Het bestuursakkoord bepaalt dat de stad Gent verder werk wil maken van vergroening, en daarbij de 3-30-300 regel van professor Konijnendijk wil hanteren:
3: Elke woning moet zicht hebben op drie bomen.
30: 30% van de buurt moet in de schaduw van bomen liggen.
300: Er moet binnen 300 meter van elke woning een park of groene ruimte zijn.
Om het eerste te realiseren, zullen we onder andere meer (veel) straatbomen moeten krijgen in onze stad. Het Bestuursakkoord spreekt zelfs van 1500 extra straatbomen.
Vandaag zijn dit er volgens de website van de groendienst zo'n 35.300. Dat is 1 straatboom voor bijna 8 Gentenaars. Met het totaalaantal van 63.000 'stads'bomen komen we al aan 1 boom voor iets meer dan 4 Gentenaars, maar dat is nog altijd zo'n 8 keer te weinig dan de beoogde doelstelling uit het bestuursakkoord (uitgaande van een gemiddelde gezinsgrootte van 2 personen).
We moeten dus dringend een tand bijsteken als we die willen behalen.
Waarom worden er bijna alleen maar straatbomen voorzien bij de integrale heraanleg van een straat?
Wat zijn de praktische obstakels om straatbomen te voorzien zonder dat daarvoor de straat integraal moet worden heraangelegd? Als die praktische obstakels uit de weg gehaald kunnen worden, kan de vergroening van het openbaar domein wellicht een versnelling hoger schakelen, wat absoluut nodig is. Ziet de schepen hiervoor mogelijkheden, waar nodig ook in overleg met andere wegbeheerders?
Beste Mevr. De Weder,
We willen deze legislatuur inderdaad werk maken van meer en beter groen. De 150.000 bijkomende bomen uit het bestuursakkoord zullen hoofdzakelijk aangeplant worden in nieuwe bossen, maar we streven inderdaad ook naar 1.500 extra straatbomen in het nastreven van de 3-30-300 regel. Dit vereist echter een doordachte aanpak. Een boom planten klinkt eenvoudig, maar dat is het niet, zeker niet in een verstedelijkte context.
Om te kunnen groeien hebben bomen veel ruimte nodig, boven de grond, maar ook onder de grond en dat vergeten we vaak. Ik wil jullie een beeld tonen dat illustreert dat we echt meer aandacht moeten hebben voor wat zich onder de grond afspeelt.
Ook het volgende beeld, van een knotwilg in onze Gentse Groenpool Gentbrugse Meersen - Damvallei, gemaakt door een zeer gewaardeerde natuurfotograaf uit onze middens, toont hoe boom en wortelstelsel een prachtig geheel vormen. Maar vooral ook dat bomen heel wat ruimte nodig hebben onder de grond om gezond te kunnen zijn en blijven.
In straten waar er voldoende ruimte is (bv in wijken met bredere groenbermen) kunnen we nieuwe straatbomen voorzien, ook als er geen wegenwerken gepland zijn. In het meer verstedelijkte weefsel is dit moeilijker zonder integrale heraanleg. De ruimte is er vaak beperkt door de aanwezigheid van nutsleidingen, smalle voetpaden, parkeerstroken of andere infrastructuur.
Naast het gebrek aan plaats boven en onder de grond is ook bodemverdichting een belangrijk obstakel in een verstedelijkte context. De wortels van een boom hebben lucht, water en ruimte nodig om goed te kunnen groeien, maar onze stadsbodems zijn vaak erg verdicht door veelvuldige betreding of door het bewuste verdichten van de bodem om verharding te kunnen dragen. In zo een compacte bodem groeien wortels minder goed en kunnen ze minder regenwater en voeding opnemen. Als we simpelweg een gat maken in een verharde bodem om daar vervolgens een boom in te planten, dan zal die boom daar niet gezond oud kunnen worden. De wortels botsen snel op een ondergrond die ongeschikt is voor wortelgroei en waar weinig water doorheen infiltreert. Die boom zal na enkele jaren afsterven of wegkwijnen en dus weinig bijdragen aan het klimaatrobuust maken van onze stad.
Samenvattend zijn de voornaamste obstakels bij het planten van straatbomen dus
Een integrale heraanleg van een straat biedt wel de kans om bomen een geschikte groeiplaats te geven door te ontharden, bodemingrepen te doen en rekening te houden met bijvoorbeeld de positie van leidingen onder de grond. Maar het vraagt dus vaak een herprofilering van het openbaar domein om bomen en wortels de nodige ruimte te kunnen geven waar ze ouder en groter kunnen worden.
Uiteraard blijven de stadsdiensten ook speuren naar locaties waar ontharding mogelijk is zonder grootschalige herprofilering. Dergelijke kleinschalige onthardingsprojecten worden al uitgevoerd, vaak in combinatie met de aanplant van nieuwe bomen of het verbeteren van de standplaatsen van bestaande bomen.
Ook toekomstbomen zijn belangrijk in het realiseren van 3-30-300 regel. Toekomstbomen zijn alleenstaande bomen die geplant worden met de ambitie om minstens 100 jaar oud te worden. Samen met het GMF en de Gentse bevolking zijn we op zoek gegaan naar geschikte locaties en ondertussen heeft de Groendienst al meer dan 200 toekomstbomen geplant op meer dan 40 locaties in Gent.
Ter afronding: de 3-30-300 is inderdaad belangrijk en we moeten daarbij doordachte keuzes maken. Want zeker als het over bomen gaat, geldt niet het korte gewin, maar de lange termijn.