Terug
Gepubliceerd op 19/07/2024

2024_CBS_07411 - OMV_2024063614 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een tijdelijke bemaling voor de bouw van een meergezinswoning - zonder openbaar onderzoek - Gordunakaai, 9000 Gent - Vergunning

college van burgemeester en schepenen
do 18/07/2024 - 08:32 College Raadzaal
Datum beslissing: do 18/07/2024 - 09:03
Goedgekeurd

Samenstelling

Wie is verantwoordelijk voor deze materie?

Tine Heyse

Aanwezig

Mathias De Clercq, burgemeester-voorzitter; Filip Watteeuw, schepen; Sofie Bracke, schepen; Tine Heyse, schepen; Astrid De Bruycker, schepen; Sami Souguir, schepen; Isabelle Heyndrickx, schepen; Hafsa El-Bazioui, schepen; Rudy Coddens, schepen; Mieke Hullebroeck, algemeen directeur; Liesbet Vertriest, waarnemend adjunct-algemeendirecteur

Verontschuldigd

Bram Van Braeckevelt, schepen; Evita Willaert, schepen

Secretaris

Mieke Hullebroeck, algemeen directeur

Voorzitter

Sofie Bracke, schepen
2024_CBS_07411 - OMV_2024063614 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een tijdelijke bemaling voor de bouw van een meergezinswoning - zonder openbaar onderzoek - Gordunakaai, 9000 Gent - Vergunning 2024_CBS_07411 - OMV_2024063614 - aanvraag omgevingsvergunning voor het exploiteren van een tijdelijke bemaling voor de bouw van een meergezinswoning - zonder openbaar onderzoek - Gordunakaai, 9000 Gent - Vergunning

Motivering

Regelgeving waaruit blijkt dat het orgaan bevoegd is

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.

 

Op basis van welke regels (rechtsgronden) wordt deze beslissing genomen?

 

Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.

 

Wat gaat aan deze beslissing vooraf?

 

Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunning en legt bijzondere voorwaarden op.

 

WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?

 

Yure BV met als contactadres Rodetorenkaai 7, 9000 Gent heeft een aanvraag (OMV_2024063614) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 2 mei 2024.

 

De aanvraag omgevingsvergunning van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit handelt over:

Onderwerp: het exploiteren van een tijdelijke bemaling voor de bouw van een meergezinswoning

• Adres: Gordunakaai 59, 9000 Gent

Kadastrale gegevens: afdeling 9 sectie I nr. 24R

 

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 31 mei 2024.

De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.

Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 9 juli 2024.

 

OMSCHRIJVING AANVRAAG

 

1.              BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT

Het betreft het exploiteren van een tijdelijke bemaling voor de bouw van een meergezinswoning.

 

Voorliggende aanvraag betreft een tijdelijke bemaling noodzakelijk voor de bouw van een meergezinswoning op het adres Gordunakaai 59, te Gent. Het bestaande gebouw wordt afgebroken en heropgebouwd. De bestaande ondergrondse kelderconstructie zal behouden blijven maar er zullen enkele aanpassingen uitgevoerd worden waarvoor een tijdelijke bemaling vereist zal zijn, zoals een liftput, de inrit en enkele extra funderingspalen. De bemalingsduur wordt ingeschat op maximaal 180 dagen.

 

Het aangevraagde debiet bedraagt maximum 70.660 m³/jaar en maximum 693 m³/dag. De ingeschatte duurtijd van de bemaling bedraagt 180 dagen. De verlaging van het grondwaterpeil bedraagt maximum 4,2 m-mv. Rubriek 53.2.2.b)2 is van toepassing.

 

Op basis van de uitgevoerde screening van OVAM-dossiers binnen de invloedstraal van de bemaling wordt aangenomen dat er mogelijks verhoogde concentraties aan arseen en minerale olie kunnen voorkomen in het bemalingswater. Met voorliggende aanvraag worden verhoogde lozingsnormen aangevraagd. Indien nodig zal een waterzuiveringsinstallatie geplaatst worden alvorens het verontreinigd bemalingswater te lozen. Hiervoor worden de rubrieken 3.4.2 en 3.6.3.2. aangevraagd.

 

Volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | verhoogde lozingsnorm

Minerale olie (500 µg/l – standaard lozingsnorm)

Arseen (20 µg/l = 5* Iindelingscriterium) grondwater 2.4.1 = infiltratie | klasse 2 | Nieuw

28,9 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | WZI voor Minerale olie indien deze boven 500 µg/l zou gaan | klasse 2 | Nieuw

28,9 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°  met een netto opgepompt debiet van meer dan 30 000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder maaiveld | Totaal               70 660 m³              over 180 dagen

Gemiddeld project 392 m³/d 16.4 m³/h

Maximaal project 693 m³/d 28.9 m³/h | klasse 2 | Nieuw

70660 m³/jaar

 

Volgende bijstelling van de sectorale voorwaarden wordt aangevraagd:

 

Artikel: 4.2.3.1 3 - Lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat

 

Omschrijving

Artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II: van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.

 

Motivatie

In het kader van de lozing van het bemalingswater op oppervlaktewater worden lozingsnormen aangevraagd. Deze lozingsnormen worden aangevraagd aangezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden in het grondwater (en bijgevolg ook in het bemalingswater) met een concentratie boven het indelingscriterium.

 

Voorstel

Gezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden met een concentratie boven het indelingscriterium in het bemalingswater, wordt gevraagd om de voorgestelde lozingsnormen (zie bijlage R3B) op te nemen als bijzondere voorwaarde in de vergunning.

 

Artikel: 4.2.5.1.1. § 1 – Controle-inrichting voor lozen van afvalwater

 

Omschrijving

Artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.

 

Motivatie

In het kader van voorliggende bemaling en lozing van het bemalingswater is het niet relevant om een meetgoot te voorzien. De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II.

 

Voorstel

Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan. De exploitant voorziet hiervoor twee monsternamepunten (in- en effluent) en één waterteller. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater volgens artikel 4.2.5.1.1.

 

2.              HISTORIEK

Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:

 

Omgevingsvergunningen

* Op 12/03/2020 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor de exploitatie van een bronbemaling en het oprichten van een bijgebouw met goederenlift (OMV_2019125346).

* Op 27/07/2023 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor het bouwen van een meergezinswoning bestaande uit 17 appartementen en een ondergrondse parking na het slopen van de bestaande bebouwing (OMV_2023057645).

 

BEOORDELING AANVRAAG

 

3.              EXTERNE ADVIEZEN

Volgende externe adviezen zijn gegeven:

 

Geen advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 6 juni 2024.

 

Voorwaardelijk gunstig advies van VMM (M) Advies Vergunning Afvalwater en Lucht (milieu) afgeleverd op 24 juni 2024.

 

Voorwaardelijk gunstig advies van VMM (W) Afdeling Operationeel Waterbeheer (milieu) afgeleverd op 14 juni 2024.

 

Geen advies van De Vlaamse Waterweg nv - Afdeling Regio West afgeleverd op 27 juni 2024.

 

4.              TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN

4.1.   Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg

Het project ligt in woongebied volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005). De locatie is volgens dit RUP gelegen in Artikel 0: Afbakeningslijn grootstedelijk gebied Gent.

 

Het project ligt in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'RIJSENBERG' (Besluit tot goedkeuring door de Gemeenteraad op 25 januari 2016). De locatie is volgens dit RUP gelegen in multifunctionele zone, zone voor tuinen 1 en zone voor voortuin 1.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften.

 

4.2.   Vergunde verkavelingen

De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

 

5.              WATERPARAGRAAF

5.1.        Ligging project

Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West. Het project ligt in de nabijheid van waterloop in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West.

Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:

- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).

- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).

- niet gelegen in een signaalgebied.

 

5.2.        Verenigbaarheid van het project met het watersysteem

Droogte

De bemaling betreft een ingedeelde activiteit. De impact van de activiteit wordt besproken onder het aspect bodem en grondwater. De bemaling moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verdroging zal voorkomen worden.

 

Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen

Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.

 

Overstromingen

De impact van het bouwproject op het overstromingsregime werd behandeld in OMV_2023057645.

 

Waterkwaliteit

De lozing van het grondwater is een ingedeelde activiteit. De impact van de lozing wordt besproken onder het aspect bodem en grondwater. De lozing moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II (en de bijzondere voorwaarden) waardoor verontreiniging zal voorkomen worden.

 

5.3.        Conclusie

Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van maatregelen de watertoets doorstaat.

 

6.              PROJECT-M.E.R.-SCREENING

De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.

Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.

 

7.              BEKENDMAKING

De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.

 

8.              OMGEVINGSTOETS

 

Milieuhygiënische en veiligheidsaspecten

 

Aspect bodem en grondwater

De bronbemaling moet voldoen aan onderafdeling 5.53.6.1 van Vlarem II en uitgevoerd worden volgens de richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu (VMM, 2019).

 

Geplande toestand

Er zal bemaald worden op een diepte van 8 meter, het grondwaterpeil wordt max. 4,2 meter verlaagd t.o.v. het maaiveld. Het grondwater zal onttrokken worden aan een debiet van maximaal 693 m³/dag. Het grondwater kan  volgens de aanvraag geloosd worden in de Leie aan de achterzijde. Dit door middel van een brugconstructie over de straat.

 

De start- en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan VMM via het mailadres grondwater.ovl@vmm.be met vermelding van het projectnummer (OMV_ 2024063614). Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Hydrogeologie

Er werd geen grondonderzoek uitgevoerd. De bemalingsnota is gebaseerd op gegevens beschikbaar via DOV (boringen en sonderingen). Op het terrein werden drie peilbuizen geplaatst. Deze werden in oktober en januari opgemeten. De peilvariaties die werden opgemeten variëren tussen 1,41-2.08 m-mv.

 

De ondergrond wordt in de bemalingsnota als volgt ingeschat. Tot 1,2 m-mv zand, vervolgens leem tot kleihoudend zand tot 6 m-mv hieronder worden opnieuw zandige lagen ingeschat tot 15 m-mv.

In de bemalingsnota werd met een grondwaterstand gerekend van 1,2 m-mv.

 

Bemalingsconcept

De bemaling werd ontworpen als een traditionele vacuümbemaling met verticale filters, aangezet in de Tertiaire zandlagen tot ca. 8,0 m onder maaiveld, rondom de bouwput. Voor de liftputten wordt, indien nodig, in een tweede fase, een bijkomende kortstondige bemaling ter hoogte van de keldervloer voorzien. Er zal bemaald worden in de Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem (HCOV 0600) en het grondwaterlichaam CVS_0600_GWL_1. Dit is een freatische watervoerende laag.

 

Voor het beperken van het bemalingsdebiet wordt een sonde-gestuurde bemaling voorgesteld in de bemalingsnota. Dit wordt eveneens opgenomen in de bijzondere voorwaarden.

 

Bemalingscascade

In eerste instantie dient er zo weinig mogelijk grondwater opgepompt te worden. Het grondwater dat onttrokken wordt dient zoveel mogelijk terug in de grond gebracht worden buiten de onttrekkingszone. Indien dit technisch niet mogelijk is mag het grondwater geloosd worden.

 

Bij het lozen van bemalingswater dient rekening te worden gehouden met onderstaande cascade, dit werd als volgt beoordeeld in de bemalingsstudie:

 

1. Beperken/retour:

Door het type bemalingssysteem (vacuümbemaling) en de uitvoeringsmethode van de bouwput is een retourbemaling d.m.v. dieptebronnen (met retourbronnen) noch aangewezen, noch uitvoerbaar.

 

Het beperken van het debiet d.m.v. een gesloten bouwput wordt hier niet weerhouden gezien het ongunstig zandige bodemprofiel en de aanwezigheid van een natuurlijke, horizontaal afsluitende kleilaag waarin de waterremmende wanden kunnen aangezet worden.

 

Door de bebouwde omgeving en gebrekkige ruimte op het bouwterrein is een oppervlakkige infiltratie praktisch niet haalbaar gebleken.

 

Voor het beperken van het bemalingsdebiet wordt een sonde-gestuurde bemaling toegepast. Bij dit systeem zal het pompdebiet zich automatisch aanpassen indien een vooraf ingesteld waterpeil al dan niet wordt overschreden. Dit wordt eveneens opgenomen in de bijzondere voorwaarden.

 

2. Hergebruik

Het is aangewezen dat het bemalingswater eerst belucht wordt in een groot buffervat/container gezien de mogelijks glauconiet-(ijzer)houdende zandlagen. Hierdoor wordt het eventuele aanwezige ijzer geoxideerd, ontzand en wordt de temperatuur van het bemalingswater aangepast aan aan de omgevingstemperatuur alvorens verder te hergebruiken.

 

Op basis van het advies in het boombeschermingsplan kan een deel van het bemalingswater gebruikt worden om bevloeiing te voorzien ter hoogte van de bomen in de omgeving van de werf.

Het bemalingswater kan verder ook aangewend worden door particulieren, landbouwers of gemeentelijke diensten om water af te tappen. De aandacht wordt gevestigd op de nodige signalisatie voor hergebruik van dit niet-drinkbaar water.

 

3. Oppervlaktewater of RWA

Het bemalingswater kan geloosd worden in de Leie (oppervlaktewater) aan de achterzijde. Dit door middel van een brugconstructie over de straat.

 

4. Gemengde riolering

Lozing op de gemengde riolering wordt niet weerhouden gezien de aanwezigheid van oppervlaktewater nabij de werfzone.

 

Het bedrijf vraagt zodoende de lozing aan van het bemalingswater op de Leie, een bevaarbare waterloop.

Voor de lozing van het bemalingswater op oppervlaktewater moet de toestemming verkregen worden van de waterloopbeheerder voor de uitvoeringswijze van de lozingsconstructie zodat geen schade aan de waterloop kan ontstaan of onderhoudswerkzaamheden verhinderd worden.

Omwille van de mogelijke grondwaterverontreinigingen (minerale olie en arseen) geldt als gebruiksadvies om het bemalingswater niet te hergebruiken of enkel na zuivering.

Dit wordt opgenomen als opmerking.

 

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, bezorgt het erkende boorbedrijf van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

  1. het merk en serienummer;
  2. het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing;

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.

Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen.”

Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Wateroverlast

De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken. Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

Verdroging

De berekende invloedstraal van de bemaling reikt niet tot een habitat- of vogelrichtlijngebied, VEN en IVON gebieden.

 

Verontreiniging

De decretale bodemonderzoeken binnen de invloedstraal van de bemaling werden gescreend. De bemaling heeft geen onaanvaardbare verspreiding van gekende grondwaterverontreiniging in de omgeving tot gevolg. Er zijn geen maatregelen ter voorkoming van de verspreiding vereist.

 

Op het eigen terrein zijn verhoogde concentraties van minerale olie en arseen vastgesteld (OVAM-dossier: 96071, minerale olie tot 390 µg/l).

 

De bemaling is niet gelegen in een PFAS no-regret zone.

 

Voor de bespreking van de lozing wordt er verder verwezen naar het aspect afvalwater.

 

Zettingen

De max. berekende absolute zetting t.g.v. de grondwaterverlaging bedraagt minder dan 15 mm. Het risico op schade door zettingen t.g.v. de bemaling wordt aanvaardbaar geacht

 

Aspect afvalwater

 

Lozingssituatie

De inrichting ligt in centraal gebied. In de Gordunakaai is ter hoogte van de projectzone een DWA-rioleringsstelsel aanwezig dat aangesloten is op de RWZI Gent.

 

Aan de overzijde van de Gordunakaai bevindt zich de Leie, een bevaarbare waterloop.

 

Bedrijfsafvalwater

Het bedrijf vraagt de lozing aan van 28,9 m³/uur – 693 m³/dag – 70.660 m³/jaar bemalingswater met gevaarlijke stoffen, al dan niet via een WZI, in oppervlaktewater, namelijk de Leie, gedurende 180 dagen (Rubriek 3.4.2 en rubriek 3.6.3.2).

 

  1. Debiet

De bemaling werd ontworpen als een traditionele vacuümbemaling met verticale filters, aangezet in de Tertiaire zandlagen tot 8.0 m onder maaiveld, rondom de bouwput. Voor de liftputten wordt, indien nodig, in een tweede fase, een bijkomende kortstondige bemaling voorzien ter hoogte van de keldervloer. Doch de exacte filterdiepte en bemalingsopstelling dient bepaald te worden door het bronbemalingsbedrijf tijdens de uitvoering.

 

Het referentie-scenario is bijgevolg een klassieke open bouwput. De modellering (numeriek model) werd uitgevoerd met behulp van het analytisch softwarepakket MWell om het bemalingsdebiet en de invloedstraal te bepalen. Dit wordt samengevat in onderstaande tabel.

 

 

Keldervloer

Initieel uurdebiet (m3/uur)

28,9

Initieel dagdebiet (m3/dag)

693

Duur (aantal dagen)

20

Totaal initieel debiet (m3)

13.860

Stationair uurdebiet (m3/uur)

14,8

Stationair dagdebiet (m3/dag)

355

Duur (aantal dagen)

160

Totaal stationair debiet (m3)

56.800

TOTALE DUUR (d)

180

TOTAAL VOLIUME (m3)

70.660

Invloedstraal (m)

255

 

De bijkomende bemaling, op de keldervloer, in kader van de aanleg van de liftputten is slechts zeer kortstondig en bijgevolg eerder verwaarloosbaar t.o.v. de globale, langdurige bemaling voor aanleg van de kelder.

 

De Leie zal daarnaast ook als natuurlijke barrière functioneren waardoor de grondwaterverlaging niet merkbaar zal zijn aan de overzijde.

 

  1. Lozingsvoorwaarden

Het bedrijf vraagt geen sectorale lozingsvoorwaarden aan. De algemene lozingsvoorwaarden voor lozing op oppervlaktewater zijn van toepassing.

 

De invloedstraal van de bemaling strekt zich uit over een maximale afstand van ± 255 m ten opzichte van het midden van de bouwput. De grens van de invloedzone werd hierbij vastgelegd op een verlaging tot 0,05 m.

 

Binnen de invloedstraal van de bemaling:

-          Zijn er relevante bodemonderzoeken gekend;

-          Is er geen PFAS no regret zone. De dichtstbijzijnde bevindt zich op ± 950 m.

 

De relevante oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken die zich geheel of gedeeltelijk binnen de berekende invloedstraal bevinden worden samengevat in onderstaande tabel.

 

OVAM - dossier

Jaar

Verontreiniging

Concentratie

PB in invloed-
zone bemaling

Verspreiding
dmv. bemaling

OBO 96071

2021

Arseen

Minerale olie

5,2 µg/l

190 tot 390 µg/l

Ja
Ja

Ja
Ja

OBO 4231

1997

Arseen

6 tot 20 µg/l

Ja

Ja

OBO 9231

2013

/

/

/

/

 

Op het terrein werden verhoogde concentraties aan minerale olie vastgesteld in het grondwater. Ook werden verhoogde concentraties aan arseen gevonden die niet konden gelinkt worden aan een activiteit. Deze zijn gezien de ligging met de Leie vermoedelijk regionaal gebonden. Er werden geen bijkomende grondwateranalyses uitgevoerd.

 

Het bedrijf vraagt volgende lozingsnormen aan:

- Arseen: 50 μg/l

- Minerale olie: 500 μg/l

 

De normen worden in het dossier aangevraagd als een bijstelling van voorwaarden van Vlarem II. De bijstelling is niet nodig en wordt zonder voorwerp verklaard. Conform het advies van de VMM, bevoegd voor afvalwater kan er akkoord gegaan worden met de aangevraagde lozingsnormen. Ze worden als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

  1. Waterzuivering

Er is geen beschrijving of verdere informatie opgenomen over de WZI. Er wordt enkel aangegeven dat deze geschikt dient te zijn voor de verwijdering van minerale olie.

De eventuele WZI dient uitgevoerd te worden conform de BBT ’bodemsanering’ voor de gevraagde parameters. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Voor opstart van de bemaling dient er een staal genomen te worden van het bemalingswater, zodat de kwaliteit van het bemalingswater kan worden afgetoetst aan de lozingsnormen. Indien de concentraties van het bemalingswater hoger zijn dan de lozingsnormen, wordt het bemalingswater gezuiverd voor lozing. Er mogen geen concentraties geloosd worden boven de lozingsnormen. Verdere monitoring is eveneens noodzakelijk.

Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

  1. Controle-inrichting

Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig artikel 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

 

Het bedrijf vraagt een afwijking aan op artikel 4.2.5.1.1. van Vlarem II.

 

Conform artikel 4.2.5.1.1 van Vlarem II en het advies van de VMM mag voor de bepaling van het debiet de meetmethode conform hoofdstuk 5.53.3 van Vlarem II gebruikt worden. Om de kwaliteit van het geloosde bemalingswater te bepalen, dient een aftapkraan voorzien te worden.

 

  1. Monitoring

De inrichting dient minstens jaarlijks een analyse op het effluent van de bemaling uit te voeren voor de parameters overeenkomstig artikel 4.2.5.3.1 van Vlarem II.

Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.

 

Het bedrijf geeft aan om als preventieve maatregel op het mogelijks oppompen van vervuild grondwater de evolutie van de verontreinigingen te monitoren, waarbij de monitoring van de bemaling dient uitgevoerd te worden bij opstart, na week 1, week 2, week 4 én vervolgens maandelijks.

 

Conform het advies van de VMM wordt volgende monitoring als bijzondere voorwaarde opgenomen:

Minstens voor de vergunde lozingsparameters dient een monitoring uitgevoerd te worden van het opgepompte bemalingswater. De te analyseren parameters zijn zodoende minstens arseen en minerale olie.

- De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.

- De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

- Bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;

- Bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.


- Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

 

Aspect geluid

In de buurt zijn woningen aanwezig. De pompen zullen continu in werking zijn. Alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen (plaatsing, type, omkasting pomp,…) moeten genomen worden opdat geluidshinder voor omwonenden minimaal zou zijn. Dit wordt opgenomen als opmerking.

 

Aspect fauna en flora

In de omgevingsvergunningsaanvraag wordt de aandacht gevestigd op de aanwezigheid van een aantal bestaande bomen aan de buitenkant van het perceel, die behouden blijven. Deze bomen kunnen, onder andere onder invloed van de bemaling, mogelijks schade ondervinden tijdens hun groeiseizoen.

Voor de opvolging van afbraakwerken en aanleg werf conform OMV_2023057645 reeds de aanstelling van een boomdeskundige ETW opgelegd. Om de impact van de bemaling op de verdroging van de omliggende bomen te beperken dient een bevloeiing voorzien te worden, onder begeleiding van een boomdeskundige, indien de uitgraving gebeurt in het groeiseizoen (maart - oktober). Verder dienen alle aanbevelingen zoals beschreven in de boombeschermingsnota opgevolgd te worden.

Er wordt wel opgemerkt dat indien het bemalingswater niet voldoet aan de milieukwaliteitsnormen voor infiltratie, er alsnog geschikt bevloeiingswater dient aangeleverd te worden op de werfsite. Dit zal worden opgenomen als bijzondere voorwaarde.

 

 

CONCLUSIE

 

De gevraagde omgevingsvergunning is mits voorwaarden milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar met de onmiddellijke omgeving, bijgevolg is het verslag voorwaardelijk gunstig.

 

Volgende rubrieken worden gunstig beoordeeld:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | verhoogde lozingsnorm

Minerale olie (500 µg/l – standaard lozingsnorm)

Arseen (20 µg/l = 5* Iindelingscriterium) grondwater 2.4.1 = infiltratie | Nieuw

28,9 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | WZI voor Minerale olie indien deze boven 500 µg/l zou gaan | Nieuw

28,9 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°  met een netto opgepompt debiet van meer dan 30 000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder maaiveld | Totaal               70 660 m³              over 180 dagen

Gemiddeld project 392 m³/d 16.4 m³/h

Maximaal project 693 m³/d 28.9 m³/h | Nieuw

70660 m³/jaar

 

TERMIJN

De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 180 dagen. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.

Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).

 

Waarom wordt deze beslissing genomen?

 

 

WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?

 

Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.

 

 

Communicatie

 

 

Uitvoering
Van deze omgevingsvergunning mag worden gebruikgemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep.

Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99.
§ 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:
1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;
2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100.
De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101.
De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

 

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen verleent onder voorwaarden de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een tijdelijke bemaling voor de bouw van een meergezinswoning aan Yure bv (O.N.:0737585822) gelegen te Gordunakaai 59, 9000 Gent.


De rubrieken voor de inrichting/activiteit Bemaling Gordunakaai 59 Gent met inrichtingsnummer 20240430-0082 beslist het college als volgt:

 

Vergunde rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.2°

lozen, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, van bedrijfsafvalwater dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen (lijst 2C, VLAREM I) bevat in concentraties hoger dan het indelingscriterium (meer dan 2 m³/u tot en met 100 m³/u) | verhoogde lozingsnorm

Minerale olie (500 µg/l – standaard lozingsnorm)

Arseen (20 µg/l = 5* Iindelingscriterium) grondwater 2.4.1 = infiltratie | Nieuw

28,9 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria  andere dan rubriek 3.6.5 (meer dan 5 m³/u tot en met 50 m³/u) | WZI voor Minerale olie indien deze boven 500 µg/l zou gaan | Nieuw

28,9 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°  met een netto opgepompt debiet van meer dan 30 000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder maaiveld | Totaal               70 660 m³              over 180 dagen

Gemiddeld project 392 m³/d 16.4 m³/h

Maximaal project 693 m³/d 28.9 m³/h | Nieuw

70660 m³/jaar

 

 

Artikel 2

De gevraagde vergunning wordt verleend voor een termijn van 180 dagen. De termijn begint te lopen vanaf de datum van opstart bemalingswerken. Deze datum dient gemeld te worden conform de bijzondere voorwaarde.

Dit doet geen afbreuk aan de geldigheidsduur (verval) van voorliggende vergunning (Omgevingsvergunningsdecreet - hoofdstuk 8, afdeling 1).


Artikel 3

Legt volgende voorwaarden op:

Bijzondere voorwaarde voor de ingedeelde inrichting of activiteit:

Start- en stop bemaling

De start- en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan VMM via het mailadres grondwater.ovl@vmm.be met vermelding van het projectnummer (OMV_ 2024063614).

 

Webapplicatie DOV

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, bezorgt het erkende boorbedrijf van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

  1. het merk en serienummer;
  2. het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing;

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen.

Praktische richtlijnen over hoe de gevraagde informatie moet worden doorgegeven, zijn te vinden op https://dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen.”

 

Peilsturing

Om het debiet en de invloed van de bemaling zoveel mogelijk te beperken dient een peilsturing van de bemaling te gebeuren. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in een peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.

 

Wateroverlast

De lozing van het opgepompte grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

 

Lozingsvoorwaarden

Volgende lozingsnormen worden toegestaan:

- Arseen: 50 μg/l

- Minerale olie: 500 μg/l

De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C van Vlarem II, zijn beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II. Bij ontstentenis van een indelingscriterium zijn de concentraties beperkt tot de rapportagegrens of tot de bepalingsgrens.

 

Waterzuivering

De waterzuivering dient conform de BBT-studie ’Bodemsanering’ te zijn.

 

Voor opstart van de bemaling dient er een staal genomen te worden van het bemalingswater, zodat de kwaliteit van het bemalingswater kan worden afgetoetst aan de lozingsnormen. Indien de concentraties van het bemalingswater hoger zijn dan de lozingsnormen, wordt het bemalingswater gezuiverd voor lozing. Er mogen geen concentraties geloosd worden boven de lozingsnormen. Verdere monitoring is eveneens noodzakelijk.

 

Monitoring

De inrichting dient minstens jaarlijks een analyse op het effluent van de bemaling uit te voeren voor de parameters overeenkomstig artikel 4.2.5.3.1 van Vlarem II.

 

Minstens voor de vergunde lozingsparameters dient een monitoring uitgevoerd te worden van het opgepompte bemalingswater. De te analyseren parameters zijn zodoende minstens arseen en minerale olie.

- De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.

-De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

- Bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;

- Bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.


- Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

 

Fauna en flora

Om de impact van de bemaling op de verdroging van de omliggende bomen te beperken dient een bevloeiing voorzien te worden, onder begeleiding van een boomdeskundige, indien de uitgraving gebeurt in het groeiseizoen (maart - oktober). Verder dienen alle aanbevelingen zoals beschreven in de boombeschermingsnota opgevolgd te worden.

Indien het bemalingswater niet voldoet aan de milieukwaliteitsnormen voor infiltratie, dient er alsnog geschikt bevloeiingswater aangeleverd te worden op de werfsite.

 

 

Volgende sectorale voorwaarden wordt bijgesteld:

Voor de bepaling van het debiet mag de meetmethode conform hoofdstuk 5.53 gebruikt worden. Om de kwaliteit van het geloosde bemalingswater te bepalen, dient een aftapkraan voorzien te worden.

 

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:

De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:  https://navigator.emis.vito.be/

Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

 

 

Artikel 4

Wijst de aanvrager op volgende aandachtspunten:

Bemalingscascade

Voor de lozing van het bemalingswater op oppervlaktewater moet de toestemming verkregen worden van de waterloopbeheerder voor de uitvoeringswijze van de lozingsconstructie zodat geen schade aan de waterloop kan ontstaan of onderhoudswerkzaamheden verhinderd worden.

Omwille van de mogelijke grondwaterverontreinigingen (minerale olie en arseen) geldt als gebruiksadvies om het bemalingswater niet te hergebruiken of enkel na zuivering.

 

Geluid

Alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen (plaatsing, type, omkasting pomp,…) moeten genomen worden opdat geluidshinder voor omwonenden minimaal zou zijn.