In het bestuursakkoord valt te lezen dat de 3-30-300-regel van professor Konijnendijk de maatstaf bij grote nieuwe ontwikkelingen is.
Daarbij heb ik volgende vragen voor de schepen:
Vanaf wanneer spreken we van een grote ontwikkeling?
Welke maatstaven worden hierbij gehanteerd?
Is dit vanaf een bepaald aantal wooneenheden, een bepaalde oppervlakte of andere criteria?
Hoe gaat u de vooropgestelde vergroening concreet afdwingen?
Collega Smagghe,
Onze lange termijndoelstelling is om van Gent een klimaatrobuuste, leefbare stad te maken. Vergroenen is hierin essentieel omwille van een brede waaier aan voordelen en co-benefits zoals het bufferen en laten infiltreren van regenwater, het afkoelen van de omgeving en schaduwvoorziening op hittedagen en het creëren van sociale ontmoetingsplekken. De 3/30/300 regel is hierin een heldere internationaal aanvaarde leidraad.
In deze legislatuur zullen we de implementatie van de 3-30-300 regel samen met de diensten en collega's in het college concreet maken. We bouwen daarbij verder op bestaande plannen en instrumenten zoals het bomenbeleidsplan, het groenstructuurplan, de bouwblokvisie, de verordening stedenbouwkundige lasten, de tool slim ruimtelijk plannen, ….
In het kader van nieuwe ontwikkelingen hanteert de Groendienst momenteel de volgende uitgangspunten:
Meer groen en natuurlijk is belangrijk, niet in het minst omdat we weten dat mensen met natuur in de buurt gelukkiger en gezonder zijn. Deze legislatuur maken we werk van de actualisering van het Groenstructuurplan en het Bomenbeleidsplan, met de 3-30-300 regel als leidraad.
di 13/05/2025 - 09:56