Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 56.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15.
Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6.
Het college van burgemeester en schepenen weigert de aanvraag.
WAT GAAT AAN DEZE BESLISSING VOORAF?
De heer Ahmed El-Saidy met als contactadres Burgstraat 22, 9000 Gent heeft een aanvraag (OMV_2023114530) ingediend bij het college van burgemeester en schepenen op 5 september 2023.
De aanvraag omgevingsvergunning met stedenbouwkundige handelingen handelt over:
• Onderwerp: het regulariseren van de feitelijke situatie van een meergezinswoning met handelsgelijkvloers
• Adres: Brabantdam 47, 9000 Gent
• Kadastrale gegevens: afdeling 4 sectie D nr. 1778_
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 23 oktober 2023.
De aanvraag volgde de vereenvoudigde procedure.
Volgend verslag werd uitgebracht door de gemeentelijk omgevingsambtenaar op 30 november 2023.
OMSCHRIJVING AANVRAAG
1. BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING, DE PLAATS EN HET PROJECT
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
Het te verbouwen pand is gelegen in de Brabantdam, tussen François Laurentplein en Vlaanderenstraat. Deze straat maakt deel uit van de winkelkerngebied in het verlengde van de Kouter. De directe omgeving kenmerkt zich door een verweving van handel en wonen op de verdiepingen. Zowel het pand links als rechts is een meergezinswoning met een commerciële functie op het gelijkvloers.
Voor het pand werd in 2018 een vergunning afgeleverd voor het verbouwen van het gebouw naar een meergezinswoning (3 entiteiten) en een handelsruimte op het gelijkvloers. Voorliggende aanvraag strekt tot het regulariseren van een aantal wijzigingen ten opzichte van deze laatst vergunde toestand.
De voorziene te regulariseren handelingen omvatten:
- De inrichting van en toegang tot de kelder is licht gewijzigd. De toegang tot de kelder verloopt nu vanuit de gemeenschappelijke delen;
- De handelsruimte werd voorzien van een berging, kitchenette en toilet;
- De interne indeling van de woonentiteiten werd licht gewijzigd;
- Het dakterras op verdieping +3 werd gesupprimeerd en als bouwvolume uitgevoerd. Het dak ervan is uitgevoerd als groendak;
- Het dakvolume werd groter uitgevoerd met ca. 90cm aan de achterzijde, maar valt nog steeds binnen de 45° graden;
- Het platte dak van de dakverdieping wordt ingenomen door technieken waardoor het groendak verdwijnt;
- De nulpas van de dakverdieping is gewijzigd van 12,06 naar 12,28 meter;
- De dakrandhoogte van het dakvolume is gewijzigd van 15,13 naar 15,49 meter;
- De kroonlijsthoogte aan de voorzijde is gewijzigd van 12,91 naar 12,81 meter en sluit aan met die van de aangrenzende buren. Bovenop de deze kroonlijst is een balustrade voorzien;
- De voorgevel werd herontworpen, rekening houdend met de opmerkingen van de brandweer in het brandweerverslag;
- Om aan de EPB-eisen te voldoen werd de voorgevel geïsoleerd met PUR-platen, wat betekent dat de gevelafwerking 6cm voorbij de rooilijn komt.
2. HISTORIEK
Volgende vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:
Stedenbouwkundige vergunningen:
* Op 05/07/1965 werd een vergunning afgeleverd voor het bouwen van een winkelhuis met magazijnen en kantoor, na slopen van het bestaande gebouw. (Litt. B-13-65)
Omgevingsvergunningen:
* Op 05/07/2018 werd een voorwaardelijke vergunning afgeleverd voor verbouwing kantoorgebouw tot meergezinswoning met handelsgelijkvloers (OMV_2018028419).
Volgend bouwmisdrijf is vastgesteld:
Op 14/02/2019 werd vastgesteld dat de werken gestart zijn.
Op 19/06/2020 werd vastgesteld dat de ruwbouwwerken bezig zijn t.h.v. de derde verdieping .
Op 17/12/2020 werd vastgesteld dat de ruwbouwwerken bezig zijn tot dakniveau en de gevel invulling met raampartijen niet conform het gevelplan is.
Op 14/09/2021 werd vastgesteld dat de gevelbekleding conform de Omgevingsvergunning is, de invulling met raampartijen is niet conform het gevelplan.
BEOORDELING AANVRAAG
3. EXTERNE ADVIEZEN
Volgend extern advies is gegeven (integraal te raadplegen via het Omgevingsloket):
Gunstig advies van Brandweerzone Centrum afgeleverd op 25 oktober 2023 onder ref. 055583-002/PV/2023:
Besluit: GUNSTIG, mits te voldoen aan de hiervoor vermelde maatregelen en reglementeringen.
4. TOETSING AAN WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN
4.1. Ruimtelijke uitvoeringsplannen – plannen van aanleg
Het project ligt in woongebied met cultureel, historische en/of esthetische waarde (CHE-gebied) volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. In de gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud.
Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.
Het project ligt in het bijzonder plan van aanleg ‘Binnenstad – deel Zuid’, goedgekeurd op 29 november 2002, en is bestemd als verwevingszone.
De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften. Het BPA stelt dat elk hoofdgebouw afgewerkt moet worden met een hellend dak. De afwijking met betrekking tot de dakvorm, door het uitvoeren van het teruggetrokken dakvolume met een plat dak, werd reeds toegestaan in de afgeleverde Omgevingsvergunning OMV_2018028419.
4.2. Vergunde verkavelingen
De aanvraag is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.
4.3. Verordeningen
Algemeen Bouwreglement
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het Algemeen Bouwreglement, de stedenbouwkundige verordening van de Stad Gent, goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en meest recent gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 26 september 2022, van kracht sinds 21 november 2022.
Het ontwerp is niet in overeenstemming met dit algemeen bouwreglement, het wijkt af op volgende punten:
Artikel 13 stelt dat, ter aanvulling van artikel 9 §1 van de gewestelijke hemelwaterverordening, de plaatsing van een hemelwaterput ook verplicht is bij verbouwing (al dan niet met uitbreiding) van een gelijkvloerse of kelderverdieping van een bestaand gebouw, waarbij die verbouwing tot gevolg heeft dat het afvoerstelsel van afval- en hemelwater kan aangepast worden. Deze verplichting geldt enkel bij verbouwingen aan een bestaand gebouw, waarvan de oppervlakte groter dan 40m² is.
Toetsing: De totale oppervlakte (na verbouwing) bedraagt 82,5m² en is dus groter dan 40m² waardoor het plaatsen van een hemelwaterput met hergebruik verplicht is.
Het plaatsen van een hemelwaterput is technisch moeilijk. Het perceel is volledig bebouwd en de kelderruimte wordt deels gebruikt voor het voorzien van een septische put en als opslagruimte voor de handelszaak. Bijgevolg wordt de aanvrager vrijgesteld van het plaatsen van een hemelwaterput. Deze vrijstelling impliceert evenwel de verplichting tot het inrichten van de nieuwe platte daken als groendak: zie artikel 14.
Artikel 14 verplicht elke nieuwe dakoppervlakte met een hellingsgraad tot 15 graden aan te leggen als een groendak bij nieuwbouw, herbouw en bij verbouwing (al dan niet met uitbreiding).
Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager kunnen bedrijfsgebouwen en -constructies opgericht voor activiteiten of functies die weinig of geen hergebruik van hemelwater toelaten, eveneens worden vrijgesteld van de verplichting om een groendak aan te leggen.
De vrijstelling mbt het plaatsen van een hemelwaterput impliceert de verplichting tot het inrichten van de nieuwe platte daken als groendak (artikel 13).
Toetsing: Het platte dak van de teruggetrokken dakverdieping wordt niet langer voorzien als groendak. Dit wordt gemotiveerd vanuit het plaatsen van technieken: o.a. zonnepanelen.
Het plaatsen van zonnepanelen vormt immers geen afwijkingsmogelijkheid tot het niet uitvoeren van het groendak. Het platte dak dienst alsnog uitgevoerd te worden als groendak (binnen de aangevraagde hoogtes). Het voorzien van een groendak is, mits aandacht voor de hellingsgraad en aantal zonnepanelen, verenigbaar met het plaatsen van zonnepanelen.
Artikel 23 stelt dat elke meergezinswoning moet bestaan uit een mix van woningen (groottes en / of aantal slaapkamers). Met dit voorschrift streeft de Stad Gent per project naar een gevarieerde mix van kwaliteitsvolle woongelegenheden van diverse grootte en verschillende types, waaronder ook voldoende ruime gezinsvriendelijke woongelegenheden zodat ook gezinnen in de stad kunnen blijven wonen. Een mix van woningen op gebouwniveau bereiken we door in meergezinswoningen enerzijds te streven naar een gemiddelde netto vloeroppervlakte van de woningen van minimum 75m² en anderzijds door een variatie in groottes (oppervlaktes) en types (aantal slaapkamers). Een concrete vertaling van deze variatie resulteert in volgende richtlijn: min. 25% grote (3 en meer-slaapkamerappartementen, met variërende grootte), max. 25% kleine (studio’s en 1-slaapkamerappartementen, met variërende grootte) en circa 50% 2-slaapkamerappartementen met variërende grootte.
Toetsing: Het ontwerp voorziet twee 1-slaapkamerappartementen en één 2-slaapkamerappartementen. In totaal wordt een gemiddelde netto vloeroppervlakte van 69,83m² gerealiseerd.
Dit is niet in overeenstemming met bovenstaand artikel 23 dat een mix in groottes en aantal slaapkamers vooropstelt. Evenwel gaat het hier over aanpassingen aan een rechtmatig tot stand gekomen meergezinswoningen die niet aan de mix voldoet en waarbij het aantal woningen niet wordt verhoogd. Een afwijking op bovenvermeld artikel is hier aanvaardbaar.
Artikel 29bis stelt dat bij elk appartement een kwalitatieve private buitenruimte hoort. Richtinggevend wordt bij appartementen 10% van de oppervlakte van de woning voorzien. Een private buitenruimte moet ook een functionele minimale breedte hebben. Richtinggevend is dit 1m20.
Toetsing: De twee 1-slaapkamerappartementen beschikken niet over een private buitenruimte. Het 2-slaapkamerappartement beschikt in de vergunde toestand over twee terrassen: een terras van 7,3m² aansluitend aan de keuken en een terras van 11,4m² aansluitend aan de nachthal op de vierde verdieping. Het ontwerp voorziet het schrappen van het terras aansluitend aan de keuken door het opnemen van deze oppervlakte als binnenvolume.
Het niet voorzien van een private buitenruimte bij de 1-slaapkamerappartementen is aanvaardbaar vermits er geen (substantiële) wijzigingen worden voorzien. Het schrappen van het terras aansluitend aan de keuken bij het 2-slaapkamerappartement wordt betreurd, maar het resterende terras heeft een oppervlakte die voldoende in verhouding staat tot de oppervlakte van het appartement (meer dan 10%). Op basis van deze afwegingen is een afwijking op bovenvermeld artikel te verantwoorden.
Gewestelijke verordening hemelwater
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (zie waterparagraaf).
Gewestelijke verordening toegankelijkheid
De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
Conform artikel 3 van de toegankelijkheidsverordening moet de toegang van een publiek toegankelijke ruimte kleiner dan 150m² voldoen aan artikel 10§1, artikel 12 t.e.m. 14, artikel 16, 18, 19, artikel 22 t.e.m. 25 en artikel 33.
Dit artikel bepaalt ook dat die verplichting niet geldt bij verbouwingswerken als de normen alleen gehaald kunnen worden doorwerkzaamheden die constructief niet in verhouding staan tot de gevraagde verbouwing.
De aanvraag is niet in overeenstemming met volgende artikels:
Artikel 12 stelt dat in alle delen van een constructie waarop het besluit van toepassing is, een draairuimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, voorzien moet worden, met een doormeter van minstens 150cm.
Toetsing: In de gemeenschappelijke inkom is dergelijke draairuimte niet voorzien.
Artikel 18 bepaalt hoe niveauverschillen overbrugd moeten worden. Niveauverschillen tot en met 18cm moeten minstens overbrugd worden door een kunstmatig aangelegde of natuurlijke helling. In het geval van buitenruimtes of bij overgangen tussen buiten- en binnenruimtes zijn niveauverschillen tot 2cm zonder overbrugging toegelaten.
Toetsing: het niveauverschil ter hoogte van inkom bedraagt 22cm. Dit niveauverschil wordt niet overbrugd met een helling.
Om de aanvraag in overeenstemming te brengen, zijn aanpassingen aan de voorgevel en het vloerniveau binnenin vereist. Het verlagen van het vloerniveau wordt niet voorzien en betreft een complexe ingreep door de aanwezigheid van een kelderverdieping.
In de toelichting bij artikel 3 van de toegankelijkheidsverordening wordt o.a. het volgende vermeld: “De verplichtingen voor de kleine gebouwen die wel een toegankelijke toegangsdeur moeten hebben, worden met deze wijziging uitgebreid tot alle verplichtingen m.b.t. de toegang tot een gebouw en de mogelijkheid om deze toegang te gebruiken. Het heeft immers geen zin de toegangsdeur toegankelijk te maken, als de weg ernaar toe, door bv. de aanwezigheid van trapjes voor de deur, niet toegankelijk is of als er geen ruimte voor de deur die een rolstoelgebruiker in staat stelt de deur te openen. Dit kan er uiteraard niet toe leiden dat bij verbouwingswerken bv. het grondpeil van de gelijkvloerse verdieping verlaagd moet worden. Dit zou te ver gaan. Dit zijn duidelijk werkzaamheden die constructief niet in verhouding staan tot de gevraagde verbouwing in de zin van dit besluit.”
Er dient aldus geconcludeerd te worden dat de aanvraag niet strijdig is met de bepalingen van de toegankelijkheidsverordening, daar de normen alleen gehaald kunnen worden door werkzaamheden die constructief niet in verhouding staan tot de gevraagde verbouwing.
4.4. Uitgeruste weg
Het bouwperceel is gelegen aan een voldoende uitgeruste gemeenteweg.
5. WATERPARAGRAAF
5.1. Ligging project
Het project ligt in een afstroomgebied in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West. Het project ligt in de nabijheid van waterloop in beheer van De Vlaamse Waterweg nv - Afd Regio West.
Volgens de kaarten bij het Watertoetsbesluit is het project:
- niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied voor zeeoverstroming.
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen vanuit een waterloop (fluviaal).
- niet gelegen in een gebied gevoelig voor overstromingen door intense neerslag (pluviaal).
- niet gelegen in een signaalgebied.
Het perceel is momenteel volledig bebouwd.
5.2. Verenigbaarheid van het project met het watersysteem
Droogte
Het hemelwater dat neervalt moet op eigen terrein maximaal vastgehouden worden en niet afgevoerd. Om hier concreet uitvoering aan te geven werd het project aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en het algemeen bouwreglement van de stad Gent inzake hemelwater getoetst.
De voorliggende aanvraag wijzigt noch de bebouwde noch de verharde oppervlakte. Wel wordt voorzien om het platte dak van de teruggetrokken dakverdieping niet uit te voeren als groendak. Gelet op de vrijstelling met betrekking tot het verplicht plaatsen van een hemelwaterput, kan niet akkoord worden gegaan met het uitvoeren van dit dak als plat dak. Deze vrijstelling impliceert echter de verplichting tot het inrichten van de nieuwe platte daken als groendak.
Mits het uitvoeren van dit dak als groendak, kan door het uitvoeren van de aangevraagde werken of handelingen geen schadelijk effect voor de waterhuishouding ontstaan.
Structuurkwaliteit en ruimte voor waterlopen
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
Overstromingen
Het projectgebied is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig. Er wordt geen effect op het overstromingsregime verwacht.
Waterkwaliteit
Het project heeft hierop geen betekenisvolle impact.
5.3. Conclusie
Er kan besloten worden dat voorliggende aanvraag mits toepassing van bovenstaande maatregelen de watertoets doorstaat.
6. PROJECT-M.E.R.-SCREENING
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening en heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij dit besluit. Dit wil zeggen dat er voor voorliggend project een project-m.e.r.-screening moet opgemaakt worden.
Een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Na onderzoek van de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, wordt geoordeeld dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, zoals ook uit de project-m.e.r.-screeningsnota blijkt. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat een nieuw project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten, zodat de opmaak ervan dan ook niet noodzakelijk is.
7. BEKENDMAKING
De aanvraag volgt de vereenvoudigde procedure en moest dus niet aan een openbaar onderzoek worden onderworpen.
Aangezien de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom, werd met een beveiligde zending het standpunt van de eigenaars van de aanpalende percelen gevraagd. Er werden geen bezwaren ingediend binnen de vervaltermijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de dag van ontvangst van het verzoek om een standpunt.
8. OMGEVINGSTOETS
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Programma en indeling
Voorliggende aanvraag strekt tot het regulariseren van een aantal wijzigingen ten opzichte van de vergunde toestand. Het programma, 3 woonentiteiten en een handelsruimte, op het gelijkvloers blijven behouden. Binnen de omgevingscontext sluit de functie goed aan bij de bestaande handelszaken met bovenliggend wonen. Het verweven van een handelsfunctie met wonen bevordert de sociale controle na sluitingsuur van de winkels en zorgt voor een levendige stad. Het is dan ook positief dat de combinatie van wonen en handel behouden blijven.
De te regulariseren hebben geen fundamentele impact op de indeling en inrichting van de appartementen. Ten opzichte van de vergunde toestand wordt meer ruimte voor bergingen voorzien, hetgeen positief is.
De twee 1-slaapkamerappartementen beschikken niet over een private buitenruimte en bij het 2-slaapkamerappartement wordt één van de twee terrassen geschrapt. Ook wordt op gebouwniveau onvoldoende een mix voorzien (een te groot aantal kleine entiteiten en geen grote entiteiten) en ligt de gemiddelde netto vloeroppervlakte lager dan 75m². Deze elementen worden betreurd, maar gelet op het feit dat het om een rechtmatig tot stand gekomen meergezinswoning gaat waarbij het aantal woongelegenheden niet wijzigt en waarbij de indeling van de woonentiteiten niet (grondig) gewijzigd wordt, kan alsnog akkoord worden gegaan met het behoud van de indeling. Bij het 2-slaapkamerappartementen heeft het overgebleven terras nog een voldoende grote oppervlakte in verhouding tot het appartement zelf.
Volume
De aangevraagde werken die een impact hebben op het volume van het gebouw betreffen het supprimeren van het dakterras op verdieping +3 (uitvoeren als bouwvolume), het groter uitvoeren van de dakverdieping en het herontwerpen van de voorgevel waarbij een gevelafwerking is voorzien die 6cm voorbij de rooilijn komt.
Het supprimeren van het dakterras op verdieping +3 heeft nagenoeg geen ruimtelijke impact vermits dit geen bijkomende ophoging van de scheidingsmuren impliceert. Zowel links, rechts als achteraan kunnen de vergunde scheidingsmuren behouden worden.
Het groter uitvoeren van het dakvolume, zowel in diepte als in hoogte, brengt wel een beperkte uitbreiding van de scheidingsmuren met zich mee. Evenwel valt de dakverdieping binnen het theoretische gabarit van een hellend dak van 45° en zijn deze uitbreidingen beperkt tot kleine ‘driehoekjes’. De ruimtelijke impact ervan is dan ook aanvaardbaar.
Er is principieel geen bezwaar tegen het gewijzigde ontwerp van de voorgevel. De materialisatie en architectuur past binnen het straatbeeld van de Brabantdam (zie ook verder onder Erfgoed). De gevel oogt meer gesloten ten opzichte van de vergunde toestand, maar wordt zeker nog ervaren als een voldoende levendige gevel. Het schrappen van de geperforeerde staalplaat, ter hoogte van de handelsruimte, is ook een positieve ingreep.
Wat wel onaanvaardbaar is inzake de voorgevel, is dat de nieuwe gevelafwerking met 6cm de rooilijn overschrijdt. In de vorige vergunning werd als bijzondere voorwaarde opgenomen dat de voorgevel zo diep moest afgekapt worden als de volledige dikte van de nieuwe gevelbekleding zodat het nieuwe gevelvlak na afwerking de rooilijn volgt. Deze voorwaarde werd aldus niet nageleefd.
Het overschrijden van de rooilijn kan (onder bepaalde voorwaarden) aanvaard worden indien dit uitgaat van het isoleren van een bestaande gevel, waarbij al dan niet de bestaande gevelafwerking wordt verwijderd. Dit wordt desgevallend gezien als een tijdelijke gedoogzaamheid. In voorliggende aanvraag moet vastgesteld worden dat, in tegenstelling tot wat werd aangegeven in de vorige aanvraag, de volledige voorgevel werd vernieuwd (afwerking + dragende structuur). Het gaat hier dus om een grondige verbouwing waarbij de volledige voorgevel werd vernieuwd en er dus de mogelijkheid was om de dragende structuur zo te voorzien dat de nieuwe afwerking volledig binnen de rooilijn valt. Dit standpunt werd reeds ingenomen bij de vorige aanvraag door het opleggen van de voorwaarde met betrekking tot de nieuwe gevelafwerking en blijft aangehouden. De motivatie aangereikt in de beschrijvende nota dat na het strippen van het bestaande gebouw en na ontvangst van het EPB-verslag er bijkomende isolatie moest voorzien worden, wordt dus niet aangenomen vermits de voorgevel niet louter werd gestript maar volledig werd herbouwd. De bouwheer was, gelet op de aard en omvang van de werken, in de mogelijkheid de volledige gevelafwerking op eigen terrein te voorzien.
Erfgoed
Vanuit de ligging in CHE-gebied bewaakt de Dienst Stadsarcheologie en Monumentenzorg onder andere de inpassing van het ontwerp in de historisch waardevolle omgeving. In navolging van de bijzondere voorwaarden die gekoppeld waren aan de vergunning van 2018 werd geopteerd voor een architectuur en materialisatie met een sober karakter (lichtgrijze natuursteen en zwart aluminium schrijnwerk). Het geheel is passend binnen het straatbeeld van de Brabantdam, waarbij historisch waardevolle panden worden afgewisseld met hedendaagse architectuur.
De bovenste verdieping betreft een teruggetrokken bouwlaag met terras aan de straatzijde. In het nieuwe ontwerp wordt de borstwering bovenop de kroonlijst geplaatst, waardoor deze (beperkt) zichtbaar zal zijn vanop de straat. Om de zichtbaarheid van deze borstwering te beperken, en om de strakke en sobere vormgeving van het gevelbeeld consequent aan te houden, dient de borstwering geplaatst te worden zoals oorspronkelijk vergund, namelijk achter de kroonlijst.
De overige ingrepen (plaatsen van stijlwanden, aanpassingen in de kelder, beperkt optrekken van de totale bouwhoogte) hebben geen invloed op de erfgoedwaarde van het pand of op de beeldwaarde van het gebouw.
Conclusie
Er blijken een aantal elementen te zijn die een aanpassing vereisen: de borstwering bij de bovenste verdieping dient aangepast te worden, alsook dient het platte dak van deze verdieping uitgevoerd te worden als groendak (binnen de aangevraagde hoogtes). Dit zijn elementen die in principe als bijzondere voorwaarde zouden kunnen worden opgelegd.
Evenwel kan er niet akkoord worden gegaan met het voorstel om de gevelafwerking 6cm voorbij de rooilijn te voorzien, hetgeen noopt tot het weigeren van de aanvraag in zijn totaliteit. De wijzigingen die noodzakelijk zijn hieromtrent vereisen grondigere wijzingen waardoor het louter – opnieuw – opleggen van de voorwaarden niet aangewezen is.
CONCLUSIE
Ongunstig, de aanvraag is niet in overeenstemming met de wettelijke bepalingen (artikel 13 en 14 van het Algemeen Bouwreglement), noch verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg (plaatsing borstwering bij het terras aan de voorzijde thv verdieping +4 en overschrijden rooilijn met 6cm ten gevolge van de nieuwe gevelafwerking).
WAAROM WORDT DEZE BESLISSING GENOMEN?
Het college van burgemeester en schepenen moet over de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag een beslissing nemen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij bovenstaand verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar en neemt het tot haar eigen motivatie.
Bekendmaking
De beslissing wordt bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Het college van burgemeester en schepenen weigert de omgevingsvergunning voor het regulariseren van de feitelijke situatie van een meergezinswoning met handelsgelijkvloers aan de heer Ahmed El-Saidy gelegen te Brabantdam 47, 9000 Gent.