Terug
Gepubliceerd op 11/10/2024

2024_CBS_09758 - OMV_2024078263 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het inrichten en het exploiteren van een tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de R40/ Groot-Brittanniëlaan + bijstelling van de milieuvoorwaarden - met openbaar onderzoek - Warmoezeniersweg, 9000 Gent - Tijdelijke vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 10/10/2024 - 09:02 College Raadzaal
Datum beslissing: do 10/10/2024 - 09:10
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Filip Watteeuw

Aanwezig

Mathias De Clercq, burgemeester-voorzitter; Filip Watteeuw, schepen; Sofie Bracke, schepen; Tine Heyse, schepen; Astrid De Bruycker, schepen; Sami Souguir, schepen; Bram Van Braeckevelt, schepen; Isabelle Heyndrickx, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Evita Willaert, schepen; Rudy Coddens, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Afwezig

Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Secretaris

Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Voorzitter

Sofie Bracke, schepen
2024_CBS_09758 - OMV_2024078263 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het inrichten en het exploiteren van een tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de R40/ Groot-Brittanniëlaan + bijstelling van de milieuvoorwaarden - met openbaar onderzoek - Warmoezeniersweg, 9000 Gent - Tijdelijke vergunning 2024_CBS_09758 - OMV_2024078263 R - aanvraag omgevingsvergunning voor het inrichten en het exploiteren van een tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de R40/ Groot-Brittanniëlaan + bijstelling van de milieuvoorwaarden - met openbaar onderzoek - Warmoezeniersweg, 9000 Gent - Tijdelijke vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

 

Het college van burgemeester en schepenen verleent tijdelijk de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

 

De heer Marc Verlee met als contactadres Booiebos 4, 9031 Gent en WILLEMEN INFRA NV met als contactadres Booiebos 4, 9031 Gent hebben een aanvraag (OMV_2024078263) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 3 juni 2024.

 

De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:

• Onderwerp: het inrichten en het exploiteren van een tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de R40/ Groot-Brittanniëlaan + bijstelling van de milieuvoorwaarden

• Adres: Warmoezeniersweg, 9000 Gent

• Kadastrale gegevensafdeling 8 sectie H nr. 345D

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 1 juli 2024.

De aanvraag volgde de gewone procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 4 oktober 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

1.       BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

De aanvraag betreft een gecombineerde omgevingsvergunningsaanvraag met stedenbouwkundige handelingen en een ingedeelde inrichting of activiteit

 

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

het inrichten en het exploiteren van een tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de R40/ Groot-Brittanniëlaan + bijstelling van de milieuvoorwaarden

 

De aanvraag heeft betrekking op een braakliggend terrein, een weide langs de Warmoezeniersweg. Dit perceel ligt ten zuiden van de E17, ten westen van de Schelde en ten oosten van een spoorlijn. Ten zuiden ligt de ijsbaan Kristallijn. 

Deze aanvraag betreft de exploitatie van een tijdelijke werf met tijdelijke opslag van uitgegraven bodem in kader van het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan het kruispunt  R40/Groot Brittanniëlaan te Gent. 

Eerder werd reeds tweemaal een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor een gelijkaardige aanvraag (OMV_2020065271 en OMV_2022030760) waarbij het terrein eveneens werd ingericht als werfgebonden tijdelijke opslag in het kader van het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken. 

 

Op het terrein zal er stockage plaatsvinden van grond afkomstig van de wegenis- en rioleringswerken aan het kruispunt R40/ Groot Brittanniëlaan. Er zal maximaal 5.000 m³ grond worden opgeslagen. De maximale hoogte van de stapels met gronden zal 6 m bedragen. Op deze tussentijdse opslag zullen volgende zaken worden opgeslagen: 

- tussentijdse uitgegraven bodem/ grond (bodemmaterialen)

- steenslag

- teelaarde

- diesel in een bovengrondse gekeurde brandstoftank

 

Het perceel waarop deze gronden worden opgeslagen, is gelegen buiten de voorziene werfzone. Deze locatie werd geschikt gevonden voor deze opslag omwille van de grootte van het terrein, voldoende dicht bij de uit te voeren werken en de locatie vormt geen hinder voor omwonenden. De tijdelijke opslag zal maximaal tot juli 2026 plaatsvinden. Na de werken wordt het perceel opnieuw in de oorspronkelijke staat terug gebracht. Er moeten geen bomen gerooid worden voor deze werken. 

Beschrijving van de aangevraagde inrichtingen of activiteiten

Het betreft de exploitatie van een tijdelijke werf met tijdelijke opslag van uitgegraven bodem, horende bij de wegeniswerken en rioleringswerken op het kruispunt tussen de R40 en de Groot-Brittanniëlaan. Deze werken worden uitgevoerd in opdracht van Agentschap Wegen en Verkeer. 

 

Op het terrein zal er stockage van grond afkomstig van de hierboven omschreven wegenis- en rioleringswerken plaatsvinden. De aan- en afvoer van deze uitgegraven bodem zal tot maximaal juli 2026 duren. De stockage van gronden zijn afkomstig van de wegenbouwwerf voor het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken. Er is eveneens opslag van gasolie in een daartoe voorziene brandstoftank. Deze houder is uitgerust met één verdeelslang om de werfvoertuigen te kunnen bevoorraden. Het perceel waarop deze gronden worden opgeslagen, is gelegen buiten de voorziene werfzone. Er zal maximaal 5.000 m³ uitgegraven bodem met een maximale hoogte van 6 meter op het terrein worden voorzien.

 

Volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | 1 brandstofverdeelinstallatie op een bovengrondse dubbelwandige houder voor gasolie, met 1 verdeelslang | klasse 3 | Nieuw

1 verdeelslang

17.3.2.1.1.1°b)

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt  ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | Dubbelwandige houder van 2.250 liter (1,913 ton) voor gasolie | klasse 3 | Nieuw

1,913 ton

61.2.1°

tussentijdse opslagplaatsen voor uitgegraven bodem die langer dan 1 jaar in exploitatie zullen zijn met een capaciteit van 1000 m³ tot en met 10.000 m³ | Tijdelijke opslag van uitgegraven bodem met een capaciteit van 5.000 m³ | klasse 3 | Nieuw

5000 m³

 

Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:

 

Omschrijving:

De exploitant vraagt een bijstelling aan op artikel 5.61.2.§2 van Vlarem II voor de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie.

 

Motivatie:

De inschattingen van volumes worden vermeld op de leveringsbonnen bij de aan- en afvoer van de gronden door vrachtwagens. De hoeveelheid grond wordt bepaald aan de hand van het aantal m³ grond dat vervoerd wordt. De vrachtbonnen worden bijgehouden in een register, waarbij als dusdanig wordt voldaan aan Vlarem II, artikel 5.61.2.§4, eveneens worden de werkuren tussen 7 uur en 19 uur gerespecteerd (Vlarem II, artikel 5.61.2.§3).

 

Als de mogelijkheid bestaat de grond te wegen, dan wordt dit uitgevoerd, maar in de meeste omstandigheden is dit niet het geval.

 

De hoeveelheden van uitgegraven bodem worden desalniettemin nauwkeurig opgevolgd.

 

Type voertuigen die instaan voor aan- en afvoer van gronden: werfvrachtwagen 6 à 8 m³.

 

Het systeem wordt door de Grondbank aanvaard om inschattingen te maken van de hoeveelheid grond.

 

Voorstel:

De inschattingen van volumes worden vermeld op de leveringsbonnen bij de aan- en afvoer van de gronden door vrachtwagens. De hoeveelheid grond wordt bepaald aan de hand van het aantal m³ grond dat vervoerd wordt. Een weegbrug is als dusdanig niet van toepassing op voorliggende aanvraag.

2.       HISTORIEK

Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend: 

Omgevingsvergunningen 

* Op 01/10/2020 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het inrichten en het exploiteren van een werfgebonden tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de burggravenlaan/achilles heyndrickxlaan + bijstelling. (OMV_2020065271)

* Op 30/06/2022 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor de exploitatie van een tijdelijke werf met tijdelijke opslag van uitgegraven bodem ikv het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan coupure + bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden. (OMV_2022030760)

 

Stedenbouwkundige vergunningen 

* Op 17/03/1980 werd een vergunning afgeleverd voor de oprichting van een tennis-squashcentrum. (Litt. W-1-80)

* Op 22/05/1996 werd een vergunning afgeleverd voor plaatsen van een antenne met bijbehorende technische cabine. (1996/165)

* Op 13/03/1997 werd een vergunning afgeleverd voor het oprichten van een bowlingcomplex. (1996/578)

* Op 25/02/1999 werd een vergunning afgeleverd voor het slopen van een mobile zendinstallatie. (1998/2171)

 

Verkavelingsvergunningen 

* Op 28/07/1975 werd een weigering afgeleverd voor nieuwe verkaveling. (1974 GE 049/00/W)

 

 

BEOORDELING AANVRAAG

3.       EXTERNE ADVIEZEN

Volgende externe adviezen zijn gegeven:

3.1.   De Vlaamse Waterweg

Voorwaardelijk gunstig advies van De Vlaamse Waterweg nv - Afdeling Regio West afgeleverd op 19 augustus 2024:
De Vlaamse Waterweg nv – Afdeling Regio West kan aan vermelde omgevingsvergunningsaanvraag gelegen in de Warmoezeniersweg in Gent (44808H0345/00D000) een volledig gunstig advies met voorwaarden verlenen.

 

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden, zijn:

* een onderzoek naar transport over de waterweg inzake grondverzet buiten de werf, sloopstromen en bouwlogistiek dient te worden uitgevoerd;

* de vergunninghouder neemt alle nodige maatregelen om de stofhinder naar de waterweg te milderen. Verstuiving van gronden met hoogtes van 6 m naar de waterweg dienen verhinderd te worden.

* in het kader van de veiligheid dient de modder op de Warmozeniersweg onmiddellijk te worden opgeruimd. Door de werftransporten verhoogt de berm (op sommige plaatsen ongeveer 30 cm) tussen de Warmoezeniersweg en de waterweg. Hierdoor ontstaat plasvorming tot halfweg de Warmozeniersweg. De wegbeheerder en de vergunninghouder dienen hierover afspraken te maken.

 

Noot van de Omgevingsambtenaar: de voorwaarde over transport over de waterweg zal worden opgenomen als opmerking. 

 

Het volledige advies kan worden nagelezen op het Omgevingsloket.

3.2.   Fluxys

Voorwaardelijk gunstig advies van Fluxys NV afgeleverd op 8 juli 2024 onder ref. TPW-OL-2024077006:
Fluxys Belgium bezit een aardgasleiding die door de noordwestelijke hoek van het perceel loopt aan de zijde van de E17.

 

Fluxys kan een gunstig advies verlenen, mits het respecteren van onderstaande 

voorwaarden:

* Ten allen tijden dienen zowel de specifieke voorwaarden en veiligheidsmaatregelen te worden nageleefd in het kader van uw aanvraag. (zie integraal advies op het omgevingsloket) 

4.       TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

4.1.   Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Gewestelijk RUP

Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
 

Gemeentelijk RUP
Het project ligt in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'GROENAS_4 BOVENSCHELDE' (definitief vastgesteld door de College van burgemeester en schepenen op 29 juni 2016). De locatie is volgens dit RUP gelegen in zone voor recreatie en gemeenschapsvoorzieningen.

De aanvraag staat niet in functie van de bestemming van het RUP en is zodoende niet in overeenstemming met de voorschriften.

 

De tijdelijke opslag kadert in de uitvoering van vergunde wegenwerken en kan gezien worden als een werk van algemeen belang. Artikel 4.4.7. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schetst de mogelijkheden om af te wijken van stedenbouwkundige voorschriften voor werken van algemeen belang. 

 

§ 2. In een vergunning voor handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, mag worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften. Handelingen van algemeen belang kunnen een ruimtelijk beperkte impact hebben vanwege hun aard of omvang, of omdat ze slechts een wijziging of uitbreiding van bestaande of geplande infrastructuren of voorzieningen tot gevolg hebben.

De Vlaamse Regering bepaalt welke handelingen van algemeen belang onder het toepassingsgebied van het eerste lid vallen. Ze kan ook de regels bepalen op basis waarvan kan worden beslist dat niet door haar opgesomde handelingen toch onder het toepassingsgebied van het eerste lid vallen.

Deze paragraaf verleent nimmer vrijstelling van de toepassing van de bepalingen inzake de milieueffectrapportage over projecten, opgenomen in hoofdstuk III van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
 

Besluit van de Vlaamse Regering tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

 

Hoofdstuk III – de handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben of als dergelijke handelingen beschouwd kunnen worden. 

 

§ 1. De volgende handelingen zijn handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De handelingen hebben betrekking op :
1° de aanleg, wijziging of uitbreiding van openbare fiets-, ruiter- en wandelpaden, en andere paden voor de zwakke weggebruiker;
3° de wijziging of uitbreiding van gemeentelijke verkeerswegen tot maximaal twee rijstroken;
9° de aanleg, wijziging of uitbreiding van ondergrondse leidingen die voor het openbaar net bedoeld zijn, en voorzieningen voor het verzamelen en afvoeren van hemel-, oppervlakte- en afvalwater en de bijbehorende kleinschalige infrastructuur, zoals controlepunten, pomp- en overslagstations;
10° de aanleg, wijziging of uitbreiding van infrastructuren en voorzieningen met het oog op de omgevingsintegratie van een bestaande of geplande infrastructuur of voorziening, zoals bermen of taluds, groenvoorzieningen en buffers, werkzaamheden in het kader van natuurtechnische milieubouw, geluidsschermen en geluidsbermen, grachten en wadi's, voorzieningen met het oog op de waterhuishouding en de inrichting van oevers;
14° werfzones en tijdelijke (grond)stockages met het oog op de uitvoering van de handelingen, vermeld in punt 1° tot en met 13°;

Combinaties van de handelingen, vermeld in het eerste lid, worden ook beschouwd als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

§ 2. Naast de handelingen, vermeld in paragraaf 1, kunnen de volgende handelingen van algemeen belang beschouwd worden als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De handelingen hebben betrekking op:
3° de wijziging of uitbreiding van :
a) andere openbare park-and-rideparkings en carpoolparkings dan de parkings, vermeld in punt 2°, b);
b) dienstenzones langs autosnelwegen;
c) bestaande of geplande openbare verkeerswegen, met inbegrip van het wijzigen en uitbreiden van bestaande of geplande op- en afritcomplexen;
d) bestaande of geplande openbare spoorwegen, waterwegen of waterlopen, of andere openbaarvervoersvoorzieningen;
 

-->  De geplande werken vallen onder de noemer algemeen belang, er kan een afwijking op de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP worden toegestaan. Bovendien hebben de werken een tijdelijk karakter en wordt het terrein na afloop weer in de oorspronkelijke staat herstelt, hierdoor kan na afloop van de werken nog steeds een invulling worden gegeven aan de huidige bestemming. 

4.2.   Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

4.3.   Verordeningen

Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 25 maart 2024, van kracht sinds 27 mei 2024. 

 

Het ontwerp is in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement.

 

Gewestelijke verordening hemelwater

De aanvraag werd getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023. (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023) 

Zie waterparagraaf.

4.4.   Uitgeruste weg

Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.

5.       WATERPARAGRAAF

 

5.1. Ligging project 

Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West. Het project ligt in de nabijheid van waterloop in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West.

 

Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project: 

- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).

- niet gelegen in een signaalgebied.

 

Het terrein is momenteel braakliggend.

 

5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.

 

Watertoets

De tijdelijke inrichting van de werfzone heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. De werken zijn slechts van tijdelijke aard. Bijgevolg kan door het uitvoeren van de aangevraagde werken of handelingen geen schadelijk effect voor de waterhuishouding ontstaan.

 

BODEM

De exploitatie moet gebeuren overeenkomstig de regels m.b.t. het gebruik en de traceerbaarheid van bodemmaterialen (Hoofdstuk XIII VLAREBO). Meer info over grondverzet kan verkregen worden bij de infolijn van de OVAM op 015/284.284 en 015/284.459. 

 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Het perceel ligt in de nabijheid van waterloop in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West. Er werd advies gevraagd aan de waterbeheerder.

zie advies waterbeheerder 

 

Overstromingen

Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht. 

 

Waterkwaliteit

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

5.3. Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat. 

6.       NATUURTOETS

Het stikstofdecreet omvat een nieuw beoordelingskader voor alle aanvragen die stikstofemissies veroorzaken en is in werking getreden op 23 februari 2024. Binnen de toetszone, gelegen binnen de SBZ-H (speciale beschermingszone van de Habitatrichtlijn) en binnen 20 km afstand tot de emissiebron(nen), dient bij een omgevingsvergunningsaanvraag nagegaan te worden of de kritische depositiewaarde ten aanzien van de SBZ-H door het project niet wordt overschreden. De stikstofdepositie wordt beoordeeld aan de hand van de impactscore op de SBZ-H.

 

Voor dit project gaan we uit van minder dan 70 000 bijkomende vervoersbewegingen per jaar. Dit betekent dat zelfs wanneer het project op het meest kritische habitat gebouwd wordt, de impact van het verkeer nog niet zal zorgen voor een overschrijding van de 1% . We kunnen bijgevolg met absolute zekerheid besluiten dat de impactscore van dit project, voor wat betreft mobiliteit, lager is dan 1%.

7.       PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.

Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.

8.       OPENBAAR ONDERZOEK

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 9 juli 2024 tot en met 7 augustus 2024.
Gedurende dit openbaar onderzoek werd 1 bezwaarschrift ingediend.

 
De bezwaren worden als volgt samengevat en besproken:
De aanvraag is onaanvaardbaar omwille van de mogelijke negatieve effecten op het perceel en de omgeving (mobiliteit, bodem, watersysteem, luchtkwaliteit, geluid of trillingen). Deze mogelijke effecten zijn onaanvaardbaar omwille van het gebrek aan garanties en het risico op onomkeerbare schade.

 

Voorliggende aanvraag druist in tegen de precaire bezettingsovereenkomst die is gesloten met de grondeigenaar en de aanvraag van de TOP.

 

De aanvraag bevat enkele onduidelijkheden en onjuistheden:

- er werden oude foto’s toegevoegd aan het dossier;

- op de terreinprofielen wordt aangegeven dat de maximale opslaghoogte 7 m bedraagt terwijl in de nota staat dat de maximale hoogte slechts 6 m bedraagt.


Bespreking van het bezwaar:
Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat de effecten op de omgeving niet als aanzienlijk te beschouwen zijn. Bij het uitvoeren van de werken dienen de nodige voorzorgsmaatregelen te worden genomen om schade te vermijden.

 

Een omgevingsvergunning heeft een zakelijk karakter en doet geen enkele afbreuk aan contractuele verplichtingen of zakelijke rechten. Er kan geen gebruik gemaakt worden van de vergunning indien blijkt dat de bouwheer niet beschikt over de nodige rechten hiervoor. 

 

Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om juiste en actuele informatie aan te leveren en correcte plannen op te maken. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunningsaanvraag baseert men zich op deze informatie en plannen.

9.       OMGEVINGSTOETS

Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening 
De aanvraag betreft het inrichten van het terrein als tijdelijke opslag van uitgegraven bodem in kader van het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken ter hoogte van het kruispunt R40/ Groot Brittaniëlaan te Gent. Deze werken worden uitgevoerd in opdracht van het Agentschap Wegen en Verkeer. 

Eerder werd reeds tweemaal een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor een gelijkaardige aanvraag (OMV_2020065271 en OMV_2022030760) waarbij het terrein eveneens werd ingericht als werfgebonden tijdelijke opslag in het kader van het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken. 

 

Het terrein bevindt zich binnen de contouren van het gemeentelijke RUP Groenas. De TOP zelf wordt ingericht op een akker die bestemd is als zone voor recreatie en gemeenschapsvoorzieningen. Er kan een afwijking worden toegestaan conform artikel 4.4.7 van de VCRO (zie punt 4.1). De werken worden niet voorzien in de zone voor groenas (eerste 40 m vanaf de over van de Schelde). Er moet ook geen groen worden verwijderd. De werken hebben een tijdelijk karakter, tot juli 2026, het terrein wordt na afloop weer in de oorspronkelijke toestand hersteld.
 

Mobiliteit

Het aantal potentiële vrachtwagenbewegingen per etmaal is voor 5000m³ grond dermate laag dat een significante verhoogde negatieve impact op het functioneren van de straat als fietsverbinding onwaarschijnlijk is. Zeker gezien het gaat om een tijdelijke situatie. Als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd om de charter werftransport te respecteren en niet tijdens schoolspitsen te rijden. Het verkeer komt namelijk van de Groot-Brittanniëlaan en doorkruist wel wat schoolverkeer.

 

Omwille van voormelde redenen kan de aanvraag vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening worden aanvaard.

 

Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten

ASPECT BODEM EN GRONDWATER

Voor de dubbelwandige bovengrondse tank met gasolie dient te allen tijde een positief keuringsattest van beperkt onderzoek voorgelegd te kunnen worden. Uit het keuringsattest moet blijken dat de tank voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 5.6 van Vlarem II. 

Het dossier bevat een keuringsattest van beperkt onderzoek dd. 21/04/2021 Uit het attest blijkt dat de tank voldoet aan de voorwaarden van Vlarem II (groen label).

De exploitant wordt erop gewezen dat er conform artikel 5.17.4.3.16.§ 1 van Vlarem II op de bovengrondse houders respectievelijk om de 3 jaar een beperkt onderzoek dient uitgevoerd te worden door een erkend deskundige. Een nieuw beperkt onderzoek diende dus uitgevoerd te worden voor 21/04/2024. Volgens de aanvraag werd de brandstoftank recent gekeurd en voorzien van een groen label. Het meest recente keuringsverslag werd echter niet toegevoegd aan de aanvraag.

Als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen dat binnen een termijn van 3 maanden na de ingebruikname van de werf het keuringsattest van beperkt onderzoek op de brandstoftank dient te worden overgemaakt aan de Dienst Toezicht (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.

 

Voor de verdeling van gasolie wordt een brandstofverdeelinstallatie (1 verdeelslang) aangevraagd. Het gebruik van de verdeelinstallatie dient te gebeuren boven een vloeistofdichte vloer. Indien de lozing van het verontreinigde hemelwater niet gebeurt via een KWS-afscheider dient deze lozing uitgesloten te worden. Daarom is het aangeraden dat de piste overdekt wordt met een luifel.

Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Als er lekken worden vastgesteld (tank) dan dient de exploitant, conform Vlarem, onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen om brandgevaar te voorkomen en om bodem- en grondwaterverontreiniging te beperken. Op de werf zal er steeds een "spill kit" aanwezig zijn zodat er bij eventueel morsen van gevaarlijke stoffen onmiddellijk kan ingegrepen worden.

 

ASPECT STOF

Er moeten voldoende maatregelen genomen worden om stofhinder tot een mininum te beperken. Volgens de aanvraag wordt stofhinder zoveel mogelijk aan de bron voorkomen d.m.v. bevochtiging. 

 

Er dienen maatregelen genomen te worden om verspreiding van de verontreinigde grond op de openbare weg te vermijden. Volgens de aanvraag zal er bij regenweer en indien er modder op de openbare weg is een borstelwagen worden ingezet.

 

ASPECT GELUID

De exploitant geeft aan dat de werken worden uitgevoerd tijdens de normale werkuren van 7uur tot 19 uur. 

Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d...

Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Er dient steeds voldaan te worden aan de toepasselijke VLAREM-geluidsnormen. Dit wordt als opmerking opgenomen.

 

CONCLUSIE 

De gevraagde omgevingsvergunning mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.

 

Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | 1 brandstofverdeelinstallatie op een bovengrondse dubbelwandige houder voor gasolie, met 1 verdeelslang | Nieuw

1 verdeelslang

17.3.2.1.1.1°b)

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt  ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | Dubbelwandige houder van 2.250 liter (1,913 ton) voor gasolie | Nieuw

1,913 ton

61.2.1°

tussentijdse opslagplaatsen voor uitgegraven bodem die langer dan 1 jaar in exploitatie zullen zijn met een capaciteit van 1000 m³ tot en met 10.000 m³ | Tijdelijke opslag van uitgegraven bodem met een capaciteit van 5.000 m³ | Nieuw

5000 m³

 

Waarom wordt deze beslissing genomen?

 

 

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

 

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Activiteit

AC34300 Behandelen van omgevingsvergunningen

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het inrichten en het exploiteren van een tijdelijke opslag i.k.v. het uitvoeren van wegenis- en rioleringswerken aan de R40/ Groot-Brittanniëlaan + bijstelling van de milieuvoorwaarden aan de heer Marc Verlee en WILLEMEN INFRA nv (O.N.:0405092190) gelegen te Warmoezeniersweg , 9000 Gent.

De door het college vergunde plannen zijn de plannen die op de overzichtslijst staan, die is toegevoegd als bijlage aan deze vergunning en er integraal deel van uitmaakt.

Plannen die niet op deze overzichtslijst staan, maken geen deel uit van de vergunning.

Controleer steeds of het om een goedgekeurd plan gaat.

Opgelet, er kunnen voorwaarden betrekking hebben op de plannen.

 

De rubrieken voor de inrichting/activiteit TOP met inrichtingsnummer 20240531-0012 beslist het college als volgt:

 

Vergunde rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen met maximaal 2 verdeelslangen | 1 brandstofverdeelinstallatie op een bovengrondse dubbelwandige houder voor gasolie, met 1 verdeelslang | Nieuw

1 verdeelslang

17.3.2.1.1.1°b)

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 : gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt  ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton | Dubbelwandige houder van 2.250 liter (1,913 ton) voor gasolie | Nieuw

1,913 ton

61.2.1°

tussentijdse opslagplaatsen voor uitgegraven bodem die langer dan 1 jaar in exploitatie zullen zijn met een capaciteit van 1000 m³ tot en met 10.000 m³ | Tijdelijke opslag van uitgegraven bodem met een capaciteit van 5.000 m³ | Nieuw

5000 m³

 

  

 

Artikel 2

TERMIJN

De gevraagde vergunning voor de ingedeelde inrichting of activiteit en de stedenbouwkundige handelingen kan verleend worden voor een termijn tot en met 30 juni 2026 zoals gevraagd in het aanvraagformulier.


Artikel 3

Legt volgende voorwaarden op:


BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE GEPLANDE WERKEN:

 

Geldigheidsduur vergunning:

Er wordt een vergunning afgeleverd tot en met 30 juni 2026.

 

Externe adviezen:

* De voorwaarden opgenomen in het advies van Fluxys NV (advies van 08/07/2024, met kenmerk TPW-OL-2024077006) moeten strikt nageleefd worden:

* De voorwaarden opgenomen in het advies van de Vlaamse Waterweg nv – Afdeling Regio West (advies van 19/08/2024) moeten strikt nageleefd worden.

 

In het bijzonder wordt de aandacht gevestigd op de volgende bijzondere voorwaarden:

* de vergunninghouder neemt alle nodige maatregelen om de stofhinder naar de waterweg te milderen. Verstuiving van gronden met hoogtes van 6 m naar de waterweg dienen verhinderd te worden.

* in het kader van de veiligheid dient de modder op de Warmozeniersweg onmiddellijk te worden opgeruimd. Door de werftransporten verhoogt de berm (op sommige plaatsen ongeveer 30 cm) tussen de Warmoezeniersweg en de waterweg. Hierdoor ontstaat plasvorming tot halfweg de Warmoezeniersweg. De wegbeheerder en de vergunninghouder dienen hierover afspraken te maken.


Werfcharter:
De charter werftransport moet gerespecteerd worden. Het werftransport mag niet gebeuren tijdens de schoolspitsuren.

Openbaar domein:
De bouwheer is steeds verantwoordelijk voor beschadigingen aan de inrichting van het openbaar domein, groenaanleg, bermen, trottoirs, boordstenen, (straat)kolken en de rijweg, die te wijten zijn aan de bouwactiviteit. De dienst Wegen, Bruggen en Waterlopen herstelt deze beschadigingen op kosten van de bouwheer.

 

Einde der werken:

Na het einde der werken moet het terrein in zijn oorspronkelijke staat worden hersteld.

 

 

BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT:


Bovengrondse houder gasolie

Binnen een termijn van 3 maanden na de ingebruikname van de werf dient het recentste keuringsattest van beperkt onderzoek op de brandstoftank te worden overgemaakt aan de Dienst Toezicht (toezicht@stad.gent) met vermelding van het dossiernummer.

 

Brandstofverdeelinstallatie

Het gebruik van de verdeelinstallatie dient te gebeuren boven een vloeistofdichte vloer. Indien de lozing van het verontreinigde hemelwater niet gebeurt via een KWS-afscheider dient deze lozing uitgesloten te worden. Daarom is het aangeraden dat de piste overdekt wordt met een luifel.

 

Geluid

Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d... 

 

Volgende sectorale voorwaarden wordt bijgesteld:

Artikel: 5.61.2 §2: Er wordt een afwijking op artikel 5.61.2.§2 van Vlarem II toegestaan. De inschattingen van volumes worden vermeld op de leveringsbonnen bij de aan- en afvoer van de gronden door vrachtwagens. De hoeveelheid grond kan bepaald worden aan de hand van het aantal m³ grond dat vervoerd wordt. De vrachtbonnen worden bijgehouden in een register, waarbij als dusdanig wordt voldaan aan Vlarem II, artikel 5.61.2.§4, eveneens worden de werkuren tussen 7 uur en 19 uur gerespecteerd (Vlarem II, artikel 5.61.2.§3).

 

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:

De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:  https://navigator.emis.vito.be/

Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

   

Artikel 4

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Een omgevingsvergunning heeft een zakelijk karakter en doet geen enkele afbreuk aan contractuele verplichtingen of zakelijke rechten. Er kan geen gebruik gemaakt worden van de vergunning indien blijkt dat de bouwheer niet beschikt over de nodige rechten hiervoor. 

 

Transport over water:

Een onderzoek naar transport over de waterweg inzake grondverzet buiten de werf, sloopstromen en bouwlogistiek dient te worden uitgevoerd;

 

Geluid

Er dient steeds voldaan te worden aan de toepasselijke VLAREM-geluidsnormen.