perceelsgrens wordt een afstand van 4,25 m gerespecteerd.
De uitbreiding van de loods heeft een plat dak en is voorzien voor het plaatsen van zonnepanelen. De uitbreiding heeft een hoogte van 9,74 m, wat aansluit met de nokhoogte van de bestaande bebouwing.
De gevels worden afgewerkt met lichtgrijze betonpanelen. De dakrand in gelakt aluminium. Aan de zijde van de koer is een grote opening in de gevel.
De bestaande verharding bestaat momenteel voor het grootste deel uit betonverharding en een klein stuk in betonklinkers. Omwille van milieutechnische redenen wordt de bestaande verharding in klinkers volledig vervangen door vloeistofdichte betonverharding. Het hemelwater dat op de koer valt, wordt beschouwd als afvalwater. In de groenzone tussen de uitbreiding van de loods en de zuidelijke perceelsgrens wordt de bovengrondse wadi aangelegd.
Beschrijving van de aangevraagde inrichtingen of activiteiten
Het betreft het verder exploiteren en veranderen van een opslagplaats voor schroothandel en mechanische behandeling (IIOA en SH) + bijstelling.
De exploitant baat een inrichting uit voor de opslag van hoofdzakelijk metaal en schroot met bijhorende mechanische behandeling (sporadisch verkleinen van het aangevoerd schroot voor transportdoeleinden). Daarnaast worden ook elektrische kabels, AEEA en afgedankte batterijen opgeslagen.
De inrichting betreft een familiale schroothandel welke momenteel vergund is op naam van "bvba Martin Verbruggen" met als einddatum 11/12/2033. Via deze omgevingsvergunningaanvraag wenst men de activiteiten over te laten van vader op zoon. Conform art. 70.§2.1° wordt de overname aangewend om een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aan te vragen.
Bijkomend voorziet de aanvraag ook in de bouw van een bijkomende loods welke een reorganisatie van het terrein tot gevolg zal hebben maar geen uitbreiding van de opslaghoeveelheden.
Met voorliggend dossier wenst het bedrijf de lozingsdebieten voor het bedrijfsafvalwater aan te passen aan de nieuwe rekenregels van de VMM waarbij rekening gehouden wordt met piekdebieten bij regenweer. De overige IIOA zijn ongewijzigd en worden hernieuwd.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid |
2.2.1.d)1° | opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen (maximaal 100 ton) | klasse 2 | Hernieuwing | 12 ton |
2.2.1.e)3° | opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen, uitgezonderd de inrichtingen, vermeld in subrubriek 2.2.1, b), met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is | klasse 1 | Hernieuwing | 60 ton |
2.2.2.c)3° | opslag en mechanische behandeling van schroot (meer dan 100 ton tot en met 500 ton) | klasse 2 | Hernieuwing | 183 ton |
3.4.2° | lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Nieuwe rekenregels VMM potentieel verontreinigd hemelwater | klasse 2 | Verandering | 21,85 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50.000 l | klasse 3 | Hernieuwing | 200 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | klasse 3 | Hernieuwing | 1 verdeelslang |
15.1.1° | stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens | klasse 3 | Hernieuwing | 3 voertuigen |
17.3.2.1.1.1°b) | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | klasse 3 | Hernieuwing | 2,075 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen (andere dan rubriek 29.5.1) en mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied (van 5 kW tot en met 200 kW) | klasse 3 | Hernieuwing | 5,25 kW |
Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:
Art. 4.2.5.1.1.§1 – controle-inrichting
Omschrijving:
Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³ per dag of 50 m³ per maand of 500 m³ per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen.
Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen:
- voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;
Motivatie:
De hoge debieten die worden aangevraagd zijn berekend op basis van een composietbui met een terugkeerperiode van 2 jaar. Gezien de hoge debieten slechts in mindere mate zullen voorkomen wordt door de VMM geacht dat een controle-inrichting bestaande uit een controleput voldoende is voor dergelijke inrichtingen.
Voorstel:
In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II dient het bedrijf geen meetgoot te plaatsen, gezien de hoge debieten slechts in mindere mate voorkomen. Een controle-inrichting bestaande uit een controleput wordt voldoende geacht.
Art. 5.2.1.5.§5 - groenscherm
Omschrijving:
Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5m breedte aangelegd.
Motivatie:
In de huidige en voorgaande milieuvergunningen werd een afwijking toegestaan dat het reeds aanwezige groenscherm met een breedte van ca. 1m behouden mag blijven. Met voorliggende hernieuwing wordt er opnieuw gevraagd om het bestaande groenscherm met een breedte van ca. 1m te blijven behouden. Het aanwezige groenscherm zorgt voor een voldoende visuele afscherming.
Voorstel:
In afwijking van artikel 5.2.1.5.§5 van VLAREM II volstaat het reeds aanwezige groenscherm met een breedte van ca. 1m.
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Stedenbouwkundige vergunningen
* Op 18/09/1986 werd een vergunning afgeleverd voor het bouwen van een woning en opslagplaats. (1986/926)
* Op 06/09/2001 werd een vergunning afgeleverd voor bouwen v/e zendstation voor mobiele communicatie: oprichten v/e zendstation voor mobiele communicatie. (2000/40241)
* Op 06/09/2001 werd een vergunning afgeleverd voor bouwen v/e zendstation voor mobiele communicatie: oprichten v/e zendstation voor mobiele communicatie. (2000/40241)
Milieuvergunningen
* Op 12/12/2013 werd door de deputatie een vergunning afgeleverd voor het verder exploiteren en het veranderen (door uitbreiding) van een opslagplaats voor schroot en mechanische behandeling.
* Op 01/10/2015 werd door de deputatie akte genomen voor een mededeling van een kleine verandering door uitbreiding van van een opslagplaats voor schroot en mechanische behandeling.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Wettelijk verplichte externe adviezen worden opgevraagd door de vergunningverlenende overheid.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 28 oktober 1998).
Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, distributiebedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen evenals toeleveringsbedrijven en synergiebedrijven van de watergebonden bedrijven en de bestaande gevestigde productiebedrijven. In dit gebied worden ook de volgende dienstverlenende bedrijven toegelaten, voor zover zij complementair zijn met de voornoemde bedrijven: bankagentschappen, benzinestations en collectieve restaurants ten behoeve van de in de zone gevestigde bedrijven.
Er wordt een bufferzone aangelegd aan de grens met de omliggende gebieden. In deze bufferzone worden geen handelingen en werken toegelaten die afbreuk doen aan de bufferfunctie, of aan de bestemming en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het aangrenzend gebied. Het gebied en de bufferzone die het omvat, kunnen slechts worden gerealiseerd en beheerd door de overheid.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening Zeehavengebied Gent - Inrichting R4-oost en R4-west' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 juli 2005).
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
4.3. Verordeningen
Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 25 maart 2024, van kracht sinds 27 mei 2024.
Het ontwerp is in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement.
Gewestelijke verordening hemelwater
De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023. (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023)
Zie waterparagraaf.
Gewestelijke verordening publiciteit
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van de gewestelijke publiciteitsverordening. (Besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023)
Het ontwerp is in overeenstemming met deze verordening.
4.4. Uitgeruste weg
Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gewestweg.
4.5. Archeologienota
Niet van toepassing voor deze aanvraag
5. WATERPARAGRAAF
De vergunningverlenende overheid staat in voor de opmaak van de waterparagraaf. Met betrekking tot de waterparagraaf wordt volgend advies uitgebracht:
Algemeen geplande toestand
Gebouwen of constructies
Bestaande dakoppervlakte – hellend dak: 483 m²
Uitbreiding loods – plat dak: 444 m²
Grondverharding
Vloeistofdichte betonverharding: 1.372 m²
Hemelwaterput
1 x 20.000 liter
Infiltratievoorziening
Oppervlakte: 71,76 m²
Volume: 29.601 liter
Verharding
Omwille van milieutechnische redenen (niet-overdekte buitenopslag van afvalstoffen) is het niet wenselijk om gebruik te maken van waterdoorlatende verharding. De verharding wordt aangelegd in niet-waterdoorlatende vloeistofdichte betonverharding. Het hemelwater dat hierop valt wordt beschouwd als afvalwater. Deze zone is aangesloten op een KWS-afscheider met slibvangput. Achter de KWS-afscheider bevindt zich een controleput waarna het afvalwater wordt geloosd in de openbare riolering van de Zeeschipstraat.
Hemelwaterput
Het betreft een uitbreiding. Voor het bestaande gebouw is er nog geen hemelwaterput aanwezig. De plaatsing van een hemelwaterput is verplicht, deze dient een inhoud te hebben van 92.700 liter.
Er wordt een hemelwaterput van 20.000 liter voorzien. Er wordt gemotiveerd dat het hergebruik niet in verhouding staat tot het nodige volume van de put. De afwijking om een kleinere hemelwaterput te plaatsen wordt toegestaan.
Voorliggend dossier voorziet om het hemelwater van het dak van de bestaande loods af te koppelen van het afvalwater en via een nieuwe afvoer aan te sluiten op de hemelwaterput van 20.000 liter. De overloopp van de hemelwaterput wordt aangesloten op de wadi.
Het opgevangen hemelwater dient maximaal gebruikt te worden voor toepassingen waar geen drinkwaterkwaliteit voor nodig is. Het hemelwater wordt hergebruikt voor het wekelijks reinigen van 4 personenwagens, 1 vrachtwagen en 1 kraan. Er wordt opgemerkt dat rubriek 15.4.1 “niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens volledig gelegen in industriegebied” niet werd aangevraagd.
Groendak
Conform artikel 3.8 van het ABR wordt een uitzondering gevraagd voor de aanleg van een groendak. In een nota wordt aangehaald dat het plat dak van de industriële loods een grote overspanning (min. 19 meter) heeft en dat het dak integraal zal gebruikt worden voor het plaatsen van zonnepanelen om het bedrijf te voorzien van groene stroom.
De uitzondering op het plaatsen van een groendak kan toegestaan worden indien de volledige dakoppervlakte ingenomen wordt door energieopwekkende systemen, zoals zonnepanelen of collectoren.
Infiltratievoorziening
De infiltratievoorziening is bovengronds (wadi). De voorziening dient een inhoud te hebben van 29.601 liter en een oppervlakte van 71,76 m². De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening van minimum 29.601 liter en een oppervlakte van 71,76 m².
Er wordt voldaan aan de GSV en het ABR.
6. OPENBAAR ONDERZOEK
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 20 juni 2024 tot en met 19 juli 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werden geen bezwaarschriften ingediend.
7. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Inplanting Volume
De aanvraag is ruimtelijk en stedenbouwkundig te verantwoorden binnen de context van de Zeepschipstraat. Het volume en materiaalgebruik is gebruikelijk en algemeen aanvaard binnen deze industriële omgeving.
Mobiliteit
- Er dienen 6 vaste, niet-verplaatsbare fietsparkeerplaatsen voorzien te worden op het perceel (bij voorkeur inpandig).
- De berm op het openbaar domein voor het perceel werd verhard in grind. We vragen om dit te herstellen naar de oorspronkelijke staat (onverhard) zodat men hier niet langer haaks kan parkeren.
Afval en stofemissies
Er worden een aantal opmerkingen gegeven over afval en stofemissies.
Afval
De verplichting om selectief te slopen, renoveren en/of te ontmantelen staat in artikel 4.3.3 van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Vlarema).
Het dossier bevat een sloopopvolgingsplan. De specifieke aandachtspunten en aanbevelingen uit het sloopopvolginsplan dienen opgevolgd te worden.
Elke afvoer van afvalstoffen moet gedocumenteerd worden met een identificatieformulier of een afgiftebewijs. De uitvoerder van de bouw-, infrastructuur-, sloop- en ontmantelingswerken bezorgt deze documenten aan de houder van de omgevingsvergunning. Deze dienen 5 jaar bijgehouden te worden.
Bij de sloop moet de nodige aandacht besteed worden aan de aanwezigheid van asbest. Meer informatie over het correct omgaan met asbest is terug te vinden op de website van OVAM: https://www.ovam.be/omgaan-met-asbest.
Stofemissies
De uitvoerder van bouw-, sloop- en infrastructuurwerken moet de emissie van stof zo laag mogelijk houden en moet hiertoe maatregelen treffen.
De verplichte maatregelen staan opgesomd in hoofdstuk 6.12 van Vlarem II.
De aandacht wordt gevestigd op artikel 6.12.3 van deze regelgeving. Dit artikel vermeldt vier concrete maatregelen om stofemissies te voorkomen:
1. afscherming met doeken of zeilen,
2. beneveling van de locatie waar de werken worden uitgevoerd,
3. bevochtiging ter hoogte van de apparatuur,
4. rechtstreekse stofafzuiging op breekhamers, polijstmachines, slijpschijven, boormachines, freesmachines en schuurmachines.
Minimaal één van deze vier maatregelen moet genomen worden.
Als er visueel waarneembare stofverspreiding optreedt kan bijkomende verneveling verplicht zijn.
Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten
Er wordt geen advies gegeven over de milieuhygiënische en veiligheidsaspecten van de aangevraagde ingedeelde inrichtingen.
CONCLUSIE
De gevraagde omgevingsvergunning is stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag gunstig.
Er wordt geen advies gegeven over de milieuhygiënische en veiligheidsaspecten van de aangevraagde ingedeelde inrichtingen.
De aanvraag wordt beslist door de deputatie (art. 15 van het omgevingsvergunningsdecreet van 25 april 2014).
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet advies uitbrengen bij de deputatie over omgevingsvergunningsaanvragen die door de deputatie worden behandeld (klasse 1 inrichtingen en/of provinciale projecten).
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Niet van toepassing.
Het college van burgemeester en schepenen brengt gunstig advies uit over de omgevingsaanvraag voor het verder exploiteren en veranderen van een opslagplaats voor schroothandel en mechanische behandeling (IIOA en SH) + bijstelling van de heer Jonathan Verbruggen en Martin Verbruggen bv, gelegen te Zeeschipstraat 100, 9000 Gent.
Verzoekt de deputatie om volgende voorwaarden voor de geplande werken op te nemen:
Groendak
De uitzondering op het plaatsen van een groendak kan toegestaan worden indien de volledige dakoppervlakte ingenomen wordt door energieopwekkende systemen, zoals zonnepanelen of collectoren.
Verzoekt de deputatie om volgende aandachtspunten op te leggen aan de aanvrager:
Hergebruik hemelwater
Er wordt opgemerkt dat rubriek 15.4.1 “niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens volledig gelegen in industriegebied” niet werd aangevraagd.
Afval
De verplichting om selectief te slopen, renoveren en/of te ontmantelen staat in artikel 4.3.3 van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Vlarema).
Elke afvoer van afvalstoffen moet gedocumenteerd worden met een identificatieformulier of een afgiftebewijs. De uitvoerder van de bouw-, infrastructuur-, sloop- en ontmantelingswerken bezorgt deze documenten aan de houder van de omgevingsvergunning. Deze dienen 5 jaar bijgehouden te worden.
Bij de sloop moet de nodige aandacht besteed worden aan de aanwezigheid van asbest. Meer informatie over het correct omgaan met asbest is terug te vinden op de website van OVAM: https://www.ovam.be/omgaan-met-asbest.
Stofemissies
De uitvoerder van bouw-, sloop- en infrastructuurwerken moet de emissie van stof zo laag mogelijk houden en moet hiertoe maatregelen treffen.
De verplichte maatregelen staan opgesomd in hoofdstuk 6.12 van Vlarem II.
De aandacht wordt gevestigd op artikel 6.12.3 van deze regelgeving. Dit artikel vermeldt vier concrete maatregelen om stofemissies te voorkomen:
1. afscherming met doeken of zeilen,
2. beneveling van de locatie waar de werken worden uitgevoerd,
3. bevochtiging ter hoogte van de apparatuur,
4. rechtstreekse stofafzuiging op breekhamers, polijstmachines, slijpschijven, boormachines, freesmachines en schuurmachines.
Minimaal één van deze vier maatregelen moet genomen worden.
Als er visueel waarneembare stofverspreiding optreedt kan bijkomende verneveling verplicht zijn.