Decreet over het lokaal bestuur, artikel 40, § 1.
Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, artikel 67, § 4.
Op 11 oktober 2024 ontving de Stad Gent van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenland, Steden- en Plattelandsbeleid, Samenleven, Integratie en Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij de vraag om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Muattar te Gent.
De aanvraag van deze lokale geloofsgemeenschap voldoet aan de voorwaarden van de verkorte procedure tot erkenning overeenkomstig artikel 67 van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 omdat de lokale geloofsgemeenschap reeds een erkenningsaanvraag had ingediend voor 1 juli 2019.
Het voormelde decreet bepaalt dat bij de erkenning van islamitische en orthodoxe lokale geloofsgemeenschappen het advies wordt gevraagd van de gemeente op wiens grondgebied de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de islamitische of orthodoxe eredienst gelegen zijn.
De adviserende gemeente verleent in de verkorte procedure van artikel 67 van voormeld decreet haar advies over het voldoen door de lokale geloofsgemeenschap aan de erkenningsverplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9°. Op grond van artikel 67, § 4, van het decreet dient in de verkorte procedure geen advies verleend te worden over de punten 10° en 11°.
Deze erkenningscriteria zijn:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is;
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover;
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks financiering of ondersteuning die afbreuk doet aan de onafhankelijke uitoefening van de decretale opdrachten en verplichtingen van het toekomstige bestuur van de eredienst, zoals bepaald is in dit decreet en het decreet van 7 mei 2004. De onafhankelijke uitoefening van de decretale opdrachten en verplichtingen van het toekomstige bestuur van de eredienst kan in het gedrang komen door onder meer, maar niet uitsluitend, de samenloop van twee of meer van de volgende elementen, die wordt vastgesteld door de personeelsleden van de bevoegde instantie bij de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1°:
a) het ontvangen van herhaaldelijke financiële giften van dezelfde persoon of organisatie;
b) het ontvangen van schenkingen van goederen die een aanzienlijke kostprijs hebben en noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de eredienst;
c) de rechtstreekse of onrechtstreekse terbeschikkingstelling van personeel door derden;
d) de terbeschikkingstelling door derden van infrastructuur ten kosteloze titel of tegen een niet-marktconforme huurprijs;
e) het bestaan van samenwerkingsverbanden met instellingen die rechtstreeks of onrechtstreeks gelinkt zijn aan organisaties en bewegingen die een extremistische en segregerende geloofsbeleving promoten en verspreiden;
f) de opname in de statuten, oprichtingsakte of beginselverklaring van de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1°, van een band van ondergeschiktheid aan een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
g) een nauwe band met een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie die blijkt uit het feit dat de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1°:
3°/1 ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging;
3°/2 ze heeft geen banden met:
a) personen of entiteiten als vermeld in artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het terrorisme;
b) personen, groepen of entiteiten die zijn opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 2, 3 en 4 van het gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, en in de daaropvolgende besluiten van de Raad tot actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten, vermeld in artikel 2, 3 en 4 van het gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB;
3°/3 ze heeft geen banden met:
a) personen als vermeld in artikel 1, 10°, 14°, 16° en 17°, van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters;
b) personen, rechtspersonen en feitelijke verenigingen als vermeld in artikel 1, 11°, van het koninklijk besluit van 23 april 2018 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van afdeling 1bis “Het informatiebeheer” van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt;
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst voor de gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst, houder is van een van de onderstaande rechten of overeenkomsten. Aan dit criterium is ook voldaan als de gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst, in eigendom zijn van een Belgische publieke rechtspersoon:
a) een zakelijk recht dat voldoet aan de modaliteiten en voorwaarden, vermeld in boek 3 "Goederen" van het Burgerlijk Wetboek: volle eigendom of mede-eigendom;
b) een zakelijk gebruiksrecht dat voldoet aan de modaliteiten en voorwaarden, vermeld in boek 3 "Goederen" van het Burgerlijk Wetboek: erfpacht, vruchtgebruik of opstal;
c) een schriftelijke huurovereenkomst naar gemeenrecht conform artikel 1737 van het Burgerlijk Wetboek van bepaalde duur van minstens vijftien jaar zonder de mogelijkheid van een vervroegde beëindiging door de verhuurder;
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, emailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties;
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid;
9° ze verbindt zich ertoe om de wedde van haar bedienaars van de eredienst ten laste te laten nemen door de federale overheid conform artikel 181 van de Grondwet en de wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad;
Conform artikel 67, § 4, van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen heeft de adviserende gemeente een termijn van 4 maanden om zijn advies over de erkenningsaanvraag te bezorgen. Wanneer het advies niet tijdig wordt verstrekt, kan de Vlaamse Regering aan de adviesvereiste voorbij gaan.
De Stad beschikt over onvoldoende gegevens om een advies uit te brengen over de erkenningsverplichtingen 3°, 3°/1, 3°/2, 3°/3; 4° b) en c); 6°; 7°; 8° en 9°. De Provincie Oost-Vlaanderen, bevoegd voor het toezicht en de controle op de temporalia van de lokale islamitische en orthodoxe gemeenschappen, en de Informatie- en screeningsdienst lokale geloofsgemeenschappen (ISD) van het Agentschap Binnenlands Bestuur, bevoegd om na te gaan of de erkenningszoekende geloofsgemeenschappen en de reeds erkende besturen van de eredienst voldoen aan alle erkenningsverplichtingen, zijn de aangewezen adviesverlenende instantie voor deze criteria. Wat de erkenningsverplichting 2° betreft (financiële leefbaarheid) moet ook verwezen worden naar de Provincie Oost-Vlaanderen als eventuele toekomstige toezichthoudende overheid.
Op basis van de beschikbare informatie wordt met betrekking tot onderstaande erkenningscriteria het volgende vastgesteld:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is;
De betrokken lokale geloofsgemeenschap beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw, opgenomen in de publiek raadpleegbare Kruispuntbank der Ondernemingen onder het ondernemingsnummer 0783.730.504. De zetel van de vereniging is gevestigd Koopvaardijlaan 46, 9000 Gent
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover;
Bij de balanscentrale van de nationale bank zijn geen neergelegde en door de NBB aanvaarde jaarrekeningen beschikbaar. We beschikken bijgevolg enkel over de financiële informatie die bijgevoegd werd bij de erkenningsaanvraag.
De vzw werd opgericht op 23 maart 2022.
Er zijn sinds de oprichting van de vzw geen transacties geweest tussen Stad Gent/OCMW Gent en vzw Muattar Moskee. Er zijn bijgevolg ook geen openstaande schulden of vorderingen tussen beide partijen.
De financiële leefbaarheid wordt verder ook getoetst op basis van ratioanalyse van de resultaten van boekjaar 2023.
Uit nazicht van de financiële nota van het meerjarenplan en vergelijking met de bijgevoegde – niet gevalideerde – jaarrekening van 2023 blijkt dat de rekeningcijfers van 2023 niet in verhouding staan tot de budgetten van 2025 en volgende. Zo is – bijvoorbeeld - onduidelijk waarom uitgaven in Categorie B (gebouwen van de eredienst) in 2023 5.800 EUR bedragen en dit bedrag in 2025 oploopt tot 40.000 EUR. Dit is opmerkelijk aangezien aangegeven wordt in de strategische nota dat ‘De exploitatie-uitgaven voor de periode 2025 tot en met 2030 zijn geraamd op basis van de cijfers van de laatst vastgestelde erkende jaarrekening met een jaarlijkse stijging van ongeveer 2%’.
Daarnaast houdt het meerjarenplan rekening met een beperkte jaarlijkse indexatie over alle voorziene posten, al wordt hier niet consistent dezelfde groeivoet toegepast over alle posten.
We concluderen dat het op basis van de verstrekte informatie moeilijk is om een gefundeerde uitspraak te doen over de financiële leefbaarheid van vzw Muattar moskee. Om de erkenningsaanvraag zonder voorbehoud te beoordelen, adviseren we ABB om meer informatie te verzamelen via de volledige neergelegde jaarrekening 2023 én om meer inzicht te krijgen in hoe de stijging tussen 2023 en 2025 in exploitatie-uitgaven kan verklaard worden.
Het erkenningsdossier bevat – naast bovenvermelde niet-gevalideerde jaarrekening – ook een gevalideerde jaarrekening van VZW IH-VAK (voluit Ilim ve Hikmet VAKFI – ondernemingsnummer 0435.192.676). We merken op dat de 3 gekende bestuurders van VZW IH-VAK ook allen een functie (hetzij bestuurder, hetzij bedienaar van de eredienst) opnemen binnen vzw Muattar moskee. Het echter onduidelijk wat de relevantie is van het toevoegen van de jaarrekening van een andere entiteit aan erkenningsdossier.
Hoewel de relevantie van de toegevoegde jaarrekening van VZW IH-VAK niet duidelijk is aangegeven, hebben we deze wel beoordeeld op criteria van financiële leefbaarheid: zowel op vlak van resultaat, eigen vermogen als liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s zijn geen onmiddellijke risico’s te identificeren (voor zover relevant in dit dossier).
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn.
De Dienst Lokaal Sociaal Beleid nam het initiatief om de adviesvraag voor advies door te sturen naar relevante interne diensten en naar de Integratiecel en Cel Openbare Orde van de Politie. De Politie behandelt deze aanvragen vanuit politioneel kader via de eigen geijkte kanalen.
De Stad Gent heeft contacten met de moskeeverenigingen via de Vereniging van Gentse Moskeeën (VGM). Ad hoc overlegt de Stad met de VGM over signalen die men capteert en die gelinkt kunnen zijn aan de moskeeverenigingen. Vzw Muattar is lid van de VGM.
De organisatie is niet gekend bij de wijkregisseur en ligt buiten het werkingsgebied van de dienst Ontmoeten en Verbinden. Stad Gent organiseerde in het verleden 2 ontmoetingsactiviteiten met vzw Muattar. Deze activiteiten waren gericht op kennismaking, ontmoeting en uitwisseling. In het kader van radicalisering en polarisatie zijn er geen signalen die aanleiding geven tot bezorgdheid.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
De betrokken lokale geloofsgemeenschap toont aan dat zij aan de punten a) tem e) van dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer.
Gelet op bovenstaande informatie, kan voor de criteria 1, 4 a) d) en e) een gunstig advies worden verleend. Voor criterium 2 adviseren we ABB om verder financieel onderzoek uit te voeren om volledige transparantie te verkrijgen.
De erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Muattar wordt, voor de getoetste erkenningscriteria, als ‘gunstig onder voorwaarden’ (zie advies tot bijkomend onderzoek naar financiële leefbaarheid) geadviseerd.