Terug
Gepubliceerd op 25/07/2024

2024_CBS_07534 - OMV_2024065883 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bemaling voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel - zonder openbaar onderzoek - Singel, 9000 Gent - Vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 25/07/2024 - 09:02 Virtueel - via Microsoft Teams
Datum beslissing: do 25/07/2024 - 09:02
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Tine Heyse

Aanwezig

Mathias De Clercq, burgemeester-voorzitter; Filip Watteeuw, schepen; Astrid De Bruycker, schepen; Bram Van Braeckevelt, schepen; Isabelle Heyndrickx, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Rudy Coddens, schepen; Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Verontschuldigd

Sofie Bracke, schepen; Tine Heyse, schepen; Sami Souguir, schepen; Evita Willaert, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Secretaris

Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Voorzitter

Filip Watteeuw, schepen
2024_CBS_07534 - OMV_2024065883 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bemaling voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel - zonder openbaar onderzoek - Singel, 9000 Gent - Vergunning 2024_CBS_07534 - OMV_2024065883 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bemaling voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel - zonder openbaar onderzoek - Singel, 9000 Gent - Vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

 

Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

 

ONDERNEMINGEN LIEVENS BV met als contactadres Neerrechemstraat 1, 9770 Kruisem heeft een aanvraag (OMV_2024065883) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 6 mei 2024.

 

De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:

Onderwerp: het exploiteren van een bemaling voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel

• Adres: Singel 15B, 9000 Gent

Kadastrale gegevens: afdeling 12 sectie P nr. 662M5

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 13 juni 2024.

De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 23 juli 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

 

  1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

Het betreft het exploiteren van een bemaling voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel.

 

De projectzone situeert zich ter hoogte van Singel 15, te Gent. Het betreft een project van ca. 53 m lang waarbij een nieuwe rioleringsstreng wordt voorzien op privaat domein t.h.v. de geplande uitbreiding van een industrieel pand. Voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel is een bemaling noodzakelijk.

 

De bemaling wordt aangevraagd voor maximum 6.044 m³/jaar - 540 m³/dag en 22,5 m³/uur. De ingeschatte duurtijd van de bemaling bedraagt 14 dagen. De maximale grondwaterverlaging ten opzichte van het maaiveld bedraagt 3 m-mv. Rubriek 53.2.2°a) (klasse 3) is van toepassing.

 

De decretale bodemonderzoeken binnen de invloedstraal van de bemaling werden gescreend. Uit de desktopstudie blijkt dat de werfzone gelegen is in een zone met natuurlijk verhoogde waarden van arseen, nikkel en zink in het grondwater en dat er dus mogelijks verhoogde waarden aan deze parameters in het effluent van de bemaling verwacht worden. Er worden lozingsnormen aangevraagd voor deze parameters (rubriek 3.4.2). Verder worden reeds concentraties aangetroffen tot op de voorgestelde verhoogde lozingsnormen voor arseen, nikkel en zink waardoor bijkomend ook veiligheidshalve een waterzuivering wordt aangevraagd (rubriek 3.6.3.2.).

 

Volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Verhoogde lozingsnorm 10 x IC voor Arseen (50 µg/l), Nikkel (300 µg/l) en Zink (2000 µg/l) | klasse 2 | Nieuw

22,5 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Aanvraag waterzuivering voor Arseen, Nikkel en Zink. | klasse 2 | Nieuw

22,5 m³/uur

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1° (netto opgepompt debiet van maximum 30 000 m³ per jaar) | Over 14 kalenderdagen; 432m³ per dag bij evenwicht; 540m³ per dag bij opstart | klasse 3 | Nieuw

6044 m³/jaar

 

Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:

 

Artikel: 4.2.5.1.1. § 1 – Afwijking meetmethode

 

Omschrijving

Artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.

 

Motivatie

In het kader van voorliggende bemaling en lozing van het bemalingswater is het niet relevant om een meetgoot te voorzien. De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II.

 

Voorstel

Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan. De exploitant voorziet hiervoor twee monsternamepunten (in- en effluent) en één waterteller. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater volgens artikel 4.2.5.1.1.

 

Artikel: 4.2.3.1 3 – Afwijking lozingsnormen

 

Omschrijving

Artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II: van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.

 

Motivatie

Uit een screening van de decretale bodemonderzoeken binnen de invloedstraal van de bemaling blijkt dat de werfzone gelegen is in een zone met natuurlijk verhoogde waarden van arseen, nikkel en zink in het grondwater en dat er dus mogelijks verhoogde waarden aan deze parameters in het effluent van de bemaling verwacht worden. Er worden lozingsnormen aangevraagd voor deze parameters

 

Voorstel

Gezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden met een concentratie boven het indelingscriterium in het bemalingswater, wordt gevraagd om de voorgestelde lozingsnormen (zie bijlage R3B) op te nemen in de vergunning.

 

  1. HISTORIEK

Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:

 

Omgevingsvergunningen

* Op 12/03/2020 werd een gedeeltelijke voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het exploiteren van een inrichting voor de opslag en verwerking van schroot + bijstelling voorwaarden (OMV_2019019245).

* Op 17/12/2020 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het veranderen van een inrichting voor de opslag en verwerking van schroot (OMV_2020104745).

* Op 29/09/2021 werd een melding wegens ongegrond/niet rechtsgeldig niet afgeleverd voor het exploiteren van een bronbemaling (lijnbemaling) om de aanleg van nieuwe riolering mogelijk te maken (OMV_2021152416).

* Op 21/10/2021 werd een aktename afgeleverd voor het plaatsen van een bronbemaling (lijnbemaling) om de aanleg van nieuwe riolering mogelijk te maken (OMV_2021157746).

* Op 07/07/2022 werd een gedeeltelijke voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het veranderen van een inrichting voor de opslag en verwerking van schroot (iioa + sh) (OMV_2021187626).

 

BEOORDELING AANVRAAG

 

  1. EXTERNE ADVIEZEN

Volgende externe adviezen zijn gegeven:

 

Geen advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 14 juni 2024.

 

Geen advies van North Sea Port afgeleverd op 27 juni 2024 onder ref. 2024-132.

 

Voorwaardelijk gunstig advies van VMM (M) Advies Vergunning Afvalwater en Lucht (milieu) afgeleverd op 2 juli 2024.

 

  1.      TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Het project ligt in gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 28 oktober 1998).

Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, distributiebedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen evenals toeleveringsbedrijven en synergiebedrijven van de watergebonden bedrijven en de bestaande gevestigde productiebedrijven. In dit gebied worden ook de volgende dienstverlenende bedrijven toegelaten, voor zover zij complementair zijn met de voornoemde bedrijven: bankagentschappen, benzinestations en collectieve restaurants ten behoeve van de in de zone gevestigde bedrijven. Er wordt een bufferzone aangelegd aan de grens met de omliggende gebieden. In deze bufferzone worden geen handelingen en werken toegelaten die afbreuk doen aan de bufferfunctie, of aan de bestemming en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het aangrenzend gebied. Het gebied en de bufferzone die het omvat, kunnen slechts worden gerealiseerd en beheerd door de overheid.

 

Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening Zeehavengebied Gent - Inrichting R4-oost en R4-west' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 juli 2005). De locatie is volgens dit RUP gelegen in Artikel 1: Afbakeningslijn zeehavengebied Gent.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.

 

4.2. Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

 

  1.      WATERPARAGRAAF

5.1.  Ligging project

Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van North Sea Port en in een afstroomgebied in beheer van Stad Gent. Het project ligt niet in de nabije omgeving van de waterloop.

Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:

- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).

- gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal). De overstromingskans is klein onder klimaatverandering.

- niet gelegen in een signaalgebied.

 

5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

De bemaling betreft een ingedeelde activiteit. De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem en grondwater. De bemaling moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verdroging zal voorkomen worden.

 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

Overstromingen

Er worden geen wijzigingen aangebracht aan gebouwen, verhardingen, waterlopen of het reliëf. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.

 

Waterkwaliteit

De bemaling en de lozing van het al dan niet gezuiverde bemalingswater is een ingedeelde activiteit. De impact van de bemaling en de lozing van het al dan niet gezuiverde bemalingswater wordt besproken onder het aspect bodem & grondwater en lozing. De bemaling en de lozing moeten voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verontreiniging zal voorkomen worden.

 

5.3. Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van maatregelen de watertoets doorstaat.

 

  1. PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.

Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.

 

  1. BEKENDMAKING

De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.

 

  1. OMGEVINGSTOETS

 

MILIEUHYGIENISCHE EN VEILIGHEIDSASPECTEN

 

ASPECT BODEM EN GRONDWATER

De bronbemaling moet voldoen aan onderafdeling 5.53.6.1 van Vlarem II en uitgevoerd worden volgens de richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu (VMM, 2019).

 

Geplande toestand

Er zal bemaald worden op een diepte van 5 meter, het grondwaterpeil wordt max. 3 meter verlaagd t.o.v. het maaiveld. Het grondwater zal onttrokken worden aan een debiet van maximaal 540 m³/dag. Het grondwater wordt volgens de aanvraag via een RWA-leiding van de Singel geloosd in de onbevaarbare cat. 3 waterloop Rietgracht.

 

Bemalingscascade

In eerste instantie dient er zo weinig mogelijk grondwater opgepompt te worden. Het grondwater dat onttrokken wordt dient zoveel mogelijk terug in de grond gebracht worden buiten de onttrekkingszone. Indien dit technisch niet mogelijk is mag het grondwater geloosd worden.

 

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, bezorgt het erkende boorbedrijf van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

  1. het merk en serienummer;
  2. het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing;

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.

Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen.”

Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Om het debiet en de invloed van de bemaling zoveel mogelijk te beperken, wordt in de bijzondere voorwaarden een peilsturing van de bemaling opgenomen.

 

Door de bebouwde omgeving is er te weinig ruimte voor retourbemaling. Het bemalingswater zal via een RWA-leiding van de Singel geloosd worden oppervlaktewater (Rietgracht).

 

De lozingen van het onttrokken grondwater dienen 14 dagen voorafgaand aan de lozing te worden gemeld aan de exploitant van de openbare riolering, zijnde Farys, via www.farys.be/melden-van-bemaling. Met het oog op een goede werking van de openbare riolering wordt dit als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Wateroverlast

De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken. Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Verontreiniging

De decretale bodemonderzoeken binnen de invloedstraal van de bemaling werden gescreend. Uit deze screening blijkt dat de werfzone gelegen is in een zone met natuurlijk verhoogde waarden van arseen, nikkel en zink in het grondwater.

 

De bemaling is niet gelegen in een PFAS no-regret zone.

 

Voor de bespreking van de lozing wordt er verder verwezen naar het aspect afvalwater.

 

Zettingen

Op basis van de beschikbare sondeergegevens blijkt dat de verwachte zettingen, ter hoogte van de aanpalende en omliggende woningen, kleiner zijn dan de toegelaten 20 mm.

 

ASPECT AFVALWATER

 

Lozingssituatie

De inrichting ligt buiten zoneringgebied. De Singel beschikt over een RWA-leiding die uitmondt in de onbevaarbare cat. 3 waterloop ‘Rietgracht’.

 

Het bedrijf vraagt de lozing aan van het bemalingswater in de RWA-riolering van de Singel ter hoogte van de werfzone.

 

Bedrijfsafvalwater

Het bedrijf vraagt de lozing aan van 22,5 m³/uur – 540 m³/dag – 6.044 m³/jaar bemalingswater met gevaarlijke stoffen, al dan niet via een WZI, in oppervlaktewater, namelijk de Rietgracht, gedurende 14 kalenderdagen (Rubriek 3.4.2 en rubriek 3.6.3.2).

 

  1. Debiet

De debieten werden berekend volgens de rekenfiles van de VMM.

Voor de bemaling worden de volgende debieten bekomen:

- 22,5 m³/uur – 540 m³/dag – 6044 m³/jaar

- Gedurende 14 kalenderdagen

 

Conform het advies van de VMM kan akkoord gegaan worden met de gevraagde debieten.

 

  1. Lozingsnormen

Het bedrijf vraagt geen sectorale lozingsvoorwaarden aan.

De algemene lozingsvoorwaarden voor lozing in oppervlaktewater zijn van toepassing.

 

Volgens het geoloket van OVAM liggen volgende dossiers binnen de berekende invloedstraal.

Dossiernummer 25011 – 2022.11.09

In het grondwater, verspreid over de onderzoekslocatie, is een overschrijding van de BSN vastgesteld voor arseen. De verhoogde concentratie wordt beschouwd als een historische verontreiniging. Dit zou veroorzaakt zijn door de ophooglaag met slib en puin.

In het grondwater, t.h.v. de voormalige productiehal met rolbrugkraan, is er een overschrijding van de BSN vastgesteld voor zware metalen (nikkel en zink). De verhoogde concentratie wordt beschouwd als een historische verontreiniging. Dit zou veroorzaakt zijn door de voormalige fabriek van edele metalen in de periode voor 1950.

Dossiernummer 9188 – 2022.09.27

In het grondwater, verspreid over de onderzoekslocatie, is een overschrijding van de BSN voor arseen vastgesteld.

Dossiernummer 21490 – 2007.07.24

Er werden geen verontreinigingen vastgesteld op het terrein.

 

De werfzone en bijhorende invloedzone van de bemaling bevindt zich niet in een actuele PFAS no-regret zone.

 

Het bedrijf vraagt volgende lozingsnormen aan:

- Arseen: 10 x IC = 50 μg/l

- Nikkel: 10 x IC = 300 μg/l 4

- Zink: 10 x IC = 2.000 µg/l

 

De normen worden in het dossier aangevraagd als een bijstelling van voorwaarden van Vlarem II. De bijstelling is niet nodig en wordt zonder voorwerp verklaard. Conform het advies van de VMM, bevoegd voor afvalwater kan er akkoord gegaan worden met de aangevraagde lozingsnormen. Ze worden als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

  1. Waterzuivering

Er worden reeds concentraties aangetroffen tot op de voorgestelde verhoogde lozingsnormen voor arseen, nikkel en zink waardoor bijkomend ook veiligheidshalve een waterzuivering dient aangevraagd

te worden voor arseen, nikkel en zink.

 

De waterzuivering dient conform de BBT ’Bodemsanering’ uitgevoerd te worden. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

  1. Controle-inrichting

Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig artikel 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

Het bedrijf vraagt een afwijking aan op artikel 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

Conform artikel 4.2.5.1.1 van Vlarem II en het advies van de VMM mag voor de bepaling van het debiet de meetmethode conform hoofdstuk 5.53.3 van Vlarem II gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden.

 

  1. Monitoring

De inrichting dient, conform artikel 4.2.5.3.1 van Vlarem II, minstens jaarlijks een analyse op het effluent van de bemaling uit te voeren.

 

Conform het advies van de VMM wordt volgende monitoring als bijzondere voorwaarde opgenomen:

Minstens voor de vergunde lozingsparameters dient een monitoring uitgevoerd te worden van het opgepompte bemalingswater. De te analyseren parameters zijn zodoende minstens arseen, nikkel en zink.

De monitoring van de bemaling dient uitgevoerd te worden bij opstart, de 1e maand wekelijks en vervolgens maandelijks indien de concentratie < 80% van de vergunde lozingsnorm. De frequentie van de monitoring kan in overleg met de stad Gent tijdens de werken herbekeken worden.

 

ASPECT GELUID

De pompen die gebruikt zullen worden gedurende de bemalingsperiode zullen onvermijdelijk geluid, en in mindere mate trillingen, produceren. Om deze hinder tot een minimum te herleiden zal er volgens de aanvraag gebruik gemaakt worden van geluidsarme pompen.Te allen tijde moet voldaan zijn aan de geluidsnormen van Vlarem II. Dit wordt als opmerking opgenomen.

 

CONCLUSIE

De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.

 

Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Verhoogde lozingsnorm 10 x IC voor Arseen (50 µg/l), Nikkel (300 µg/l) en Zink (2000 µg/l) | Nieuw

22,5 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Aanvraag waterzuivering voor Arseen, Nikkel en Zink. | Nieuw

22,5 m³/uur

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1° (netto opgepompt debiet van maximum 30 000 m³ per jaar) | Over 14 kalenderdagen; 432m³ per dag bij evenwicht; 540m³ per dag bij opstart | Nieuw

6044 m³/jaar

 

TERMIJN

De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 14 dagen. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.

Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).

 

Waarom wordt deze beslissing genomen?

 

 

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

 

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bemaling voor de aanleg van het nieuw rioleringsstelsel aan ONDERNEMINGEN LIEVENS bv (O.N.:0400228334) gelegen te Singel 15B, 9000 Gent.

 

De rubrieken voor de inrichting/activiteit Ondernemingen Lievens - bemaling Gent Singel 15 - LIWE2101 met inrichtingsnummer 20240506-0027 beslist het college als volgt:

 

Vergunde rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | Verhoogde lozingsnorm 10 x IC voor Arseen (50 µg/l), Nikkel (300 µg/l) en Zink (2000 µg/l) | Nieuw

22,5 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | Aanvraag waterzuivering voor Arseen, Nikkel en Zink. | Nieuw

22,5 m³/uur

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1° (netto opgepompt debiet van maximum 30 000 m³ per jaar) | Over 14 kalenderdagen; 432m³ per dag bij evenwicht; 540m³ per dag bij opstart | Nieuw

6044 m³/jaar

 

 

 

 

Artikel 2

De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 14 dagen. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.

Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).


Artikel 3

Legt volgende voorwaarden op:

Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:

Webapplicatie DOV

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, bezorgt het erkende boorbedrijf van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

  1. het merk en serienummer;
  2. het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing;

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.

Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen.”

 

Peilsturing

Om het debiet en de invloed van de bemaling zoveel mogelijk te beperken dient een peilsturing van de bemaling te gebeuren. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in een peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.

 

Bemalingscascade

De lozingen van het onttrokken grondwater dienen 14 dagen voorafgaand aan de lozing te worden gemeld aan de exploitant van de openbare riolering, zijnde Farys, via www.farys.be/melden-van-bemaling.

 

Wateroverlast

De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

 

Lozingsvoorwaarden

Volgende lozingsnormen worden toegestaan:

- Arseen: 50 μg/l

- Nikkel: 300 μg/l

- Zink: 2.000 µg/l

De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van Vlarem II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II. Bij ontstentenis van een indelingscriterium zijn de concentraties beperkt tot de rapportagegrens of tot de bepalingsgrens.

 

Waterzuivering

De waterzuivering dient conform de BBT-studie ’Bodemsanering’ te zijn.

 

Monitoring

Minstens voor de vergunde lozingsparameters dient een monitoring uitgevoerd te worden van het opgepompte bemalingswater. De te analyseren parameters zijn zodoende minstens arseen, nikkel en zink.

De monitoring van de bemaling dient uitgevoerd te worden bij opstart, de 1e maand wekelijks en vervolgens maandelijks indien de concentratie < 80% van de vergunde lozingsnorm. De frequentie van de monitoring kan in overleg met de stad Gent tijdens de werken herbekeken worden.

 

 

Volgende sectorale voorwaarden wordt bijgesteld:

Artikel: 4.2.5.1.1 §1: Voor de bepaling van het debiet dient de meetmethode conform hoofdstuk 5.53.3 van Vlarem II gebruikt worden. Een staalnamepunt voor het effluent dient voorzien te worden.

 

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:

De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:  https://navigator.emis.vito.be/

Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

 

 

Artikel 4

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Geluid

Te allen tijde moet voldaan zijn aan de geluidsnormen van Vlarem II.